Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1305 van 24 januari 1997 - De leeftijdsbijslagen vanaf 1 januari 1997 - Art. 44 KBW en Art. 44bis KBW

     

    De Regering heeft enkele wijzigingen aangebracht aan de toekenning van de leeftijdsbijslagen vanaf 1 januari 1997.

    1. Algemene Regels

    De bijslagen verschuldigd voor een bepaalde leeftijd worden maand per maand vastgesteld.

    Een bijslag is in principe verschuldigd indien het kind in een bepaalde leeftijdsgroep komt.

    Indien het kind niet op de eerste dag van een maand verjaart wordt de leeftijdstoeslag toegekend vanaf de daaropvolgende maand.

    2. Situatie voor 1 januari 1997

    Er bestaan tot 31 december 1996 vier leeftijdsbijslagen.

    De geïndexeerde bedragen zijn sedert 1 mei 1996:

    • voor een kind van minstens 6 jaar oud: 922 BEF
    • voor een kind van minstens 12 jaar oud: 1.408 BEF
    • voor een kind van minstens 16 jaar met een eerste rang, dat recht heeft op de gewonebasisbijslag, zondersupplement of verhoging : 1.485 BEF
    • voor een kind van minstens 16 jaar met een hogere rang, of dat recht heeft op een verhoogdbedrag of supplement : 1.722 BEF

    Gezinsbijslag die betrekking heeft op de periode tot 31 december 1996 moet betaald worden volgens de bedragen die tot deze datum gelden (cfr. artikel 49 KBW).

    3. Wat verandert vanaf 1 januari 1997?

    Het koninklijk besluit van 10 december 1996 houdende bepaalde maatregelen betreffende de gezinsbijslag, ter uitvoering van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 21 december 1996, wijzigt ondermeer artikel 44 van de KBW en voegt een artikel 44bis in de KBW, met ingang van 1 januari 1997.

    De bepalingen voorzien in twee grote aanpassingen.

    3.1. De leeftijdsgrens van zestien jaar wordt verschoven naar achttien.

    Uitzondering: de rechten gewaarborgd voor de minstens zestienjarigen.

    Een overgangsbepaling is voorzien voor de kinderen die op 31 december 1996 reeds de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt.
    Deze kinderen zullen naargelang het geval aanspraak maken op minstens1.485 BEF desgevallend 1.722 BEF, rekening houdend met hun rang of schaal (cfr. supra II).
    Deze rechten zijn gewaarborgd ongeacht een eventuele schorsing, uitdoving en (opnieuw) ontstaan van het recht op kinderbijslag voor het betrokken kind.

    Voorbeelden :

    Situatie 1
    Het betreft een gezin van een werkloze gerechtigd op de toeslag 42bis met een enig kind, dat 16 jaar wordt op 5 december 1996. Voor januari 1997 ontvangt dit gezin 1.722 BEF aan leeftijdsbijslag.

    Situatie 2
    Het betreft een gelijkaardig gezin maar het kind wordt 16 jaar op 1 januari 1997.
    Dit gezin ontvangt voor het kind 1.408 BEF voor januari 1997.

    Situatie 3
    Een gezin ontvangt de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen. Op 1 februari 1997 wordt de vader werknemer. Het enig kind dat reeds zestien oud was op 31 december 1996, ontvangt vanaf 1 februari 1997 de leeftijdsbijslag van 1.485 BEF.

    OPMERKING

    Het gehandicapt kind ouder dan 25 jaar dat het geblokkeerd bedrag voorzien in het tweede lid van artikel 47bis KBW ontvangt (weeskind of kind van een invalide werknemer) blijft verder dit geblokkeerd bedrag ontvangen tot zolang dit bedrag hoger is dan dit van de gewone bijslag inclusief leeftijdsbijslag (cfr. infra punt B.3).

    3.2. De halvering van de leeftijdsbijslagen (cfr. artikel 44 § 1 KBW)

    3.2.1. Principe

    De leeftijdsbijslagen worden gehalveerd.

    3.2.2. Bedragen op 1 januari 1997

    • minstens 6 jaar en nog geen 12 jaar : 462 BEF i.p.v. 922 BEF
    • minstens 12 jaar en nog geen 18 jaar : 704 BEF i.p.v. 1.408 BEF (ten vroegste toepasselijk vanaf 1 januari 2003).
    • minstens 18 jaar : 743 BEF i.p.v. 1.485 BEF (ten vroegste toepasselijk vanaf 1 januari 2009).

    3.2.3. Uizonderingen

    Voor wie worden leeftijdsbijslagen niet gehalveerd?

    3.2.3.1. Eerste uitzondering: geen eerste rang

    Om na te gaan welke leeftijdsbijslag verschuldigd is in functie van de rang van het kind moeten de regels zoals voorzien in de artikelen 42 en 70bis KBW worden toegepast. De administratieve rechtspraak blijft van toepassing.

    De kinderen die geen kinderbijslag eigen aan een eerste rang ontvangen, bekomen verder de normale leeftijdsbijslagen. Kinderen die aanspraak maken op kinderbijslag voor een volgende rang ontvangen dan ook de hogere leeftijdsbijslagen voorzien in artikel 44§2 KBW.

    BEDRAGEN OP 1 januari 1997
    minstens 6 jaar en nog geen 12 jaar : 922 BEF
    minstens 12 jaar en nog geen 18 jaar : 1.408 BEF
    minstens 18 jaar (of minstens 16 jaar op 31 december 1996) : 1.722 BEF

    Voorbeeld :

    Een gescheiden moeder zonder beroep ontvangt voor het oudste kind (negentien jaar) de kinderbijslag in de regeling van de zelfstandigen hoofdens diens zelfstandige vader. Voor het jongste kind (achttien jaar) wordt de kinderbijslag voor een tweede rang betaald hoofdens zijn tewerkgestelde vader. Voor dit jongste kind ontvangt de moeder 1.722 BEF als leeftijdsbijslag.

    3.2.3.2. Tweede uitzondering: verhoogde bedragen of supplementen

    Worden NIET door deze halveringsmaatregel getroffen, de kinderen met een eerste rang die recht hebben op:

    • een supplement, ingevolge langdurige werkloosheid, ziekte, pensionering (art. 42bis) of invaliditeit (art. 50ter);
    • een supplement als gehandicapt kind (art. 47);
    • het verhoogd bedrag voor weeskinderen (art. 50bis);
    • de gewaarborgde gezinsbijslag, berekend op basis van het supplement voorzien in artikel 42bis.

    BEDRAGEN OP 1 januari 1997
    minstens 6 jaar en nog geen 12 jaar : 922 BEF
    minstens 12 jaar en nog geen 18 jaar : 1.408 BEF
    minstens 18 jaar (of minstens 16 jaar op 31/12/1996) : 1.722 BEF

    Voorbeeld :

    Een weduwe ontvangt voor haar oudste kind van negentien jaar de verhoogde wezenuitkering, ingevolge het overlijden van haar echtgenoot en vader van dit kind. Voor een tweede kind van achttien jaar ontvangt zij, ingevolge haar invaliditeit, de kinderbijslag, voor een eerste rang. Ze ontvangt voor het oudste weeskind 1.722 BEF en voor haar tweede kind ook 1.722 BEF aan leeftijdsbijslagen. Voor het tweede kind wordt immers voor een eerste rang betaald, verhoogd met de supplementen voor invaliden (art. 50ter).

    OPMERKING

    De geïndexeerde bedragen (40+) die voor de in een pleeggezin geplaatste kinderen (art; 51 § 3, 7° KBW) worden toegekend zijn geen verhoogd bedrag, zodat de halvering van de leeftijdsbijslagen derhalve van toepassing is.

    3.2.3.3. Derde uitzondering: de rechten die verworven zijn

    De kinderen met een eerste rang, die geen recht hebben op een verhoogd bedrag of supplement en die op 31 december 1996 de leeftijd van zestien jaar, twaalf jaar of zes jaar bereikt hadden, blijven recht hebben op de volle leeftijdsbijslag bepaald als volgt:

    • Het kind dat geboren is tussen 1/1/1985 en 31/12/1990 (reeds zes jaar maar nog geen twaalf jaar op 31/12/1996) ontvangt de leeftijdsbijslag van 922 BEF ;
      Dit bedrag blijft behouden wanneer dit kind de leeftijd van twaalf of achttien jaar bereikt.
       
    • Het kind dat geboren is tussen 1/1/1981 en 31/12/1984 (rees twaalf jaar maar nog geen zestien jaar op 31/12/1996) zal aanspraak kunnen maken op 1.408 BEF ;
      Dit bedrag blijft behouden wanneer dit kind de leeftijd van twaalf of achttien jaar bereikt.
       
    • * het kind dat geboren is voor 1/1/1981 (reeds zestien jaar op 31/12/1996) heeft recht op een leeftijdsbijslag van 1.485 BEF.

    Deze rechten zijn verworven ongeacht een eventuele schorsing, uitdoving en (opnieuw) ontstaan van het recht op kinderbijslag voor het betrokken kind.

    Voorbeeld :

    Situatie 1
    Een kind dat op 31 december 1996 zeven jaar is heeft recht op 922 BEF en blijft als het twaalf jaar en als het achttien jaar wordt verder 922 BEF ontvangen.

    Situatie 2
    Sedert 1/4/1997 is de vader, die voorheen zelfstandige was, tewerkgesteld als werknemer.
    De kinderbijslag werd tot 31 maart 1997 uitgekeerd in het stelsel van de zelfstandigen voor twee kinderen, dertien en zeventien jaar. Vanaf 1/4/1997 wordt in de regeling voor werknemers een leeftijdsbijslag van 1.408 BEF betaald voor het dertienjarig kind en van 1.485 BEF voor het zeventienjarig kind.

    Situatie 3
    Op 1/4/1997 wordt een dertienjarig kind uit Azië in België opgenomen, ingevolge een adoptieprocedure. Voor dit kind zal vanaf 1/4/1997 een leeftijdsbijslag van 1.408 BEF verschuldigd zijn.

    Situatie 4
    Een twintigjarige student die niet meer rechtgevend is op kinderbijslag sedert 28 februari 1996 (heeft op deze datum het volgen van de cursussen stopgezet), herneemt de lessen vanaf 1 oktober 1997. Vanaf 1 oktober 1997 is voor deze student die de lessen herneemt, de leeftijdsbijslag van 1.485 BEF verschuldigd.

    3.2.3.4. Vierde uitzondering: rang één ingevolge overgang.

    Kinderen die geen eigen verworven recht hebben (ze waren nog geen zes jaar op 31/12/1996) kunnen, onder de hierna vermelde voorwaarden, aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF in plaats van de gehalveerde op het ogenblik dat zij een eerste rang verkrijgen, zodra ze minstens zes jaar oud zijn.

    Aan welke voorwaarden moet dit kind voldoen om in plaats van de gehalveerde leeftijdsbijslagen, het bedrag van 922 BEF te kunnen krijgen?

    a. Voorwaarden die gelijktijdig vervuld moeten zijn op het tijdstip van de "overgang"

    Eerste voorwaarde

    Het kind dat de eerste rang bekomt moet geboren zijn tussen 1/1/1991 en 31/12/1996.

    Tweede voorwaarde

    Het betreft een kind met een tweede rang of hoger dat een eerste rang bekomt, na 1/1/1997.

    Voorbeelden :

    Situatie 1
    Een gezin ontvangt kinderbijslag (eerste en tweede rang) voor twee kinderen, van zeven en vijf jaar. Het oudste kind verlaat het gezin op 31 januari 1997. Het jongste kind bekomt een eerste rang vanaf 1 februari 1997, en zal als het zes jaar wordt aanspraak kunnen maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF.

    Situatie 2
    Voor het oudste kind wordt verhoogde wezenuitkering betaald terwijl een jonger kind geboren op 2/3/1991, de kinderbijslag bekomt ingevolge de overlevingsuitkering van de moeder, weduwe, als eerste rang.
    Op 1/4/1997 verlaat het weeskind het gezin en wordt opgevoed door de grootouders. Het jongste kind kan geen aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF, omdat het voorheen geen tweede rang had maar een eerste. Het ontvangt slechts 462 BEF.

    Derde voorwaarde

    Aan het kind dat, na 1/1/1997, de eerste rang in het gezin verliest, moet een leeftijdsbijslag toegekend zijn. Dit houdt in dat het recht op deze leeftijdsbijslag toegekend moet zijn in de kinderbijslagregeling voor werknemers.

    Het doet er niet toe dewelke, het mag dus ook een gehalveerde leeftijdsbijslag zijn.

    Het mag een virtueel recht zijn (bijvoorbeeld, ingevolge de verschilregeling met een buitenlands recht krachtens de E.E.G.-verordening)

    De leeftijdsbijslag moet dus niet effectief uitgekeerd zijn, het virtueel recht in de regeling voor werknemers moet bestaan.

    Voorbeelden :

    Situatie 1
    Er wordt kinderbijslag bij voorrang betaald in het buitenland voor twee kinderen, respectievelijk achttien en geboren op 1/8/1991. Gelet op het bedrag toegekend in het buitenland kan het gezin geen aanspraak maken op een verschilbetaling in België.
    Op 1/4/1997 vervalt het recht op kinderbijslag voor het oudste kind. Het jongste kind kan, vanaf de leeftijd van zes jaar, aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF. (Bedrag in aanmerking te nemen voor de eventuele verschilbetaling)

    Situatie 2
    In een gezin met twee kinderen, bereikt het oudste kind op 28 januari 1997 de leeftijd van zes jaar. Op 31 januari 1997 verlaat dit kind het gezin om opgevoed te worden door zijn grootouders. Het jongste kind dat op 29 januari 1997 de leeftijd van zes jaar bereikte, zal vanaf 1/2/1997 geen leeftijdsbijslag toegekend overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 48 alinea 5 KBW.

    Situatie 3
    In een gezin wordt voor het oudste kind (tien jaar) de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen verleend. Voor het tweede kind wordt in de regeling van de werknemers de kinderbijslag voor een tweede rang betaald. Indien het oudste kind geen recht meer heeft op de kinderbijslag of het gezin verlaat, kan het gezin geen aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF.

    Vierde voorwaarde

    Het moet gaan om een kind, in een bepaald gezin(1), dat een eerste rang bekomt omdat het kind dat de eerst rang had, ofwel:

    • zijn hoedanigheid van rechtgevend kind verliest(2);
    • het gezin waarin het wordt opgevoed, verlaat(3).

    Voorbeelden :

    Situatie 1
    De vader, voorrangsgerechtigde, verlaat op 1/4/1997 het gezin met het oudste kind (tien jaar oud).
    De moeder, bijslagtrekkende, blijft achter met het jongste kind dat hierdoor slechts aanspraak maakt op een eerste rang.
    Dit jongste kind, zes jaar geworden op 1/2/1997, zal vanaf 1997 de leeftijdsbijslag van 922 BEF ontvangen.

    Situatie 2
    De vader, voorrangsgerechtigde, verlaat op 1/4/1997 het gezin met het jongste kind, zes jaar geworden op 1/2/1997. De moeder blijft achter met het oudste kind (tien jaar).
    De vader zal geen aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF.

    Situatie 3
    Een gezin bestaande uit twee bijslagtrekkenden, ingevolge samenwoonst van een vader met zijn kind (zes jaar geworden op 1/2/1997) en een moeder met haar kind (tien jaar oud), gaat op 1/4/1997 uiteen.
    De vader kan voor zijn kind vanaf 1/4/1997 geen aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF, omdat het oudste kind het gezin van zijn bijslagtrekkende niet heeft verlaten.

    Situatie 4
    De kinderbijslag wordt uitgekeerd voor twee kinderen. Het oudste kind heeft gedurende twee maanden geen recht op kinderbijslag omdat het te hoge inkomsten heeft als werkzoekende. Gedurende deze twee maanden bekomt het jongste kind recht op kinderbijslag voor een eerste rang. Het kan aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF.

    Situatie 5
    De kinderbijslag wordt uitgekeerd voor drie kinderen, ingevolge de beroepsbezigheden van de vader. Het oudste kind (15 jaar oud) is geplaatst in een instelling. Het gezin is inmiddels sedert 1 februari 1997 gescheiden gaan leven en het jongste kind (4 jaar oud) wordt opgevoed door de vader. De moeder ontvangt sedertdien het derde deel van de kinderbijslag voor het geplaatste kind en de kinderbijslag voor een eerste rang voor het tweede kind (5 jaar oud). Vermits art. 70bis van toepassing blijft hoofdens de vader zal zij geen aanspraak kunnen maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF. Vanaf 1 april 1997 wordt voor het geplaatste kind kinderbijslag verleend ingevolge de werkloosheid van de moeder. De vader kan, zodra het de leeftijd van zes jaar bereikt, aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF voor het kind dat verder door hem wordt opgevoed. (het geplaatst kind heeft op 31 maart 1997 het gezin van de rechthebbende vader verlaten omdat op deze datum, de toepassing van artikel 70bis hoofdens deze laatste eindigt).

    b. Voorwaarden die vervuld moeten blijven in hoofde van het kind dat de eerste rang bekomt

    Het kind dat rang één verkreeg ingevolge overgang,

    • mag zijn recht op kinderbijslag niet verliezen(4);
    • moet verder blijven deel uitmaken van het bedoeld gezin(5).

    Deze gezinssituatie(5) moet verder blijven bestaan om aan het jonger kind het "recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF" te waarborgen.

    Voorbeelden :

    Situatie 1
    Een gezin bestaat uit een moeder en drie kinderen. Het oudste kind van zestien jaar verlaat het gezin op 31 januari 1997. Het tweede kind dat op 1 februari 1997 een eerste rang bekwam wordt zes jaar op 1 april 1997. Het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF blijft verworven vanaf 1 april 1997 ook al verlaat het derde kind het gezin op 1 maart 1997.

    Situatie 2
    Een gezin bestaat uit grootouders en een moeder met drie kinderen waarvan het oudste, zestien jaar, het gezin verliet op 31 januari 1997. Het tweede kind dat op 1 februari 1997 een eerste rang bekwam wordt zes jaar op 1 mei 1997.
    Op 1 april 1997 verlaat de moeder het gezin en de twee kinderen worden verder opgevoed in het gezin van de grootouders. Het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF blijft verworven in het gezin van de grootouders.

    Hoeveel maal kan dit recht worden toegepast?

    1) voor eenzelfde kind
    Telkens een kind van een hogere rang een eerste rang bekomt en het op dit tijdstip de voorwaarden vervult in littera a kan hij aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF. Eenzelfde kind kan dus meermaals opnieuw de bedoelde voorwaarden vervullen.

    2) voor eenzelfde gezin (cfr. voetnota 1)
    Telkens een kind van een hogere rang een eerste rang bekomt en het de voorwaarden vervult voorzien in littera a kan het kind aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF. Eenzelfde gezin kan dus meermaals opnieuw het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF voor een kind met een eerste rang verwerven.

    4. Indexering

    De leeftijdsbijslagen worden allemaal geïndexeerd. De gehandicapte, die ouder is dan 25 jaar ontvangt desgevallend het niet-geïndexeerde bedrag, voorzien in het tweede lid van artikel 47bis KBW.

    5. Controlemaatregelen

    In afwachting dat het model Y en model Yter wordt aangepast, kan u de nodige inlichtingen om een correcte toepassing van het (potentieel) recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF te waarborgen, als volgt op deze documenten vermelden.

    5.1. Model Y

    De inlichtingen inzake het kind geboren tussen 1/1/1991 en 31/12/1996, met een (potentieel) recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF, moeten op het model Y worden vermeld onder de rubriek D, bij de opmerkingen.
    Het betreft meer bepaald de gezinssituatie van de bijslagtrekkende, op het tijdstip dat het bedoeld kind een eerste rang bekwam.

    5.2. Model Yter

    Op het model Yter moeten onder de rubriek D de inlichtingen worden verstrekt die de juiste toepassing van het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF voor de kinderen geboren tussen 1/1/1991 en 31/12/1996 moeten toelaten.

    6. Wijziging van de aangiften van de statistieken

    Als gevolg van de verschuiving van de leeftijdsgrens van zestien jaar naar achttien jaar en gelet op de aanpassing van de leeftijdsbijslagen (met inbegrip van de overgangsmaatregelen), moeten de statistische formulieren aangepast worden, vanaf de aangifte die betrekking heeft op de cijfers van het jaar 1997.

    Enkel in de demografische statistiek (statistiek I), de geografische statistiek (statistiek IV) en de stastistiek van de vreemdelingen in België (statistiek VIII) zijn er wijzigingen. De wijzigingen worden hierna besproken per statistiek.

    De richtlijnen en de aangepaste formulieren, zullen u later worden bezorgd.

    6.1. Wijziging formulieren demografische statistiek (statistiek I)

    Het huidige luik VIII naar rang, leeftijd en handicap blijft behouden, behoudens de leeftijdsgroep 12-16 jaar die verandert in 12-18 jaar en de leeftijdsgroep 16-25 jaar die verandert in 18-25 jaar.

    Om informatie te hebben over het aantal kinderen die de verschillende bedragen ontvangen als gevolg van de overgangsmaatregel, moeten wel de volgende bijkomende tabellen (luik VIIIbis) ingevuld worden).

    6.1.1. Demografische statistiek - luik VIIIbis - gewone schaal (per categorie)

    Abeidsprestaties
    Wezen
    Werklozen < 6 maanden
    Werklozen > 6 maanden
    Invaliden
    Gepensioneerden

    Aantal rechtgevende kinderen
    (zonder supplement gehandicapten) Nieuwe leeftijds-bijslag
    Art. 44, § 1 Oude leeftijds-bijslag
    6-12 jaar
    Art. 44bis, §1 a) 1° Oude leeftijds-
    bijslag
    12-16
    Art. 44bis, §1 a) 2° Oude leeftijds-
    bijslag
    16+ 1e rang
    Art. 44bis, § a) 3° Oude leeftijds- bijslag
    16+ 2e rang en volgende
    Art. 44bis, § 2 Totaal
    6-12 jaar 1e rang
    12-16 jaar 1e rang
    1e rang
    16-18 jaar 2e rang
    3e rang en +
    18-25 jaar 1e rang

    6.1.2. Demografische statistiek - luik VIIIbis - verhoogde schalen (per categorie)

    Deze tabel moet enkel voor de jaren 1997 en 1998 ingevuld worden, daarna is de overgangsmaatregel voor de 16-18 jarigen uitgewerkt.

    Werklozen 42bis
    Gepensioneerden 42bis
    Invaliden 50ter
    Wezen 50bis

    Aantal rechtgevende kinderen
    (zonder supplement gehandicapten Nieuwe leeftijdsbijslag
    Art. 44, §1 2° Oude leeftijdsbijslag
    16+ 1e rang
    Art. 44bis, §1 a) 3° Oude leeftijdsbijslag
    16+ 2e rang en volg.
    Art. 44bis, §2 Totaal
    1e rang
    16-18 jaar 2e rang
    3e rang en +

    6.1.3. Statistiek van de vreemdelingen in België (statistiek VIII)

    Luik VIIIbis wijzigt.

    De leeftijdsgroep 12-16 jaar verandert in 12-18 jaar en de leeftijdsgroep 16-25 jaar verandert in 18-25 jaar.
    Een bijkomend luik VIIIter wordt bijgevoegd analoog als het nieuwe luik in de demografische statistiek (statistiek I, nieuw luik VIIIbis, zie hierboven onder A).

    6.1.4. Geografische statistiek (statistiek IV)

    Enkel luik IVquater wijzigt.
    De leeftijdsgroep 12-16 jaar verandert in 12-18 jaar en de leeftijdsgroep 16-25 jaar verandert in 18-25 jaar.

    7. Stroomschema's(1)

    (...)

    ------------------------
    (1) Begrip "gezin": het gezin is een entiteit, waarbinnen, aan de kinderen, in functie van hun leeftijd, ingevolge groepering, verschillende rangen worden toegewezen conform artikel 42 of 70bis KBW.
    (2) Indien het recht op kinderbijslag voor het oudste kind geschorst is voor de volledige maand, kan het jongere kind ook aanspraak maken op de leeftijdsbijslag van 922 BEF.
    (3) Het oudste kind "verlaat het gezin waarin het wordt opgevoed" indien het niet meer wordt opgevoed door de oorspronkelijke bijslagtrekkende.
    Het in een instelling geplaatste kind wordt geacht het gezin te verlaten zodra artikel 70bis KBW in hoofde van dezelfde rechthebbende, niet meer wordt toegepast.
    (4) Het betreft hier een eerste uitdoving van het recht, voor het betrokken kind. Een schorsing van het recht op kinderbijslag van dit kind doet het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF evenwel niet tenietgaan.
    De principes inzake schorsing en uitdoving van het recht zoals uiteengezet in de M.O. 489 van 10 september 1990 zijn van toepassing.
    (5) Om te bepalen dat de gezinssituatie niet gewijzigd is, waardoor het recht op de leeftijdsbijslag van 922 BEF behouden blijft zal de bijslagtrekkende in het gezin dezelfde moeten zijn.
    Indien de groepering in een gezin gebeurde omdat het geplaatst kind overeenkomstig artikel 70bis van de groepering genoot, moet tijdens de plaatsing artikel 70bis hoofdens dezelfde rechthebbende van toepassing blijven.
    De loutere wijziging van de bijslagtrekkende in het gezin, ingevolge het overlijden van de bijslagtrekkende in het gezin, brengt geen wijziging mee aan de entiteit "gezin".
    De wijziging van de bijslagtrekkende in een gezin, zonder dat hierdoor aan de groepering van de kinderen wordt geraakt, brengt evenmin een wijziging mee aan de entiteit "gezin".

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ----------------------
    (1) Niet opgenomen.

    Meegedeeld door MO 548 van 18 februari 1997; niet opgenomen

    Top