Kruimelpad
Artikel 63 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
De wet van 27.03.1951, art. 33 (B.S. 31.03.1951), van kracht vanaf 01.04.1951, heeft detekst aldus gewijzigd :
"De gerechtigde kinderen blijven de kinderbijslag genieten na de leeftijdsgrens bepaald bij de artikelen 40 lid 1, en, eventueel 62, te hebben bereikt, wanneer zij wegens hun lichaams- of geestesgesteldheid ongeschikt blijken om enig beroep uit te oefenen, dat van dienstbode inbegrepen, en zij, anderzijds, uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste zijn van een persoon te werk gesteld door een werkgever die onder toepassing van de wet valt, of, ten minste, van een persoon die, krachtens artikel 56 of artikel 57 op kinderbijslag aanspraak kan maken.
Evenwel, wanneer het kinderen betreft, ongeschikt om een beroep uit te oefenen, die het voordeel der bepalingen van artikel 56bis genieten, volstaat het dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste van een natuurlijk persoon zijn.
In het bij vorige leden bedoeld geval wordt het voordeel van de kinderbijslag voor onbepaalde duur behouden zolang de bij vorige leden vermelde voorwaarden zijn vervuld.
De ongeschiktheid tot werken wordt vastgesteld door de vrederechter van de plaats waar het kind dat ongeschikt is om een beroep uit te oefenen, wordt opgevoed op advies van de dokter door de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg aangewezen."