Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 56quinquies uit Kinderbijslagwet werknemers

    De wet van 04.07.1969, art. 7 (B.S. 12.07.1969), die uitwerking had vanaf 01.07.1969, heeft artikel 56quinquies vervangen door de volgende bepaling :

    "§ 1. De minder-valide die geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent en krachtens de wetgeving betreffende de gebrekkigen en verminkten een tegemoetkoming geniet berekend op grond van een blijvende arbeidsongeschikt¬heid van ten minste 65 %, is gerechtigd op de kinderbijslag tegen de bij artikel 50ter bepaalde bedragen ten behoeve van de kinderen die hij uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste heeft. Om vast te stellen of een kind uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste is, wordt toepassing gemaakt van het vermoeden bepaald in artikel 51, tweede lid, 6°.

    Met de bij het eerste lid bedoelde tegemoetkoming wordt gelijkgesteld de aanvullende ouderdomstegemoetkoming verleend aan een minder-valide die op het ogenblik dat hij de vijfenzestig-jarige leeftijd bereikt, recht heeft op een tegemoetkoming voor gebrekkigen en verminkten berekend op grond van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 65 %.

    § 2. Onverminderd artikel 56bis, § 2, tweede, derde en vierde lid, is tegen de bij artikelen 40 en 42 bepaalde bedragen op de kinderbijslag gerechtigd de wees van een minder-valide vader of moeder, indien op het ogenblik van het overlijden van een hunner de minder-valide vader of moeder ten behoeve van dat kind aanspraak op kinderbijslag kon maken bij toepassing van § 1.

    Deze paragraaf is niet toepasselijk op de wees die rechtgevend is bij toepassing van § 1. 

    § 3. De overlevende echtgenoot van een in § 1 bedoelde minder-valide is tegen de bij artikelen 40 en 42 bepaalde bedragen op kinderbijslag gerechtigd voor de door hem grootgebrachte kinderen voor wie de minder-valide op het ogenblik van zijn overlijden aanspraak op kinderbijslag kon maken bij toepassing van § 1.

    Bovendien mag de overlevende echtgenoot geen nieuw huwelijk hebben aangegaan of geen huishouden vormen in de zin van artikel 56bis, § 2, tweede lid.

    Het voordeel van deze paragraaf mag opnieuw worden ingeroepen wanneer de in het tweede lid bedoelde oorzaken van uitsluiting opgehouden hebben te bestaan of wanneer de hertrouwde echtgenoot van tafel en bed gescheiden is en geen huishouden vormt.

    § 4. De in dit artikel bedoelde kinderbijslag valt ten laste van het Rijk en wordt uitbetaald door toedoen van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers."

    Het K.B. van 30.09.1970, art. 1 (B.S. 23.10.1970 ; Err. B.S. 17.11.1970), dat uitwerking had vanaf 01.07.1969, wat de aanvullende tegemoetkoming betreft en vanaf 1.10.1969 wat de bijzondere tegemoetkoming betreft, heeft § 1 vervangen door de volgende bepaling :

    "§ 1. De minder-valide die geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent en krachtens de wetgeving betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen een tegemoetkoming geniet berekend op grond van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 65 pct., is gerechtigd op de kinderbij¬slag tegen de bij artikel 50ter bepaalde bedragen ten behoeve van de kinderen die hij uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste heeft. Om vast te stellen of een kind uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste is, wordt toepassing gemaakt van het vermoeden bepaald in artikel 51, tweede lid, 6°."

     

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top