Kruimelpad
Artikel 56 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr. 29 van 15.12.1978, art. 9 en 21 (B.S. 31.01.1979), van kracht vanaf 01.01.1979, heeft artikel 56 als volgt gewijzigd :
- alinea 1, 3° werd vervangen door de volgende bepaling :
"3° de niet onder 1° of 2° bedoelde zieke werknemer, die ten minste 66 % arbeidsongeschikt is en die in de loop van de driehonderd vijfenzestig dagen welke de arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 % onmiddellijk voorafgaan, over ten minste honderd vijftig dagen de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op kinderbijslag krachtens deze wetten, het koninklijk besluit nr 48 betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan de gedetineerden (stelsel van de werknemers) of het koninklijk besluit nr 49 betreffende de gezinsbijslag voor werklozen."
- alinea 1, 4° werd vervangen door de volgende bepaling :
"4° de niet onder 1° of 2° bedoelde door een ongeval getroffen werknemer die ten minste 66 % arbeidsongeschikt is."
- § 2, alinea 1, 2°, 3° en 4° werden vervangen door de volgende bepalingen :
"2° in de § 1, 2°, 3° en 4° bedoelde werknemer, vanaf de zevende maand van arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 pct ;
3° de niet onder 1° of 2° bedoelde werknemer die ten minste 65 pct. arbeidsongeschikt is en onmiddellijk vóór zijn tewerkstelling kinderbijslag verwierf bij toepassing van artikel 56quinquies ;
4° de niet onder 1°, 2° of 3° bedoelde werknemer, die ten minste 66 % arbeidsongeschikt was vooraleer hij werkelijk een beroepsbedrijvigheid begon uit te oefenen, indien hij tijdens een periode van driehonderd vijfenzestig dagen over ten minste honderdtwintig dagen de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op kinderbijslag krachtens deze wetten, het koninklijk besluit nr 48 betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan de gedetineerden (stelsel van de werknemers) of het koninklijk besluit nr 49 betreffende gezinsbijslag voor werklozen."
- § 3 werd aangevuld met de volgende bepaling :
"De kinderbijslag is evenwel verschuldigd door het kinderbijslagfonds, de overheid of de openbare instelling die bevoegd is de kinderbijslag te verlenen ingevolge de arbeid van de minder-valide in het geval bedoeld in § 2, eerste lid, 3°."
- een overgangsbepaling werd ingevoegd, luidend als volgt:
"Wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden bepaald bij de artikelen 55, derde lid, 56, § 1, eerste lid, 3° en § 2, eerste lid, 4°, 56quater, eerste lid en 57, tweede lid van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en bij artikel 2, tweede lid van het koninklijk besluit nr 48 van 24 oktober 1967, betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan de gedetineerden, de werknemer die respectievelijk op het ogenblik van de verlating, de arbeidsongeschiktheid, het overlijden, de pensionering of de vrijheidsberoving, niet hoorde onder de gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 59 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, zoals het bestond vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Dit artikel is alleen toepasselijk zo de in het eerste lid bedoelde omstandigheid zich heeft voorgedaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit."