Kruimelpad
Artikel 9 uit Wet gewaarborgde gezinsbijslag
Tekst
§ 1. De terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde gewaarborgde gezinsbijslag kan niet geëist worden na verloop van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied.
Benevens de redenen waarin is voorzien in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring gestuit door het eisen van het onverschuldigd uitbetaalde, door middel van een ter post aangetekend aan de schuldenaar betekend schrijven.
In afwijking van het eerste lid wordt de verjaringstermijn gebracht op :
- vijf jaar, indien de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen;
- een jaar, indien de onverschuldigde betaling voortvloeit uit een juridische of een materiële vergissing van de kinderbijslaginstelling en de per vergissing gecrediteerde persoon niet wist of niet kon weten dat hij geen of niet langer recht had op de uitgekeerde bijslag, geheel of gedeeltelijk.
§ 2. De Rijksdienst kan afzien van de terugvordering van de onrechtmatig betaalde bijslag indien:
1° de terugvordering om sociale redenen niet aangewezen is of technisch onmogelijk is;
2° de terugvordering al te onzeker of te bezwarend blijkt, in verhouding tot het bedrag van de in te vorderen sommen.