Artikel 106 uit Kinderbijslagwet werknemers

Tekst

De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemrs zal een reservefonds voor de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie samenstellen door middel van :

1° de overschotten waarvan sprake in artikel 108, eerste lid, 3° ;

2° alle andere middelen, welke hem mochten worden toegekend.

Het reservefonds is bestemd :

1° in hoofdzaak om in eventuele onvoldoende inkomsten te voorzien ;

2° tot definitieve dekking van de ten onrechte betaalde gezinsbijslag die niet kan teruggevorderd worden wegens de verjaring bedoeld in artikel 120bis, of op grond van de bepalingen van artikel 17 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde;

3° [Opgeheven vanaf 01.01.2014 - Programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013)];

4° (opgeheven);

5° [Opgeheven vanaf 01.01.2014 - Programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013);

6° tot dekking van de verliezen veroorzaakt door elke andere oorzaak, mits het voorafgaand akkoord van de minister bevoegd voor Sociale Zaken.

7° [Opgeheven vanaf 01.01.2014 - Programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013)].

Het reservefonds van de Rijksdienst is, daarenboven, bestemd om de thesauriemiddelen nodig voor de uitbetaling van de kinderbijslagen te stijven in afwachting van de inning van de bijdragen.

Ten opzichte van de werknemers die vóór 1.1.1999 in dienst zijn getreden, blijft het tweede lid, 4° van toepassing op de betrokken werkgevers als volgt (Wet van 10.06.1998, B.S. 15.08.1998):

"4° tot dekking van de verliezen veroorzaakt door in gebreke gebleven aangeslotenen;".

Historiek

De programmawet van 28.06.2013, art. 46 (B.S. 01.07.2013), van kracht vanaf 01.01.2014, heeft in het artikel 106, tweede lid, de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :

"2° tot definitieve dekking van de ten onrechte betaalde gezinsbijslag die niet kan teruggevorderd worden wegens de verjaring bedoeld in artikel 120bis, of op grond van de bepalingen van artikel 17 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde;";

2° de bepalingen onder 3°, 5° en 7° worden opgeheven.

Referenties

MO 545 van 27 september 1996 - Kinderbijslag voor verdwenen kinderen

CO 656 van 17 augustus 1962 - Gezinsbijslag uit het reservefonds

CO 855 van 15 juli 1969 - Betaling van gezinsbijslag uit het reservefonds van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, ten behoeve van sommige categorieën werklozen die geen werkloosheidsuitkering genieten en die evenmin recht hebben op kinderbijslag

CO 877 van 10 juli 1970 - Toestand van de werkvrouwen en van de dienstboden voor wie hoofdelijke bijdragen verschuldigd waren

CO 895 van 27 april 1971 - Toekenning van kinderbijslag uit het reservefonds van de Rijksdienst voor de gevallen waarin het overlijden van de rechthebbende alle recht op bijslag doet vervallen

CO 1169 van 14 november 1986 - Ten laste leggen van het reservefonds van het niet recupereerbaar gedeelte van de ten onrechte uitbetaalde gezinsbijslag over de periode 1 april 1985 tot de laatste verrichte betaling, ingevolge de schrapping van art. 6 uit de bijlage 5 van de E.E.G. - Verordening 574/72

CO 1242 van 17 januari 1991 - Ten laste leggen van het reservefonds van de wezenbijslag welke naar aanleiding van de schrapping van art. 6, lid 4 van het Belgisch-Nederlands akkoord van 7 februari 1964 ten onrechte werd betaald aan weduwen die in Nederland wonen

CO 1279 van 18 augustus 1994 - Toekenning van gezinsbijslag voor 1994 uit het reservefonds van de kinderbijslag en het kraamgeld ten behoeve van sommige categorieën van rechthebbenden die niet beoogd zijn bij de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers

CO 1299 van 19 september 1996 - Kinderbijslag voor verdwenen kinderen

CO 1300 van 30 september 1996 - Toekenning van kinderbijslag voor de jaren 1995 en 1996 ten laste van het reservefonds van de Rijksdienst voor bepaalde categorieën van rechthebbenden, niet bedoeld door de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers