U bent hier

– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.

 Mevrouw Verheyen heeft het woord.

Het zijn inderdaad gekoppelde vragen om uitleg, maar inhoudelijk verschillen ze wel een beetje, denk ik.

Ten gevolge van de maatregelen die werden genomen in het kader van de indamming van de verspreiding van het coronavirus werden heel wat mensen geconfronteerd met een inkomensverlies. Daarnaast waren er heel wat mensen die geen beroep konden doen op tijdelijke werkloosheid en daarbij moesten terugvallen op een leefloon of inkomensvervangende uitkering.

Het onderzoeksconsortium COVIVAT ging de financiële impact na van de coronamaatregelen op verschillende huishoudens en de effecten van COVID-19 op de dienstverlening van de OCMW’s en lokale besturen. Ze stelden onder meer vast dat alleenstaande ouders in de tijdelijke werkloosheid geen financiële marge hebben en in de problemen kwamen om essentiële uitgaven te doen, zoals voor wonen, verzorgingsproducten en voeding.

Bijkomende maatregelen drongen zich op en in het kader daarvan nam het Vlaams Parlement dan ook op 20 mei 2020 een resolutie aan ter versterking van de meest kwetsbare huishoudens. Het Vlaams Parlement vroeg de regering daarbij om op korte termijn in de nodige budgetten te voorzien en maatregelen te nemen om kwetsbare huishoudens te ondersteunen.

Het ging meer bepaald om het doorvoeren van een wijziging aan de regeling van de sociale toeslag in het groeipakket. Daar hebben we het heel uitgebreid over gehad.

Er was ook de vraag om eenmalig een consumptiebudget toe te kennen aan bepaalde doelgroepen, en om de lokale besturen beperkt in de tijd financieel te versterken in functie van lokale armoedebestrijding.

Vooral bij de implementatie schijnt er zich een probleem voor te doen. Het Belang van Limburg berichtte op 7 september dat lokale besturen, en OCMW's in het bijzonder, een grote en tijdrovende administratieve last ondervinden bij de besteding van de extra middelen die hen naar aanleiding van de coronacrisis zijn toegekend. Aanvullend moet men – ook al is het einde van de tunnel nog niet direct in zicht – alle toegekende middelen die niet zijn opgebruikt, weer overmaken aan de overheid die ze heeft uitgekeerd. Het probleem dat in het Belang van Limburg werd aangekaart, situeert zich weliswaar bij de collega’s van de federale overheid maar vormt wel de aanleiding voor deze vraag omtrent de Vlaamse situatie.

Minister, hebt u weet van een gelijkaardige administratieve situatie voor middelen die toegekend werden door de Vlaamse overheid – in het bijzonder middelen die in het kader van de resolutie van het Vlaams Parlement werden toegekend?

Welke administratieve voorwaarden heeft Vlaanderen daarbij opgelegd bij de besteding van deze uitzonderlijke middelen? Verschillen die van de federale voorwaarden en houdt de Vlaamse overheid daarbij ook de mogelijkheid open om middelen die niet voor een bepaalde termijn besteed zijn, terug te vorderen?

Minister, hoe evalueert u de algemene implementatie van de resolutie van 20 mei 2020?

Mevrouw De Rudder heeft het woord.

De Vlaamse Regering heeft in het kader van de coronacrisis een budget van 45 miljoen euro uitgetrokken om de meest kwetsbare gezinnen te ondersteunen. Dat is uiteraard zeer goed. Steden en gemeenten hebben een deel van dit budget ontvangen voor de lokale armoede-initiatieven. Heel wat steden en gemeenten botsten aan tegen het feit dat ze niet over genoeg gegevens beschikten om de echt kwetsbare gezinnen te kunnen bereiken.

Het is dan ook heel goed dat het agentschap Opgroeien en het Agentschap Uitbetaling Groeipakket hebben onderzocht hoe de gegevens over kwetsbare gezinnen veilig kunnen worden uitgewisseld met de lokale besturen. Enkel op die manier kunnen ook lokale besturen echt aan de slag. Zij kunnen blijkbaar op twee verschillende manieren een beroep doen op het agentschap Opgroeien en het Agentschap Uitbetaling Groeipakket om kwetsbare gezinnen in hun stad te bereiken. Ofwel vragen ze zelf de gegevens op, ofwel contacteert het agentschap zelf de kwetsbare gezinnen met het aanbod vanuit de gemeente. Persoonlijk lijkt het mij een goede zaak mochten steden en gemeenten dus inderdaad zelf over die gegevens kunnen beschikken, aangezien zij toch het dichtst bij de mensen staan en in het Vlaamse regeerakkoord de regierol voor armoedebestrijding bij de lokale besturen is gelegd.

Minister, vandaar mijn volgende vragen. Op welke termijn zullen steden en gemeenten over die gegevens kunnen beschikken, en op welke manier zullen die worden aangereikt? Zullen steden en gemeenten in de toekomst ook toegang krijgen tot de lijst van de gezinnen uit de kansarmoederegistratie bij Kind en Gezin? We merken immers toch dat dat ook in de toekomst een meerwaarde zal zijn voor steden en gemeenten.

