Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

9 juni 1999 - Koninklijk besluit betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 8.7.1999)

    Artikel 1. Om de beheersrekening van de krachtens artikel 19 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders erkende vrije kinderbijslagfondsen en de in artikel 31 van dezelfde wetten bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen te stijven, kent de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, hierna " Rijksdienst " genoemd, een jaarlijkse toelage toe, waarvan het bedrag bepaald wordt overeenkomstig de hiernavolgende artikelen. (1)

    De uitgaven betreffende deze toelage vallen ten laste van de sector van de gezinsbijslagen.

    Deze toelage wordt aangewend voor het dekken van de uitgaven gedaan voor het beheer van de verschuldigde gezinsbijslagen. (9)

    Art. 2. De Rijksdienst kent aan de bij artikel 1 bedoelde vrije kinderbijslagfondsen een toelage voor administratiekosten toe, waarvan het bedrag (2) gelijk is aan :

    1° voor het dienstjaar 1999 :
    a) 725 frank per werkgever aangesloten in de loop van 1999;
    b) 1 400 frank per mutatie van werkgever in de loop van 1999;
    c) 60,35 frank per betaling uitgevoerd in de loop van 1999;
    d) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van 1999;
    e) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van 1999;
    f) 250 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van 1999;
    g) 125 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van 1999;
    h) 62,5 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van 1999;

    2° voor het dienstjaar 2000 :
    a) 300 frank per werkgever aangesloten in de loop van 2000;
    b) 2000 frank per mutatie van werkgever in de loop van 2000;
    c) 60,35 frank per betaling uitgevoerd in de loop van 2000;
    d) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van 2000;
    e) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van 2000;
    f) 340 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van 2000;
    g) 170 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van 2000;
    h) 85 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van 2000;

    3° voor de dienstjaren 2001 tot 2007 : (7)
    a) 2 500 frank per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 60,35 frank per betaling, behalve die van de verhogingen van de leeftijdsbijslagen, uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    c) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    d) 1 000 frank per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    e) 400 frank per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 200 frank per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 100 frank per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;

    4° voor het dienstjaar 2008 :
    a) 61,97 EUR per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    c) 24,79 EUR per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    d) 9,92 EUR per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    e) 4,96 EUR per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 2,48 EUR per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 0,39 EUR per elektronisch bericht betreffende de socioprofessionele situatie van de rechthebbende;
    h) 1,186 EUR per betaling;

    5° voor het dienstjaar 2009 :
    a) 61,97 EUR per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    c) 24,79 EUR per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    d) 9,92 EUR per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    e) 4,96 EUR per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 2,48 EUR per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 0,39 EUR per elektronisch bericht betreffende de socioprofessionele situatie van de rechthebbende;
    h) 1,020 EUR per betaling;

    6° vanaf het dienstjaar 2010 :
    a) 61,97 EUR per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslagen uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    c) 24,79 EUR per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    d) 9,92 EUR per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    e) 4,96 EUR per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 2,48 EUR per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 0,39 EUR per elektronisch bericht betreffende de socioprofessionele situatie van de rechthebbende;
    h) 0,782 EUR per betaling.

    7° vanaf het dienstjaar 2014 :
    a) 61,97 EUR per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslag uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    c) 24,79 EUR per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    d) 9,92 EUR per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    e) 4,96 EUR per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 2,48 EUR per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 0,39 EUR per elektronisch bericht betreffende de socioprofessionele situatie van de rechthebbende;
    h) 0,782 EUR per betaling;
    i) 1,5 % van het bedrag van de ten onrechte uitbetaalde gezinsbijslag die wettelijk teruggeïnd is na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

    Het Beheerscomité van de Rijksdienst definieert de in 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° van het eerste lid gebruikte parameters.

    Deze toelage wordt betaald bij middel van maandelijkse voorschotten die gebaseerd zijn op de laatste driemaandelijkse aangifte. Vanaf 1 januari 2009 worden de voorschotten met 5 % verhoogd, te verrekenen op de toe te kennen toelage, vermeld in artikel 4.

    Art. 3. De bedragen bepaald in artikel 2, 1°, a), b), c), e), f), g) en h), 2°, a), b), c), e), f), g) en h), 3°, a), b), d), e), f) en g), 4°, a), c), d), e), f), g) en h), 5°, a), c), d), e), f), g) en h), 6°, a), c), d), e), f), g) en h) en 7°, a), c), d), e), f), g) en h), verhogen of verminderen overeenkomstig de op 31 december van het dienstjaar vastgestelde index van de conventionele bediendenlonen, NACEBEL-nomenclatuur, zoals bepaald en gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die is gekoppeld aan de basisindex 100,71, herzien in 1997 voor de berekening van deze index.

    Het bedrag van de toelage, bepaald in artikel 4, tweede lid, verhoogt of vermindert overeenkomstig de op 31 december van het vorig dienstjaar vastgestelde index van de conventionele bediendenlonen, NACEBEL-nomenclatuur, zoals bepaald en gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die is gekoppeld aan de basisindex 100,71, herzien in 1997 voor de berekening van deze index. (7)

    Art. 4. De Rijksdienst verleent bovendien aan de in artikel 1 bedoelde vrije kinderbijslagfondsen een toelage die afhankelijk is van de wijze waarop de kinderbijslagfondsen hun wettelijke opdrachten uitvoeren, onder de voorwaarden en volgens de regels vastgesteld in de hiernavolgende artikelen, (...).

    Het bedrag van die toelage wordt bepaald op :
    - 3.098.669,06 EUR voor het dienstjaar 2007;
    - 4.028.269,78 EUR voor het dienstjaar 2008;
    - 6.197.338,12 EUR voor het dienstjaar 2009;
    - 9.296.007,18 EUR vanaf het dienstjaar 2010.

    (3) (8)

    Art. 5. Het deel van de toelage bedoeld in artikel 4 waarop elk kinderbijslagfonds gedurende een dienstjaar maximaal aanspraak kan maken, wordt proportioneel vastgesteld overeenkomstig het aandeel van de aan elk kinderbijslagfonds voor het vorige dienstjaar verleende toelage voor administratiekosten, zoals bedoeld in artikel 2.

    Voor het dienstjaar 1999 wordt het deel van het in artikel 4 alinea 2 bedoeld bedrag van 125 miljoen frank waarop elk kinderbijslagfonds maximaal aanspraak kan maken, proportioneel vastgesteld overeenkomstig het aandeel van de aan elk kinderbijslagfonds voor het dienstjaar 1998 verleende provisie, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 december 1980 betreffende de berekeningswijze van de toelage voor de stijving van de beheersrekening van de kinderbijslagfondsen. (4)

    Art. 6. Het Beheerscomité van de Rijksdienst wordt belast met de evaluatie van de wijze waarop elk kinderbijslagsfonds zijn wettelijke opdrachten uitvoert.

    Die evaluatie gebeurt op basis van de resultaten van de controle van de beheersprestaties van de kinderbijslagfondsen, die door de Rijksdienst is uitgevoerd gedurende de periode van 1 januari tot 31 december van het dienstjaar dat de toekenning van deze toelage voorafgaat.

    Op basis van het gemotiveerd verslag van die evaluatie, dat wordt opgemaakt ten laatste op 30 september van het jaar waarvoor de in artikel 4 bedoelde toelage wordt verleend, bepaalt het Beheerscomité het gedeelte van het bedrag, zoals bedoeld in artikel 5, dat werkelijk aan elk kinderbijslagfonds wordt toegekend.

