Kruimelpad
Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
De wet van 30.06.1981, art. 16 en 26 (B.S. 29.07.1981), van kracht vanaf 01.10.1981, heeft het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
"De weduwe van een werknemer of van een gepensioneerde werknemer verwerft kinderbijslag ten behoeve van de kinderen die, op het ogenblik van het over¬lijden van haar echtgenoot, deel uitmaken van het gezin en er blijven deel van uitmaken indien zij een overlevingsuitkering geniet en haar echtgenoot in de loop van de twaalf maanden die het overlijden onmiddellijk voorafgaan de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen krachtens deze wetten, het koninklijk besluit nr 48 van 24 oktober 1967 betreffende de toekenning van gezinsbijslag aan de gedetineer¬den (stelsel van de werknemers) of het koninklijk besluit nr 49 van 24 oktober 1967 betreffende de gezinsbijslag voor werklozen."
- een overgangsbepaling werd ingevoegd, luidend als volgt :
"Wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden bepaald bij artikel 55, vierde lid, 56, § 1, 1°, en § 2, eerste lid, 4°, 56bis, § 1, 56quater, eerste lid en 57, tweede lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en aan de voorwaarden bepaald bij artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr 48 van 24 oktober 1967 betreffende de toekenning van de gezinsbijslag aan de gedetineerden (stelsel van de werknemers), de werknemer die respectievelijk op het ogenblik van de verlating, de arbeidsongeschikt¬heid, het overlijden, de pensionering of de vrijheidsberoving de voorwaarden vervulde van voormelde artikelen, zoals zij bestonden voor de inwerkingtreding van deze wet.
Dit artikel is alleen toepasselijk zo de in het eerste lid bedoelde omstandigheid zich heeft voorgedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet."