Kruimelpad
Artikel 64 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
De besluitwet van 22.11.1945, art. 7 (B.S. 23.12.1945), van kracht vanaf 01.01.1946, was als volgt opgesteld :
"In geen geval, mag aan meer dan een persoon de kinderbijslag werkelijk toegekend worden voor dezelfde kinderen.
Wanneer, luidens de bepalingen van de vorige secties of van de hoofdstukken VII en IX, verscheidene personen gemachtigd zijn aanspraak te maken op kinderbijslag voor dezelfde kinderen, geschiedt de werkelijke toekenning van het recht op dien bijslag overeenkomstig de volgende bepalingen :
Vooreerst wordt dit recht bij voorrang toegekend :
1° aan den vader der kinderen, onder voorwaarde dat hij deze laatste bij zich opvoedt of ze, uitsluitend of hoofdzakelijk op zijn kosten, laat opvoeden in een inrichting voor onderwijs, opvoeding of verpleging of dat hij zelf in een sanatorium of in een ziekenhuis verblijft, of dat hij aanspraak heeft op den bijslag voor de kinderen in zijn hoedanigheid van milicien ;
2° aan den stiefvader der kinderen indien bewezen wordt :
a) dat de vader krachtens onderhavige wet geen aanspraak heeft op den bijslag voor de kinderen of indien hij overleden of verdwenen is, of indien hij geen der onder 1ø bepaalde voorwaarden vervult ;
b) dat de stiefvader wel een van deze voorwaarden vervult ;
3° aan de moeder der kinderen, indien bewezen wordt :
a) dat de vader en de stiefvader zich beiden in een van de toestanden bevinden onder litt. a) van het 2° weergegeven ;
b) dat de moeder een van de voorwaarden vervult, die gevergd worden van den vader of van den stiefvader.
Wanneer de voorrang noch aan den vader, noch aan den stiefvader, noch aan de moeder toekomt, dan wordt hij, onverminderd de toepassing van art. 111, lid 7, verleend aan elken anderen persoon die gerechtigd is den bijslag ten voordele der kinderen aan te vragen en deze laatste bij zich opvoedt of die ze uitsluitend of hoofdzakelijk op zijn kosten laat opvoeden in een der onder lid 4 bedoelde inrichtingen.
Bij gebreke aan een persoon, die zich in dat geval bevindt, wordt het recht op den bijslag in de volgende orde toegekend aan de hierna opgesomde personen, die mochten gerechtigd zijn dergelijke aanvraag in te dienen :
1° De vader ;
2° Den stiefvader ;
3° De moeder ;
4° De stiefmoeder ;
5° Den grootvader, de grootmoeder of den werknemer waarvan sprake onder art. 51, lid 3 ;
6° Den broeder of de zuster beoogd onder het art. 53 of onder het art. 111 ;
7° De weduwe van den arbeider, of den persoon die in feite de kinderen opvoedt, in het geval voorzien bij art. 111, alinea's 7 en volgende.
Voor de toepassing van onderhavig artikel, wordt door stiefvader der kinderen bedoeld de nieuwe echtgenoot der moeder in geval deze herhuwd is ingevolge het overlijden of de echtscheiding van den vader.
Wanneer de vader, de stiefvader, de moeder of eenig ander persoon een kind laat opvoeden in een der onder lid 4 beoogde instellingen, worden ze voor de toepassing van onderhavig artikel veronderstelt uitsluitend of hoofdzakelijk de kosten te dragen van het verblijf van bewust kind in de genoemde instelling."