    Art. 7. De evaluatiecriteria van de beheers-prestaties van de kinderbijslagfondsen zijn :
    1° de naleving door de kinderbijslagfondsen van de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen zowel op technisch als op financieel en boekhoudkundig vlak en de snelheid waarmee aan de vastgestelde leemten verholpen wordt;
    2° de nauwkeurigheid inzake de financiering van de betalingsverrichtingen, het beperken van de beschikbare gelden op de financiële rekeningen, de naleving van de vaste betaaldag, de tijdige en correcte boeking van de ten onrechte uitgekeerde bijslagen, de omvang van de debetten in het algemeen en van deze ten gevolge van fouten van de kinderbijslagfondsen in het bijzonder, de financiering van de onverschuldigde betalingen, de snelheid waarmee de debetten teruggevorderd worden en de bedragen die ingevolge verjaring niet meer konden worden gerecupereerd en definitief op het reservefonds moesten worden aangerekend;
    3° de naleving door de kinderbijslagfondsen van de termijnen voor de administratieve, boekhoudkundige, financiële en statistische documenten en de correctheid van deze stukken evenals de stipte en foutloze bijwerking van de gegevens vervat in de repertoria bijgehouden door de Rijksdienst;
    4° de resultaten van het verslag van de bedrijfsrevisor of accountant betreffende de doorlichting van de organisatie in het algemeen en de werking van de interne Verificatiedienst en de maatregelen getroffen ter voorkoming van de geldverduisteringen in het bijzonder; (5)
    5° de door de kinderbijslagfondsen genomen initiatieven om de gezinnen te informeren over de kinderbijslagwetgeving in het algemeen en hun kinderbijsl agdossier in het bijzonder.
    6° de correcte integratie van de actoren van het recht op kinderbijslag in het Kadaster. (7)

    Art. 8. Aan de in artikel 7 opgenomen evaluatiecriteria worden de volgende weging-scoëfficiënten toegekend :
    1° het in 1° bedoelde criterium : 50 %;
    2° het in 2° bedoelde criterium : 20 %;
    3° het in 3° bedoelde criterium : 15 %;
    4° (het in 4° bedoelde criterium : 7,5 %; (7)
    5° het in 5° bedoelde criterium : 5 %;
    6° het in 6° bedoelde criterium : 2,5 %. (7)

    Art. 9. De in artikel 4 bedoelde toelage wordt aan elk kinderbijslagfonds gestort in de loop van de maand december van het betrokken dienstjaar.

    Art. 10. Het deel van de toelage toegekend op basis van de evaluatie van de kwaliteit van het financieel beheer, bedoeld in artikel 7, 2° en gewogen overeenkomstig artikel 8, 2° moet toegewezen worden aan het reservefonds :

    a) naar rato van 50 % voor dienstjaar 2014, 70 % voor dienstjaar 2015 en 100 % vanaf dienstjaar 2016, wanneer de waarde van het reservefonds lager ligt dan 50 % van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar;

    b) naar rato van 37,50 % voor dienstjaar 2014, 43 % voor dienstjaar 2015 en 50 % vanaf dienstjaar 2016 wanneer de waarde van het reservefonds minder dan 125 % en ten minste 50 % bedraagt van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar, voor de kinderbijslagfondsen die jaarlijks meer dan 100.000.000 EUR uitkeren of wanneer de waarde van het reservefonds minder dan 150 % en ten minste 50 % bedraagt van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar, voor kinderbijslagfondsen die jaarlijks minder dan 100.000.000 EUR uitkeren."

    Art. 11. De toelage voor administratiekosten die de Rijksdienst toekent aan de in artikel 1 bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen mag het werkelijk bedrag van de administratiekosten dat is opgenomen in de begroting van elk van die bijzondere kinderbijslagfondsen niet overschrijden.
    Deze toelage wordt betaald bij middel van maandelijkse voorschotten.

