Kruimelpad
Artikel 111 uit Kinderbijslagwet werknemers
Tekst
De gezinsbijslag, betaald door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers met toepassing van artikel 101, derde lid, 2°, 3°, 4°, 7°, 8° en 9°, vierde, vijfde en zesde lid, en de daarop betrekking hebbende administratiekosten worden door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, B.I.A.C., of de bij artikel 3, 2°, bedoelde openbare instellingen aan de Rijksdienst terugbetaald volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten.
De administratiekosten die worden gestort door de in artikel 101, derde lid, 9°, bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen, worden vastgesteld op 1,35 % van het bedrag van de in hun plaats betaalde kinderbijslag, wegens de overdracht, door die rechtspersonen, van het type gegevens dat het, overeenkomstig de bij de Koning vastgestelde nadere regels, mogelijk maakt dat het percentage van de aan de Rijksdienst verschuldigde kosten kan worden verminderd.
De overheid belast met de terugbetaling van de gezinsbijslag betaald door de Rijksdienst met toepassing van artikel 101, vijfde lid, wordt door de Koning aangewezen.
Van kracht vanaf 30 april 1996, behalve in zover het verwijst naar de toepassing van artikel 101, 4de lid in welk geval het uitwerking heeft vanaf 1 oktober 1995 - Wet van 29 april 1996, art. 58 en 63, 5° - B.S. 30.4.1996, 2de editie
Historiek
De wet van 04.04.2014 tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, art. 105 (B.S. 05.05.2014 - erratum B.S. 27.06.2014), van kracht vanaf 11.07.2013, heeft in het artikel 111 de woorden "vierde en vijfde lid" vervangen door de woorden "vierde, vijfde en zesde lid".