Kruimelpad
Artikel 70bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Tekst
Iedere in de loop van een maand intredende verandering van bijslagtrekkende in de zin van de artikelen 69 en 70 heeft uitwerking de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze verandering heeft plaats gehad. Als de verandering plaatsheeft op de eerste dag van een maand, heeft ze echter uitwerking vanaf die dag.
Indien kinderbijslag verschuldigd is aan een bijslagtrekkende in de zin van artikel 69 voor verschillende kinderen, waarvan sommigen geplaatst zijn overeenkomstig artikel 70 en anderen niet, worden de uitkeringen bedoeld in de artikelen 40 en de bijslagen bedoeld in de artikelen 41, 42bis en 50ter verdeeld onder deze bijslagtrekkende en de instelling of overheid bedoeld in artikel 70, naar verhouding tot het aantal kinderen opgevoed door ieder van hen.
De bijslagen bedoeld in de artikelen 44, 44bis, 44ter en 47 worden toegekend aan de bijslagtrekkende in de zin van de artikelen 69 en 70 die het kind opvoedt voor wie de bijslagen worden verleend.
Wanneer het derde van de kinderbijslag verschuldigd aan het kind, geplaatst in de zin van artikel 70, gestort moet worden op een spaarrekening op zijn naam, gebeurt de bepaling van het bedrag verschuldigd aan dit kind, op basis van de regelen vastgelegd in dit artikel zoals het van toepassing was vóór de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 21 april 1997 betreffende de gezinsbijslag ter uitvoering van artikel 21 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
--------------
ARTIKEL 70 BIS (1)
Iedere in de loop van een maand intredende verandering van bijslagtrekkende in de zin van de artikelen 69 en 70 heeft uitwerking de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze verandering heeft plaats gehad.
In de hiernavolgende gevallen worden de uitkeringen bedoeld in de artikelen 40, 42bis, 50bis en 50 ter onder de verschillende bijslagtrekkenden in de zin van de artikelen 69 en 70, verdeeld, naar verhouding van het aantal kinderen opgevoed door ieder van hen en worden de uitkeringen bedoeld in de artikelen 44 en 47 uitbetaald aan de bijslagtrekkende in de zin van de artikelen 69 en 70, die het kind opvoedt voor wie de uitkeringen worden verleend:
1° indien de gezinsbijslag verschuldigd is uit hoofde van één rechthebbende ten behoeve van zijn gezin deel uitmakende kinderen opgevoed door verschillende bijslagtrekkenden die eveneens deel uitmaken van hetzelfde gezin;
2° indien uit hoofde van een rechthebbende gezinsbijslag is verschuldigd voor verschillende kinderen:
a) waarvan de enen deel uitmaken van zijn gezin en de anderen geplaatst zijn in de zin van artikel 70;
b) die allen geplaatst zijn in de zin van artikel 70;
c) waarvan sommige geplaatst zijn in de zin van artikel 70 en andere geen deel uitmaken van zijn gezin wat betreft deze geplaatste kinderen;
3° indien de gezinsbijslag uit hoofde van dezelfde overleden of overlevende persoon verschuldigd is ten voordele van meerdere wezen opgevoed door verschillende bijslagtrekkenden die allen deel uitmaken van hetzelfde gezin;
4° indien de gezinsbijslag verschuldigd is ten voordele van meerdere wezen uit hoofde van dezelfde overleden of overlevende persoon in dezelfde situaties als hierboven bedoeld onder 2°.
(1) Tekst van toepassing vóór 1 oktober 1997.
Historiek
De wet van 22.12.2008, art. 213 (B.S. 29.12.2008), van kracht op 01.01.2009,heeft het eerste lid, aangevuld met de volgende zin:
"Als de verandering plaatsheeft op de eerste dag van een maand, heeft ze echter uitwerking vanaf die dag."