    Art. 12. De in artikel 1 bedoelde vrije en bijzondere kinderbijslagfondsen zijn verplicht een administratieve reserve tot stand te brengen, die wordt gestijfd met :
    a) het vermogen van de administratieve reserve van het kinderbijslagfonds op 31 december 1998;
    b) overschotten op de toelagen voor administratiekosten op 31 december van het dienstjaar;
    c) elke subsidie die voor het dekken van de administratiekosten zou worden toegekend.
    De intresten door deze verschillende sommen opgebracht, worden eveneens gestort in de administratieve reserve.

    Art. 13. Onverminderd artikel 143 van dezelfde samengeordende wetten, oefent de Rijksdienst toezicht uit op de uitvoering van dit besluit.

    Het Beheerscomité van de Rijksdienst kan op basis van de vaststellingen van de controleurs van de Rijksdienst de rechtzetting opleggen van de boekhouding van de vrije kinderbijslagfondsen voor uitgaven van die fondsen die niet verantwoord kunnen worden als uitgaven voor het beheer van de verschuldigde gezinsbijslag. (9)

    Wanneer een vrij kinderbijslagfonds de door het Beheerscomité opgelegde rechtzettingen niet uitvoert, worden de bedragen in kwestie afgetrokken van het deel van de toelage dat aan het fonds verschuldigd is op grond van artikel 2 voor het volgende dienstjaar. (9)

    Art. 14. Ongeacht de bij dit besluit toegekende toelage, stort de Rijksdienst aan de in artikel 1 bedoelde kinderbijslagfondsen de kosten terug :
    1° van de uitgifte van de betalingsopdrachten;
    2° van de medische onderzoeken, uitgevoerd met toepassing van de bepalingen van de artikelen 47, 56septies en 63 van dezelfde samengeordende wetten, en de daaraan verbonden administratiekosten;
    3° van de ambtshalve uitgekeerde intresten overeenkomstig artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde.

    Art. 15. Het koninklijk besluit van 15 december 1980 betreffende de berek eningswijze van de toelage voor de stijving van het fonds voor administratiekosten van de kinderbijslagfondsen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 april 1983, 12 februari 1987, 1 februari 1989, 13 september 1989, 27 november 1990 en 21 december 1992, wordt opgeheven.

    Art. 16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

    (1) Zoals gewijzigd door het K.B. van 15.1.2001, art. 2 (B.S. 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000.
    (2) De bedragen uitgedrukt in Belgische frank werden vervangen door de overeenkomstige bedragen in euro. Verwijzingen naar nationale munteenheden in rechtsinstrumenten die op het einde van de overgangsperiode naar de euro nog bestaan, dienen namelijk te worden gelezen als verwijzingen naar de euro-eenheid, door de omrekeningskoersen toe te passen. (art. 14 Verordening EG nr. 974/98 van de Raad over de invoering van de euro).
    (3) Zoals gewijzigd door het K.B. van 15.1.2001, art. 3 (B.S. 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000; het K.B. van 24.9.2001, art. 1 (B.S. 1.11.2001), van kracht vanaf 1.1.2001; het KB van 14.11.2002, art. 1 (B.S. 27.11.2002), van kracht vanaf 1.1.2002; het KB van 2.10.2003, art. 1 (B.S. 5.11.2003), van kracht vanaf 15.11.2003; het K.B. van 24.11.2004, art. 1 (B.S. 15.12.2004), van kracht vanaf 25.12.2004; het K.B. van 7.12.2005, art. 1 (B.S. 19.12.2005), van kracht vanaf 29.12.2005; het KB van 17.11.2006, art. 1 (B.S. 21.12.2006), van kracht vanaf 31.12.2006.
    (4) Zoals gewijzigd door het K.B. van 15.1.2001, art. 1 (B.S. 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000.
    (5) Zoals gewijzigd door het K.B. van 15.1.2001, art. 4 (B.S. 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000.
    (6) Zoals gewijzigd door het K.B. van 15.1.2001, art. 5 (B.S. 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000; door het K.B. van 24.9.2001, art. 1 (B.S. 1.11.2001), van kracht vanaf 1.1.2001.
    (7) Zoals gewijzigd door het K.B. van 4.06.2008, van kracht vanaf 1.1.2008.
    (8) Zoals gewijzigd door het K.B. van 4.06.2008, van kracht vanaf 1.12.2007.
    (9) Zoals gewijzigd door het K.B. van 25.04.2014, van kracht vanaf 9.6.2014.

