Kruimelpad
Artikel 47 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
De wet van 29.12.1990, art. 77 (B.S. 09.01.1991), van kracht vanaf 01.04.1991, heeft het art. 47 vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. De bedragen bedoeld in de artikelen 40 of 50bis worden, volgens de graad van zelfredzaamheid van het kind, verhoogd met een bijslag van 6.087 frank, 6.663 frank of 7.123 frank, voor elk gehandicapt kind van minder dan 21 jaar dat getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct.
De zelfredzaamheid van het kind wordt geëvalueerd door vergelijking met een kind van dezelfde leeftijd dat niet gehandicapt is.
De lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid evenals de zelfredzaamheid van het kind kunnen van ambtswege worden herzien onder de voorwaarden bepaald door de Koning.
De Koning bepaalt door wie, volgens welke criteria en op welke wijze de lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid en de zelfredzaamheid van het kind worden vastgesteld, evenals de voorwaarden waaraan het kind moet voldoen.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bedragen bedoeld in het eerste lid wijzigen.
§ 2. In geval van verminderde zelfredzaamheid tengevolge van een weigering van behandeling wordt de bijslag, bedoeld in § 1, niet
toegekend.
De weigering van behandeling wordt vastgesteld door een commissie samengesteld uit vier leden, drie geneesheren en één magistraat, die het voorzitterschap waarneemt. Voor elke taalrol wordt één commissie ingesteld.
De leden worden aangewezen door de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, voor een periode van vier jaar.
De werkingsregels van voornoemde Commissie worden door de Koning bepaald."
________________________________________________________________________________
Een overgangsbepaling werd ingevoegd (art. 96 van de wet van 29.12.1990, B.S. 9.01.1991, van kracht vanaf 1.04.1991), luidend als volgt :
"De niet in artikel 95 bedoelde gerechtigden op bijslag met toepassing van de artikelen 47 en 63 van de gecoördineerde wetten, zoals ze van toepassing waren vóór de wijziging bij deze wet, kunnen vóór 1 april 1992 geen aanvraag indienen tot herziening in het raam van deze wettelijke bepalingen.
Indien de beslissing de toekenning van een hoger bedrag met zich brengt na een herzieningsaanvraag, heeft ze uitwerking vanaf de eerste dag van de maand in de loop waarvan de feiten zich voordoen, die deze beslissing rechtvaardigen zonder nochtans uitwerking te mogen hebben vóór 1 april 1991.
Indien de beslissing de toekenning van een lager bedrag met zich brengt na een herzieningsaanvraag, heeft ze uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de kennisgeving van de beslissing.
De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder een herziening van ambtswege of een herziening op verzoek wordt gedaan.