Kruimelpad
Artikel 59 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B. nr 29 van 15.12.1978, art. 14 (B.S. 31.01.1979), van kracht vanaf 01.01.1979, heeft artikel 59 vervangen door de volgende bepaling :
"Het voordeel van deze wet kan niet ingeroepen worden door de personen die, in hoofdzaak, een ander beroep uitoefenen dan dat van werknemer verbonden door een dienstcontract in de betekenis aan die uitdrukking gegeven bij de artikelen 3 en volgende van deze wet.
Elke tewerkstelling in hoedanigheid van werknemer welke zich over 185 dagen van minstens 4 uur per kalenderjaar uitstrekt, of elke tewerkstelling in dezelfde hoedanigheid welke minstens 1.480 uur per kalenderjaar omvat, wordt voor de toepassing van dit artikel, als een hoofdzakelijk uitgeoefend beroep aanzien."
De wet van 30.06.1981, art. 19 (B.S. 29.07.1981), die uitwerking had vanaf 01.01.1979, heeft artikel 59 aangevuld met de volgende bepalingen :
"Voor de vaststelling van het hoofdzakelijk uitgeoefend beroep wordt rekening gehouden met de bij artikel 41, tweede lid bedoelde gelijkgestelde dagen, alsmede met de dagen die aanleiding geven tot de toekenning van kinderbijslag, ingevolgde werkloosheid, luidens de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 49 van 24 oktober 1967 betreffende de gezinsbijslag voor werklozen.
Wanneer een beroep als werknemer, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend in de voorwaarden die normaal zouden beantwoord hebben aan het begrip hoofdzakelijk uitgeoefend beroep, indien het over een geheel jaar had gelopen maar dat in feit aan deze voorwaarde niet kan voldaan worden omdat de werknemer in de loop van het jaar deze beroepsbezigheid is begonnen of gestaakt heeft, wordt de werknemer geacht aan deze voorwaarde te voldoen in de kwartalen waarover deze beroepsbezigheid loopt.
De Koning kan de in het tweede lid bepaalde duur van een arbeidsdag, het aantal arbeidsdagen en het aantal arbeidsuren verminderen en voor bepaalde categorieën werknemers bijzondere regelen ter zake bepalen."