Kruimelpad
Artikel 51 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr. 290 van 30.03.1936, (B.S. 7.4.1963 ; err. B.S. 24.04.1936), van kracht vanaf 01.07.1936, heeft artikel 20 vervangen door de volgende bepaling :
"Komen voor de gezinsvergoedingen in aanmerking, de kinderen van de werklieden, de bedienden en in 't algemeen van alle, onverschillig in welke hoedanigheid door aan de aan deze wet onderworpen werkgevers aan den arbeid gebezigde personen van Belgische nationaliteit.
Voor iederen werkman wordt rekening gehouden met zijn eigen kinderen, met die van zijn echtgenoot, met de gemeenschappelijke kinderen van de echtelingen.
Komen ook in aanmerking de kinderen die den arbeider uitsluitend of hoofdzakelijk te zijnen laste heeft, 't zij om het feit dat ze door den vader of door de moeder werden verlaten, 't zij wegens overlijden van den vader of van de moeder of om reden dat deze wegens invaliditeit in de onmogelijkheid zijn eenig beroep uit te oefenen.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt een kind niet aangezien als zijnde verlaten door zijn vader en moeder, indien wordt uitgemaakt dat deze niet geheel hebben opgehouden te voorzien in of bij te dragen tot zijn onderhoud. Dit geldt ook wanneer bewezen wordt dat al de betrekkingen tussen de ouders en het kind niet afgebroken zijn.
Een arbeider kan ook aanspraak maken op gezinsvergoedingen uit hoofde van de kinderen die hij zou opgenomen hebben en die hij uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste zou hebben om een moeder van een kinderrijk gezin te helpen die, terzelfdertijd als haar kinderen door haren man werd verlaten of waarvan zij zich in de onmogelijkheid bevindt eenig beroep uit te oefenen, om redenen van de zorgen die zij aan haar kinderen en aan haar huishouden moet besteden.
Er wordt geen rekening meer gehouden met de eigen kinderen van den uit den echt of van tafel en bed gescheiden echtgenoot, wat betreft de vergoedingen waarop de arbeid van den anderen echtgenoot recht geeft, tenzij ze werkelijk uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste van laatstgenoemde zijn gebleven.
De gezinsvergoedingen zijn eveneens verschuldigd ten bate van de erkende onechtelijke kinderen.
Met de behoorlijk door hun moeder erkende onechtelijke kinderen dienen te worden gelijkgesteld deze waarvan de geboorteakte den naam van de moeder vermeldt.
De arbeider heeft recht op gezinsvergoedingen voor zijne kleinkinderen, indien zij, in feite, uitsluitend of hoofdzakelijk ten zijnen laste zijn en indien, anderzijds, het voordeel der gezinsvergoedingen hun nog niet wordt verzekerd bij toepassing van de bepaling van alinea 2 van dit artikel.
De statuten of de reglementen van de compensatiekassen mogen de vreemde arbeiders met de arbeiders van Belgische nationaliteit gelijk stellen.
Die gelijkstelling kan bij koninklijk besluit verplichtend worden gemaakt.
De gezinsvergoedingen zijn niet verschuldigd ten bate van de buiten het Rijk opgevoede kinderen."