Kruimelpad
Artikel 112 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr. 290 van 30.03.1936 (B.S. 07.04.1936 ; Err. B.S. 24.04.1936), van kracht vanaf 01.01.1937 heeft een artikel 52bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 52bis. Voor de toepassing van voorgaand artikel, dient een familie als weinig vermogend beschouwd, wanneer de gezamenlijke inkomsten van haar leden niet overschrijden :
13,500 frank in de gemeensten van minder dan 5,000 inwoners ;
15,000 frank in de gemeenten van 5,000 tot 30,000 inwoners ;
17,000 frank in de gemeenten van meer dan 30,000 inwoners ;
18,000 frank te Antwerpen, Brussel, Gent en Luik en in de voorsteden daarvan, welk ook het aantal inwoners weze.
Bovendien mogen bedoelde inkomsten slechts ten bedrage van één tiende van deze maxima, opbrengsten van kapitalen of van onroerende goederen bevatten.
Voor elk kind of voor de jongelieden minder dan zestien jaar oud, deel uitmakend en uitsluitend of in hoofdzaak ten laste zijnde van de familie, worden bedoelde maxima verhoogd. De verhooging bedraagt 5 t.h. voor het eerste van die kinderen of jongelieden, evenveel voor het tweede en 10 t.h. voor ieder der volgende, zonder in het geheel 50 t.h. te mogen overschrijden.
Met de kinderen en de jongelieden, beneden zestien jaar, worden gelijkgesteld :
a) De jongelieden van zestien tot achttien jaar die nog studeeren of een ambacht aanleeren, onder de in artikel 19, alinea's 2 en volgende, vermelde voorwaarden ;
b) De jongelieden of de volwassenen die wegens hun lichaams- of geestesgesteldheid, vastgesteld als gezegd in de slotalinea van artikel 19bis, ongeschikt zijn om eenig beroep, dat van dienstbode inbegrepen, uit te oefenen.
Voor de berekening van de inkomsten wordt rekening gehouden met :
a) Het kadastraal inkomen van de in vollen eigendom of in vruchtgebruik toebehoorende onroerende goederen ;
b) Het netto-bedrag van de voordeelen, winsten en andere bedrijfsinkomsten, zooals deze voor de toepassing van de bedrijfsbelasting in aanmerking komen ;
c) Het werkelijk bedrag van alle andere inkomsten, namelijk van de inkomsten van roerende kapitalen van allen aard, zonder dat er valt te onderscheiden of de belanghebbende persoon er eigenaar of vruchtgebruiker van is.
Bij koninklijk besluit zullen de gemeenten bepaald worden die, voor de toepassing van dit artikel, te beschouwen zijn als behoorende tot de agglomeraties van Antwerpen, Brussel, Gent en Luik."