Kruimelpad
Artikel 57bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Tekst
De Koning bepaalt de periodes welke voor de toepassing van de artikelen 55, vierde lid, 56, § 1, eerste lid, 3° en § 2, eerste lid, 4°, 56bis, § 1, 56quater, eerste lid, 2°, 56decies, § 1, 56undecies, tweede lid, of 57, tweede lid worden gelijkgesteld met de periodes waarover de werknemer de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op de forfaitaire maandelijkse bijslag.
De Minister van Sociale Zaken of de ambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu die hij aanduidt, kan in behartigenswaardige gevallen vrijstelling verlenen van de voorwaarde van rechthebbende te zijn op ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen, bepaald in de artikelen 55, vierde lid, 56, § 1, eerste lid, 3°, 56bis, § 1, 56quater, eerste lid, 2°, 56decies, § 1, 56undecies, tweede lid, of 57, tweede lid, indien de werknemer de voorwaarde heeft vervuld om aanspraak te maken op ten minste één forfaitaire maandelijkse bijslag krachtens deze wetten in de loop van vijf jaar die de gebeurtenis bedoeld in deze artikelen onmiddellijk voorafgaan.
De Minister van Sociale Zaken heeft dezelfde bevoegdheid inzake categorieën van behartigenswaardige gevallen. Hij dient dan wel vooraf het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers in te winnen.
Historiek
De programmawet van 27.12.2005, art. 156 (B.S. 30.12.2005, ed. 2), van kracht vanaf 01.01.2006,heeft artikel 57bis aangevuld met het volgende lid:
"De Minister van Sociale Zaken heeft dezelfde bevoegdheid inzake categorieën van behartigenswaardige gevallen. Hij dient dan wel vooraf het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers in te winnen."