Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 28 uit Kinderbijslagwet werknemers

    De Koning kan de toelating intrekken:
    a) op gemotiveerd advies van het beheerscomité van de Rijksdienst, gebaseerd op het verslag van de evaluatie waarvan sprake in het artikel 94, § 2, a);
    b) als het vermogen van het reservefonds van het kinderbijslagfonds gedurende tenminste drie opeenvolgende dienstjaren niet volstaat om de onverschuldigd betaalde gezinsbijslagen bedoeld in artikel 91, § 4, 2° tot 5°, en de verliezen bedoeld in artikel 91, § 4, 6°, te dekken;
    c) als het vermogen van de administratieve reserve van het kinderbijslagfonds gedurende ten minste drie opeenvolgende dienstjaren niet volstaat om de tekorten bedoeld in artikel 94, § 7, 3°, aan te zuiveren.

    Indien de Koning in de in het eerste lid bedoelde gevallen niet beslist tot intrekking van de toelating, kan het beheerscomité van de Rijksdienst, met het oog op het herstel van de financiële toestand van het kinderbijslagfonds, het kinderbijslagfonds verplichten hem, binnen een door hem gestelde termijn, een herstelplan voor te stellen. Bij gebrek aan een geschikt plan binnen de gestelde termijn, kan het beheerscomité zelf een herstelplan opleggen aan het kinderbijslagfonds.

    In dit geval kan het kinderbijslagfonds tegen het opgelegde herstelplan beroep instellen bij de Minister van Sociale Zaken, binnen vijftien kalenderdagen volgend op de kennisgeving van het herstelplan door het beheerscomité van de Rijksdienst. Het beroep is niet opschortend. De Minister neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen volgend op de datum van het beroep. Na afloop van het herstelplan verstrekt het beheerscomité van de Rijksdienst een gemotiveerd advies aan de Minister.

    De wet van 12.08.2000, art. 78 (B.S. 31.08.2000), van kracht vanaf 01.01.2000,heeft artikel 28 vervangen door de volgende bepaling:

    "De Koning kan de toelating intrekken:

    a) op gemotiveerd advies van het beheerscomité van de Rijksdienst, gebaseerd op het verslag van de evaluatie waarvan sprake in het artikel 94, § 2, a);
    b) als het vermogen van het reservefonds van het kinderbijslagfonds gedurende tenminste drie opeenvolgende dienstjaren niet volstaat om de onverschuldigd betaalde gezinsbijslagen bedoeld in artikel 91, § 4, 2° tot 5°, en de verliezen bedoeld in artikel 91, § 4, 6°, te dekken;
    c) als het vermogen van de administratieve reserve van het kinderbijslagfonds gedurende ten minste drie opeenvolgende dienstjaren niet volstaat om de tekorten bedoeld in artikel 94, § 7, 3°, aan te zuiveren.

    Indien de Koning in de in het eerste lid bedoelde gevallen niet beslist tot intrekking van de toelating, kan het beheerscomité van de Rijksdienst, met het oog op het herstel van de financiële toestand van het kinderbijslagfonds, het kinderbijslagfonds verplichten hem, binnen een door hem gestelde termijn, een herstelplan voor te stellen. Bij gebrek aan een geschikt plan binnen de gestelde termijn, kan het beheerscomité zelf een herstelplan opleggen aan het kinderbijslagfonds.

    In dit geval kan het kinderbijslagfonds tegen het opgelegde herstelplan beroep instellen bij de minister van Sociale Zaken, binnen vijftien kalenderdagen volgend op de kennisgeving van het herstelplan door het beheerscomité van de Rijksdienst. Het beroep is niet opschortend. De minister neemt een beslissing binnen dertig kalenderdagen volgend op de datum van het beroep. Na afloop van het herstelplan verstrekt het beheerscomité van de Rijksdienst een gemotiveerd advies aan de minister.
     

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top