Kruimelpad
Artikel 69 uit Kinderbijslagwet werknemers
Historiek
Het K.B van 21.04.1997, art. 9 (B.S. 30.04.1997), van kracht vanaf 01.10.1997 (bekrachtigd door de wet van 12.12.1997, art. 8 (B.S. 18.12.1997) van kracht vanaf 18.12.1997), heeft artikel 69 vervangen door de volgende bepaling:
"Artikel 69. §1. De kinderbijslag en het kraamgeld worden uitgekeerd aan de moeder.
Als de moeder het kind niet daadwerkelijk opvoedt, wordt de kinderbijslag betaald aan de natuurlijke of rechtspersoon die deze rol speelt.
Wanneer de twee ouders die niet samenwonen het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek en het kind niet daadwerkelijk door een andere bijslagtrekkende wordt opgevoed, wordt de kinderbijslag integraal aan de moeder uitbetaald. Op verzoek van de beide ouders kan de uitbetaling gebeuren op een rekening waartoe zij beiden toegang hebben.
De adoptiepremie wordt betaald aan de adoptant.
Als echtgenoten het kind samen geadopteerd hebben, bepalen zij aan wie van beiden de adoptiepremie betaald wordt. In geval van betwisting of van niet-aanwijzing, wordt de premie uitbetaald aan de echtgenote.
§2. De kinderbijslag wordt aan het rechtgevend kind zelf uitbetaald:
a) als het gehuwd is;
b) als het ontvoogd is of de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en een andere hoofdverblijfplaats heeft dan de persoon bedoeld in §1. De hoofdverblijfplaats is die in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;
c) als het zelf bijslagtrekkende is voor één of meer van zijn kinderen.
Het kind bedoeld in deze paragraaf kan evenwel in zijn eigen belang een andere persoon als bijslagtrekkende aanwijzen, op voorwaarde dat die persoon met het kind verbonden is door verwantschap of aanverwantschap in de eerste graad. De verwantschap verworven door adoptie wordt in aanmerking genomen.
Het kind bedoeld in deze paragraaf is rechtsbekwaam om zelf als eiser of verweerder in rechte op te treden in de geschillen betreffende de rechten op kinderbijslag.
§ 3. In het belang van het kind, kan de vader, de adoptant, de pleegvoogd, de voogd, de toeziende voogd, de curator of de rechthebbende, volgens het geval, overeenkomstig artikel 594, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, verzet aantekenen tegen de betaling aan de persoon bedoeld in § 1 of in § 2. De moeder bekomt hetzelfde recht voor het geval bedoeld in § 2."