Kruimelpad
Artikel 55 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr 7 van 18.04.1967, art. 7 (B.S. 20.04.1967), van kracht vanaf 01.07.1967, heeft artikel 55 vervangen door de volgende bepaling :
"De geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefenende echtgenote die verlaten wordt door haar man en ten gevolge van die verlating ophoudt kinderbijslag te ontvangen, heeft recht op kinderbijslag ten behoeve van :
1° de door haar grootgebrachte kinderen die deel uitmaken van het gezin op het tijdstip van de verlating ;
2° haar binnen de drie maand na de verlating geboren kind of kinderen ;
Het recht op kinderbijslag wordt verleend voor een periode van drie maand vanaf de datum van de verlating, op voorwaarde dat de echtgenote hiervan binnen de twee maand aangifte doet bij de vrederechter van haar woonplaats.
De man mag op het tijdstip van de verlating niet horen onder de bij artikel 59 bepaalde gevallen van uitsluiting.
De in dit artikel bedoelde kinderbijslag is verschuldigd door het kindersbijslagfonds, de overheid of de openbare instelling waarbij de man vóór de verlating laatstelijk wegens zijn arbeid kinderbijslag verwierf.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een echtgenote niet als verlaten aangezien, indien haar man van zijn vrijheid is beroofd krachtens een veroordeling, een maatregel van voorlopige hechtenis of een beslissing genomen bij toepassing van de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en de gewoontemisdadigers of van de wet van 27 november 1891 tot beteugeling der landloperij en de bedelarij."