Kruimelpad
Artikel 57 Groeipakketdecreet
Tekst
Dit artikel werd gewijzigd door het decreet van 21 mei 2021 tot wijziging van diverse decreten over welzijn, volksgezondheid en gezin (B.S. 18.06.2021)
§1. Beide ouders van het rechtgevende kind worden aangewezen als begunstigden van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2.
§2. Slechts één van de ouders wordt aangewezen als begunstigde van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2, in de volgende situaties:
1° de overlevende ouder als één ouder overleden is;
2° de ouder met exclusief ouderlijk gezag;
3° de aanwezige ouder als ten aanzien van één ouder een vermoeden van afwezigheid als vermeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld door de vrederechter;
4° de niet uit de ouderlijke macht ontzette ouder als een van de ouders uit de ouderlijke macht is ontzet;
5° de bekende ouder als één ouder niet bekend is.
§3. Het rechtgevende kind is de begunstigde van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2:
1° als het gehuwd is;
2° als het ontvoogd is of de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, en als het zijn woonplaats niet bij zijn ouders of werkelijke opvoeders heeft. Aan die laatste voorwaarde is voldaan als het kind beschikt over een afzonderlijke woonplaats, namelijk de plaats die als hoofdverblijf is ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, of als met officiële documenten wordt aangetoond dat de gegevens in de bevolkingsregisters niet of niet meer overeenstemmen met de realiteit;
3° als het zelf begunstigde is voor een of meer van zijn kinderen.
Het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, kan evenwel in zijn eigen belang een andere persoon als begunstigde aanwijzen, op voorwaarde dat die persoon met het kind in kwestie verbonden is door verwantschap of aanverwantschap in de eerste graad. De verwantschap die verworven is door adoptie, wordt in aanmerking genomen. Als het rechtgevende kind zijn woonplaats niet bij de aangewezen persoon heeft, heeft de aanwijzing geen wijziging van de gezinssamenstelling van die persoon tot gevolg en kan dit kind niet worden meegeteld in het gezin van die persoon tot bepaling van de gezinsgrootte voor de toepassing van artikel 18.
De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, een andere persoon als begunstigde kan aanwijzen.
Het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, is rechtsbekwaam om zelf als eiser of verweerder in rechte op te treden in de geschillen over zijn rechten op de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2.