Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 3 BVR Selectieve participatietoeslagen

    §1. Voor de berekening van de inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 37, eerste lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, wordt rekening gehouden met de inkomsten van beide personen aan wie de selectieve participatietoeslagen worden uitbetaald voor een leerling, die dezelfde woonplaats hebben.

    §2. In deze paragraaf wordt verstaan onder feitelijk gezin: een leefeenheid waarin twee personen die geen bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad zijn, samenwonen en samen een huishouden regelen, hetzij financieel, hetzij op een andere ondersteunende manier.

    Er wordt rekening gehouden met de inkomsten van de persoon die dezelfde woonplaats heeft als een leerling en de persoon met wie die persoon een feitelijk gezin vormt als de selectieve participatietoeslagen worden uitbetaald aan één persoon alleen of aan twee personen die niet op hetzelfde adres wonen.

    Als de selectieve participatietoeslagen worden uitbetaald aan het rechthebbende kind zelf conform artikel 73, §1, eerste lid, van het Groeipakketdecreet van 2018 wordt rekening gehouden met de inkomsten van het kind zelf en de persoon met wie het kind samenwoont.

    Als de persoon, vermeld in het tweede en derde lid, samenwoont met verschillende niet-verwante personen tot en met de derde graad, wordt hij geacht een feitelijk gezin te vormen met de volgende personen, in afdalende volgorde:

    1. de persoon met wie de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, getrouwd is als vermeld in artikel 3, §1, 16°, van het decreet van 27 april 2018;
    2. de andere ouder van het kind;
    3. de persoon met wie hij samen de gezinswoning heeft gekocht of gebouwd;
    4. de persoon met wie de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, verklaart samen de kinderen op te voeden;
    5. de persoon met wie de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, het langst samenwoont.

    Het samenwonen, vermeld in het eerste lid, blijkt uit een gemeenschappelijk domicilie volgens het Rijksregister en kan alleen weerlegd worden door een officieel document van een overheid of een overheidsinstelling dat gebaseerd is op de reële gezinssituatie.

    De volgende documenten worden als officieel document als vermeld in het vijfde lid, aanvaard:

    1. een ontvangstbewijs van de aangifte, vermeld in artikel 7, §1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;
    2. een attest van de politie dat vaststelt dat de toestand in het Rijksregister niet overeenstemt met de reële situatie;
    3. een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
    4. een attest van een OCMW dat vaststelt dat de toestand in het Rijksregister niet overeenstemt met de reële situatie.

    De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst met officiële documenten die aanvaard worden om het Rijksregister te weerleggen, vermeld in het zesde lid, aanvullen.

    Als het samenwonen, vermeld in het eerste lid, niet blijkt uit het Rijksregister, kan de vorming van een feitelijk gezin bewezen worden door:

    1. een controle door de gezinsinspecteur;
    2. een vaststelling van een andere overheidsdienst waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt;
    3. een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
    4. een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, of van de persoon met wie de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, samenwoont.

    De vorming van een feitelijk gezin, vermeld in het achtste lid, kan weerlegd worden door:

    1. een geregistreerde huurovereenkomst tussen de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, en de persoon met wie hij samenwoont;
    2. een arbeidsovereenkomst met recht van inwoning;
    3. een attest van detentie;
    4. een registratieformulier van de mantelzorger, die niet een van de personen, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, 1°, is;
    5. een aanwezigheidsattest van het vluchthuis of sociaal huis;
    6. een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een rechtgevend kind in het gezin;
    7. een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een andere persoon dan de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, met dezelfde woonplaats;
    8. een verklaring van geen feitelijke gezinsvorming van de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, en de niet-verwante persoon in zijn gezin;
    9. het feit dat de niet-verwante persoon zelf nog rechtgevend is op gezinsbijslagen op het ogenblik dat hij in het gezin komt van de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald;
    10. een bewijs dat het om een inschrijving op een referentieadres gaat;
    11. een attest van de FOD Binnenlandse Zaken en een attest van immatriculatie, afgeleverd aan de asielzoeker tijdens de asielaanvraagprocedure;
    12. een vaststelling van een andere overheidsdienst waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt;
    13. een controle door de gezinsinspecteur.

    In het negende lid wordt verstaan onder niet-verwante persoon: een persoon die geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad is.

    Een gezinsinspecteur staaft de verklaringen, vermeld in het negende lid, 6°, 7° en 8°, altijd met een controle ter plaatse.

    De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst, van bewijsmiddelen om de vorming van een feitelijk gezin te bevestigen of te weerleggen vermeld in het negende lid, aanvullen.

    De vorming van een feitelijk gezin kan niet weerlegd worden als de persoon aan wie de selectieve participatietoeslag wordt uitbetaald, samenwoont met een persoon die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

    1. een persoon met wie hij een gemeenschappelijk kind heeft;
    2. een persoon met wie hij samen de gezinswoning heeft gekocht of gebouwd.

    Besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2022 tot vaststelling van maatregelen voor gelegenheidsarbeiders voor de periode van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021 ten gevolge van de uitbraak van het COVID-19-virus, wat betreft de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en tot wijziging van diverse besluiten over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid - hoofdstuk 6 - artikel 48 - inwerkingtreding 25.03.2022

    In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. in paragraaf 1 wordt de zinsnede “het decreet van 27 april 2018” vervangen door de zinsnede “het Groeipakketdecreet van 2018”;
    2. in paragraaf 2, derde en vierde lid, wordt de zinsnede “het decreet van 27 april 2018” vervangen door de zinsnede “het Groeipakketdecreet van 2018”;
    3. in paragraaf 2, negende lid, 1°, wordt tussen het woord “een” en het woord “huurovereenkomst” het woord “geregistreerde” ingevoegd.

    gearchiveerde versie (01.01.2019 – 24.03.2022)

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top