Artikel 56bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
De besluitwet van 21.08.1946, art. 13 (B.S. 01.09.1946), die uitwerking had vanaf 01.07.1946, heeft een art. 56bis ingevoegd, luidend als volgt :
"De kinderen van overleden werknemers geven aanleiding tot de toekenning van kinderbijslag zoolang als artikel 40, artikel 62 of, desgevallend, artikel 63 zulks voorzien.
Het voordeel van dit artikel mag slechts ingeroepen worden, als de overleden werknemer, op het oogenblik van zijn overlijden dezelfde voorwaarden als die vereischt bij de artikelen 57 en 59 vervulde.
Voor de toepassing van alinea 1 moeten de overleden gewezen arbeiders, die aanspraak mochten maken op kinderbijslag bij toepassing van artikel 57, met de overleden arbeiders gelijkgesteld worden.
Met uitzondering van de kinderen ten gunste waarvan de bijslag werd uitgekeerd door het Rijk, een provincie of de Nationale Kas, wordt deze uitgekeerd door de compensatiekas, die het laatst de werknemer bediende.
Voor de berekening van den kinderbijslag waarop een werknemer recht heeft uit hoofde van zijn arbeid, mag er geen rekening gehouden worden met de weezen, die van dit voordeel genieten krachtens dit artikel."
De besluitwet van 28.02.1947, art. 5 (B.S. 27.03.1947), die uitwerking had vanaf 01.07.1946, heeft de eerste twee alinea's vervangen door de volgende bepalingen :
"De weezen van vader of moeder van een gezin, waarvan minstens één van de echtgenooten loontrekkende is, geven aanleiding tot de toekenning van kinderbijslag zoolang als artikel 40, artikel 62, of desgevallend, artikel 63 zulks voorzien.
Het voordeel van dit artikel mag slechts ingeroepen worden, als de loontrekkende vader of moeder van het weeskind, op het ogenblik van het overlijden van één van hen, de voorwaarden vereischt bij de artikelen 57 en 59 vervult."