Kruimelpad
Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr 29 van 15.12.1978, art. 11 en 21 (B.S. 31.01.1979), van kracht vanaf 01.01.1979, heeft het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
"De weduwe van een werknemer of van een gepensioneerde werknemer verwerft kinderbijslag ten behoeve van de kinderen die op het ogenblik van het overlijden van haar echtgenoot deel uitmaken van het gezin en er blijven deel van uitmaken, indien zij een overlevingsuitkering geniet en haar echtgenoot in de loop van de driehonderd vijfenzestig dagen welke zijn overlijden voorafgaan over ten minste honderdvijftig dagen de voorwaarden vervuld heeft om aanspraak te maken op kinderbijslag krachtens deze wetten, het koninklijk besluit nr 48 betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan gedetineerden (stelsel van de werknemers) of het koninklijk besluit nr 49 betreffende de gezinsbijslag voor werklozen."
Een overgangsbepaling werd ingevoegd, luidend als volgt :
"Wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden bepaald bij de artikelen 55, derde lid, 56, § 1, eerste lid, 3° en § 2, eerste lid, 4°, 56quater, eerste lid en 57, tweede lid van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en bij artikel 2, tweede lid van het koninklijk besluit nr 48 van 24 oktober 1967, betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan de gedetineerden, de werknemer die respectievelijk op het ogenblik van de verlating, de arbeidsongeschiktheid, het overlijden, de pensionering of de vrijheidsberoving, niet hoorde onder de gevallen van uitsluiting bepaald bij artikel 59 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, zoals het bestond vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Dit artikel is alleen toepasselijk zo de in het eerste lid bedoelde omstandigheid zich heeft voorgedaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit."