Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1308 van 20 juni 1997 - Terugvordering van ten onrechte verkregen bijslagen - Art. 24 SWKL - Wijziging van Art. 1410, §4 GW

     

    Met deze omzendbrief wordt toelichting gegeven bij het koninklijk besluit van 20 februari 1997 tot wijziging van artikel 1410, §4 van het Ger. Wb., in toepassing van de artikelen 2 en 3, §1, 3° en 4° en §2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (zie bijlage).

    1. Wettelijk kader

    Krachtens artikel 24 van de kinderbijslagwetgeving mogen de kinderbijslaginstellingen de ten onrechte betaalde bijslagen terugvorderen van degene die deze ontvangen heeft, door inhouding op de later verschuldigde bijdragen. Concreet betekent dit dat de volgende maandelijkse betalingen telkens worden verminderd met 10 % totdat het ten onrechte verkregen bedrag volledig gecompenseerd werd. De inhouding kan 100 % bedragen indien de betrokkene bedrog heeft gepleegd of indien de bijslagen ten onrechte werden verkregen ingevolge een nalatigheid of een verzuim van de betrokkene.

    Deze mogelijkheid tot inhouding is van toepassing van artikel 1410, §4 van het Gerechtelijk Wetboek (hierna afgekort Ger. Wb.) en is beperkt tot inhouding op latere prestaties, uitbetaald door de instelling die het Onverschuldigde bedrag heeft betaald, d.w.z. dat onverschuldigd betaalde kinderbijslag enkel kan worden ingehouden op in de toekomst te betalen verschuldigde kinderbijslag.

    2. Draagwijdte van het toegelichte koninklijk besluit

    Het hogervermelde koninklijk besluit breidt de mogelijkheden, voorzien in artikel 1410, §4, Ger. Wb., om terug te vorderen uit, voor de instellingen die prestaties inzake sociale zekerheid en pensioenen betalen.

    Voortaan kunnen nu de ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd op prestaties betaald door de sociale zekerheids- of pensioeninstellingen bedoeld in artikel 1410, §1, 2°, 3°, 4° en 8°, Ger. Wb.

    Dit betekent dat de sommen kunnen worden teruggevorderd op :

    • Pensioenen, aanpassingsuitkeringen, renten, rentenbijdragen of als pensioen geldende voordelen, betaald krachtens een wet, een statuut of een overeenkomst ;
       
    • werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen betaald door de fondsen voor bestaanszekerheid ;
       
    • de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en de invaliditeitsuitkeringen betaald krachtens de wetgeving betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet van 16 juni 1960 die onder meer de maatschappelijke prestaties waarborgt ten gunste van de gewezen werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi en de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid ;
       
    • de uitkering toegekend bij onderbreking van de beroepsloopbaan.

    Bijgevolg kan voortaan ten onrechte betaalde kinderbijslag worden gerecupereerd door inhouding op pensioenen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en loopbaanonderbrekingsuitkeringen. De gerechtigde op het pensioen of één van de overige prestaties moet de debiteur (bijslagtrekkende) van de onverschuldigde bedragen zijn.

    Kinderbijslagen vormen echter geen prestatie bedoeld in artikel 1410, §1, 2°, 3°, 4° en 8°, Ger. Wb. Zij komen dus niet voor in de opsomming van de prestaties waarop inhoudingen kunnen gebeuren ter delging van een openstaande schuld bij een andere sociale zekerheidsinstelling.

    Aldus sluit de limitatieve opsomming van deze bepaling uit dat andere sociale zekerheidsinstellingen (zoals bv. R.V.A., R.I.Z.I.V., R.V.P.) op hun beurt de kinderbijslagfondsen kunnen verzoeken over te gaan tot inhouding op later verschuldigde kinderbijslag ter delging van een schuld bij hun instelling.

    Er is evenwel nog steeds een beperking : de terugvordering van meer dan 10 % mag niet tot gevolg hebben dat het gezinsinkomen van de schuldenaar wordt verlaagd tot een bedrag dat lager ligt dan het bestaansminimum, berekend met als basis de periode waarop deze prestatie betrekking heeft. De instelling bij wie om de inhouding wordt verzocht dient na te gaan of aan deze voorwaarde voldaan werd.

    3. Inwerkingtreding en praktische regels

    Dit koninklijk besluit is in werking getreden op 1 januari 1997.

    De nieuwe mogelijkheid van terugvordering mag onmiddellijk worden toegepast in alle dossiers waarin nog een saldo aan onterecht betaalde kinderbijslag openstaat en natuurlijk in alle nieuwe dossiers.

    Top