Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 56 uit Kinderbijslagwet werknemers

    De wet van 27.03.1951, art. 28 (B.S. 31.03.1951), van kracht vanaf 01.04.1951, heeft artikel 56 vervangen door de volgende bepaling :

    "Is op de kinderbijslag tot de bij artikelen 40 en 42 bepaalde bedragen gerechtigd :

    1° De zieke of door ongeval getroffen arbeider die de bij de reglementering betreffende de inrichting van de verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit bepaalde vergoeding van primaire ongeschiktheid tot werken geniet ;

    2° De zieke of door een ongeval getroffen arbeider die deze vergoeding niet geniet, voor zover hij niet onder de bij artikel 59 bepaalde gevallen van uitsluiting hoort en door een ongeschiktheid tot werken van ten minste 66 t.h. getroffen is.

    Is op de kinderbijslag tot de bij artikel 59ter bepaalde bedragen gerechtigd :

    1° De zieke of door een ongeval getroffen arbeider die de bij de reglementering betreffende de inrichting van de verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit bepaalde invaliditeitsvergoeding geniet ;

    2° De zieke of door een ongeval getroffen arbeider die deze vergoeding niet geniet voor zover hij de volgende voorwaarden vervult :

    a) Door een invaliditeit getroffen zijn welke ten minste op 66 t.h. vastgesteld is ;
    b) Niet onder de bij artikel 59 bepaalde gevallen van uitsluiting behoren;

    c) Werkelijk krachtens een dienstcontract gewerkt hebben gedurende ten minste drie jaar op de vijf en gedurende ten minste honderd vijftig dagen op de driehonderd vijfenzestig dagen welke de eerste dag voorafgaat waarop de periode van ongeschiktheid tot werken van te minste 66 t.h. ingaat. Deze bepaling laat terzake verworven rechten onverkort.

    Afgezien van de bij vorig lid vastgestelde voorwaarden, zijn de bij hetzelfde lid, 1° en 2°, bedoelde arbeiders slechts op voornoemde kinderbijslag tegen de bij artikel 5Oter bepaalde bedragen gerechtigd, onder voorwaarde dat ze enkel een winstgevende beroepsbedrijvigheid uitvoeren binnen de bij de wetgeving of de reglementering, die op hen als invalide toepasselijk is, bepaalde perken.

    De in dit artikel bedoelde kinderbijslag is verschuldigd door de compensatiekas, de overheid of de overheidsinstelling waarbij de arbeider het laatst op kinderbijslag gerechtigd was. Indien de arbeider echter een gewezen personeelslid van de Staat of een provincie is, geschiedt de betaling door toedoen van de Nationale Kas.

    De Koning kan, op eensluidend advies van de commissie voor kinderbijslag, de voordelen bepaald in lid 2 aan andere personen dan de arbeider verlenen als zij van het gezin van laatstgenoemde deel uitmaken en op de kinderbijslag gerechtigde kinderen opbrengen."
     

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top