    -------------------

    De wet van 12.8.2000, art. 82 (BS 31.8.2000), heeft de toepassing van het KB van 9.6.1999 betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen bevestigd voor het jaar 1999. Zoals gewijzigd door het KB van 15.1.2001, art. 1 (BS 9.2.2001), van kracht vanaf 1.1.2000.

    Het K.B. van 22.05.2014 (B.S. 27.06.2014), van kracht vanaf 01.01.2014, heeft de volgende wijzigingen aangebracht:

    1° in artikel 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1. het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende :

    " 7° vanaf het dienstjaar 2014 :
    a) 61,97 EUR per mutatie van werkgever in de loop van het dienstjaar;
    b) 1,4 % van het bedrag van de gezinsbijslag uitbetaald in de loop van het dienstjaar;
    c) 24,79 EUR per controle uitgevoerd in de loop van het dienstjaar;
    d) 9,92 EUR per mailboxbericht met hoog gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    e) 4,96 EUR per mailboxbericht met gemiddeld gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    f) 2,48 EUR per mailboxbericht met laag gewicht ontvangen in de loop van het dienstjaar;
    g) 0,39 EUR per elektronisch bericht betreffende de socioprofessionele situatie van de rechthebbende;
    h) 0,782 EUR per betaling;
    i) 1,5 % van het bedrag van de ten onrechte uitbetaalde gezinsbijslag die wettelijk teruggeïnd is na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. ";

    2. in het tweede lid worden de woorden " 1°, 2°, 3°, 4°, 5° en 6° van het eerste lid " vervangen door de woorden " 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° van het eerste lid. "

    2° in artikel 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt :

    "De bedragen bepaald in artikel 2, 1°, a), b), c), e), f), g) en h), 2°, a), b), c), e), f), g) en h), 3°, a), b), d), e), f) en g), 4°, a), c), d), e), f), g) en h), 5°, a), c), d), e), f), g) en h), 6°, a), c), d), e), f), g) en h) en 7°, a), c), d), e), f), g) en h), verhogen of verminderen overeenkomstig de op 31 december van het dienstjaar vastgestelde index van de conventionele bediendenlonen, NACEBEL-nomenclatuur, zoals bepaald en gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die is gekoppeld aan de basisindex 100,71, herzien in 1997 voor de berekening van deze index."

    3° artikel 10 wordt vervangen als volgt :

    " Art. 10. Het deel van de toelage toegekend op basis van de evaluatie van de kwaliteit van het financieel beheer, bedoeld in artikel 7, 2° en gewogen overeenkomstig artikel 8, 2° moet toegewezen worden aan het reservefonds :

    a) naar rato van 50 % voor dienstjaar 2014, 70 % voor dienstjaar 2015 en 100 % vanaf dienstjaar 2016, wanneer de waarde van het reservefonds lager ligt dan 50 % van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar;

    b) naar rato van 37,50 % voor dienstjaar 2014, 43 % voor dienstjaar 2015 en 50 % vanaf dienstjaar 2016 wanneer de waarde van het reservefonds minder dan 125 % en ten minste 50 % bedraagt van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar, voor de kinderbijslagfondsen die jaarlijks meer dan 100.000.000 EUR uitkeren of wanneer de waarde van het reservefonds minder dan 150 % en ten minste 50 % bedraagt van het gemiddelde saldo van de teruggevorderde onverschuldigde gezinsbijslag voor het overeenkomstige boekjaar, voor kinderbijslagfondsen die jaarlijks minder dan 100.000.000 EUR uitkeren."

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top