Artikel 23 uit Kinderbijslagwet werknemers

Artikel 8 van de wet van 04.08.1930 (B.S. 04.09.1930), van kracht vanaf 14.09.1930, was als volgt opgesteld :

"De toelating der compensatiekassen is daarenboven aan de volgende voorwaarden onderworpen :

1° Buiten het toekennen van gezinsvergoedingen, mag de betrokken vereeniging enkel tot doel hebben het uitreiken van geboorte- en zoogpremiën, of het toekennen van andere voordelen met het oog op het verbeteren van de stoffelijke toestand der gezinnen ;

2° De statuten der vereeniging vermelden de streek, waartoe de betrokken werkgevers moeten hooren, en, desgevallend, het beroep dat ze dienen uit te oefenen ;

3° De aangesloten werkgevers dienen ten minste zeven in getal te zijn.

Daarenboven dienen ze samen minstens vijftienhonderd personen als werkvolk in dienst te hebben.

Deze minima kunnen, in bijzondere gevallen, bij K.B. worden verlaagd en dit op een eensluidend advies der commissie, waarvan het oprichten voorzien is bij art. 15 hierna, zonder nochtans te mogen gebracht worden op minder dan drie aangeslotenen en vijfhonderd werklieden."