Minister Beke heeft het woord.

Minister Wouter Beke

Collega’s, voor de financiële versterking van de lokale besturen voor armoedebestrijding is er geen aanvraagprocedure, maar werden de middelen reeds voor het zomerreces gestort op de rekening van de lokale besturen. Hier zijn geen specifieke voorwaarden aan verbonden. Inzake het consumptiebudget kunnen we meegeven dat er wordt gewerkt met een aanvraagprocedure. Lokale besturen die die middelen aanvragen, hebben al een berekening gemaakt van wat ze nodig hebben. De kans op niet-bestede overschotten is in dat geval kleiner.

Voor het consumptiebudget werden de administratieve voorwaarden vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020 tot toekenning van een specifieke subsidie aan de Vlaamse gemeentebesturen, OCMW’s en de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter ondersteuning van het consumptiebudget voor kwetsbare groepen. In artikel 8 van dat besluit staat dat het Agentschap Binnenlands Bestuur de subsidie zal verminderen of terugvorderen als de lokale besturen de bepalingen van het besluit niet naleven of als uit de financiële verantwoording die de lokale besturen volgend jaar of het jaar erna inzenden, blijkt dat de subsidie die werd toegekend, groter is dan de gemaakte kosten. Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) is betrokken om de afbakening van die kwetsbare groepen te beoordelen.

Voor de financiële versterking van de lokale besturen voor armoedebestrijding zijn er geen specifieke voorwaarden opgelegd. De drie Vlaamse maatregelen verschillen van de federale, zowel qua scope als qua manier van toekenning. Het is dus logisch dat ook de voorwaarden voor de lokale besturen en de verantwoording anders zijn.

Over de financiële versterking van de lokale besturen voor armoedebestrijding en het consumptiebudget is het nog te vroeg om uitspraken te doen. Daarvoor is het wachten tot we meer zicht hebben op de concrete besteding op het terrein door de lokale besturen. Collega Somers en het Agentschap Binnenlands Bestuur volgen dit op. Er is met betrekking tot deze maatregelen ook voorafgaandelijk overleg geweest met Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).

De bezorgdheden die vorige week nog werden geuit, hadden ook geen betrekking op de Vlaamse maatregelen. Wat de COVID-19-toeslag betreft, is de technische implementatie van de maatregel goed doorlopen. Het Agentschap Uitbetaling Groeipakket en de uitbetalers hebben op zeer korte termijn de eerste aanvragen verwerkt en uitbetaald. De nodige IT-aanpassingen werden doorgevoerd en de nodige procedures opgezet om dit proces zo vlot mogelijk te kunnen laten verlopen. Ik wil zowel het agentschap als de uitbetalers in dezen bedanken voor hun betrokkenheid en de snelheid waarmee ze gehoor hebben gegeven aan de oproep om deze toeslag zo snel mogelijk bij de gezinnen te kunnen brengen. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op de vragen om uitleg over deze toeslag.

Het aanbod vanuit het agentschap Opgroeien bestaat uit het eenmalig overmaken aan de lokale besturen van een lijst met persoonsgegevens inzake de sociale toeslag uit het groeipakket, en dat kan op korte termijn. Lokale besturen kunnen hieromtrent momenteel reeds contact opnemen met het agentschap Opgroeien. Geïnteresseerde lokale besturen maken via versleutelde elektronische communicatie een lijst over aan het agentschap Opgroeien met vermelding van alle kinderen van 0 tot 25 jaar gedomicilieerd in hun gemeente. Aansluitend bezorgt het agentschap Opgroeien via versleutelde elektronische communicatie een lijst met de kinderen die recht hebben op de sociale toeslag uit het groeipakket.

Na het ontvangen van de gegevens kan het lokaal bestuur een financiële tegemoetkoming toekennen aan de gezinnen met een kind dat recht heeft op een sociale toeslag. Dat is momenteel een eenmalig aanbod in het kader van de COVID-19-maatregelen, maar er wordt gewerkt aan een meer structurele uitwisseling van de gegevens. Daarnaast is het de bedoeling dat het Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid (VUTG) op vraag van lokale besturen informatie verspreidt naar gezinnen.

De vraag van lokale besturen om toegang te krijgen tot de lijst van gezinnen uit de kansarmoederegistratie door de lokale teams van Kind en Gezin is eerder ook al aan bod gekomen. Ik heb dit door het agentschap Opgroeien laten onderzoeken, ook wat de verenigbaarheid met de privacyregels betreft. Daaruit is gebleken dat lijsten van kinderen geboren in een kansarm gezin niet zomaar kunnen worden overgemaakt aan een lokaal bestuur. De kansarmoederegistratie gebeurt in het kader van de individuele ondersteuning van gezinnen en wordt genoteerd in het individuele dossier van elk kind binnen een individuele hulpverleningscontext. Het zijn vertrouwelijke gegevens, die onderworpen zijn aan het beroepsgeheim luidens artikel 458 en volgende van het Strafwetboek. Enkel binnen heel strikte voorwaarden kunnen ze worden gedeeld met andere hulpverleners. Die voorwaarden zijn de volgende. De personen die betrokken zijn bij de informatie-uitwisseling, moeten gebonden zijn door het beroepsgeheim. De informatie moet ook worden uitgewisseld binnen dezelfde hulpverleningscontext. Dat wil zeggen dat alle geheimplichtigen betrokken moeten zijn bij de hulpverlening aan de cliënt en moeten optreden met dezelfde finaliteit. De informatie-uitwisseling moet gebeuren in het belang van de cliënt. Verder moet de cliënt op de hoogte zijn van de informatie-uitwisseling en daarmee instemmen. Informatie kan slechts worden gedeeld indien de cliënt kennis heeft van het feit dat er bepaalde informatie met bepaalde hulpverleners wordt gedeeld. Het is belangrijk dat de cliënt op de hoogte is van de werkwijze die wordt gehanteerd door een organisatie of voorziening, van welke personen betrokken zijn bij overlegmomenten, van welke informatie wordt gedeeld. Het is bovendien wenselijk om de cliënt, in de mate van het mogelijke, te betrekken bij de informatie-uitwisseling. De cliënt moet de mogelijkheid hebben om zich tegen deze gegevensuitwisseling te verzetten of kunnen aangeven dat bepaalde informatie niet mag worden gedeeld met bepaalde personen.

Om een optimale ondersteuning van en hulpverlening aan gezinnen mogelijk te maken, kunnen op lokaal niveau heldere samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de aan het beroepsgeheim onderworpen partners van de Huizen van het Kind, waaronder ook de lokale teams van Kind en Gezin van het agentschap Opgroeien en het OCMW. In functie daarvan is een model van samenwerkingsafspraken in ontwikkeling.

Mevrouw Verheyen heeft het woord.

Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik wil wel meegeven dat ik niks heb tegen de controlefunctie die Zorg en Gezondheid en het Agentschap Binnenlands Bestuur in dezen hebben. Er moet natuurlijk worden gecontroleerd dat die overheidsmiddelen correct worden gespendeerd. Dat budget voor armoedebestrijding is inderdaad voor 15 juli gestort aan de lokale besturen, maar dat consumptiebudget kan worden teruggevorderd om bepaalde redenen, als iets niet in orde is. U hebt artikel 8 vermeld, maar u zegt niet dat de termijn ook een van die redenen is. Als de lokale overheid dus die middelen van dat consumptiebudget niet heeft gespendeerd tegen het einde van het jaar, dan wordt dat niet teruggevorderd. Heb ik dat goed begrepen? Het is immers heel wat, natuurlijk. Er zijn niet alleen budgetten van Vlaanderen, maar ook van de federale overheid naar de OCMW’s gekomen, wat natuurlijk heel goed nieuws is. Voor de OCMW’s geeft dat toch heel wat administratieve rompslomp, heel wat werk om dat allemaal op relatief korte termijn in orde te krijgen. Ik ga er dus van uit dat daar wat tijd over gaat. Het is niet zo dat, als het geld dat op het einde van het jaar niet is gespendeerd, dat ook niet nodig zal zijn. Dat is in januari en in februari ook nog nodig. Ik wil dus zeker van u weten dat dat niet zal worden teruggevorderd als dat niet is gespendeerd tegen het einde van het jaar, zoals dat bij de collega’s van de federale overheid wél het geval is.

Het gaat inderdaad over een budget van 45 miljoen euro voor de uitvoering van die resolutie. Wat als er geld wordt teruggevorderd? Wat gebeurt er met dat geld dat misschien terugkomt? Gaat dat opnieuw naar de lokale besturen? Gaat dat op een andere manier naar kwetsbare gezinnen?

Mevrouw De Rudder heeft het woord.

Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het is natuurlijk een goede zaak dat lokale besturen daar meer inzage in hebben, waarbij er uiteraard de nodige privacy- en GDPR-regels (General Data Protection Regulation) moeten zijn. Als ik het goed heb gehoord, zijn er samenwerkingsafspraken in de maak en wordt daar ook nog verder gevolg aan gegeven. Ik spreek voor mijn eigen gemeente, maar ook voor andere lokale besturen, als ik zeg dat we botsen op het feit dat we kwetsbare gezinnen wel willen helpen, maar ook aan gegevens moeten kunnen geraken om hen te kunnen helpen en bereiken. Daarom is deze maatregel nu heel goed. Als lokaal bestuur zijn we daarmee al een hele stap verder. We hopen dat dit in de toekomst nog verder kan worden uitgebreid. Ik kijk dus uit naar die verdere samenwerkingsafspraken die in ontwikkeling zijn.

De heer Anaf heeft het woord.

Het feit dat die gegevens met betrekking tot het groeipakket voortaan beschikbaar zijn voor lokale besturen, is zeker en vast een goede stap vooruit voor het lokale armoedebeleid. Ik had eerder ook al de vraag gesteld over die kansarmoede-index, want heel veel lokale besturen zien bijvoorbeeld hun cijfers qua kinderarmoede en kansarmoede ieder jaar stijgen, maar hebben de frustratie dat ze vaak niet weten waar die gezinnen juist zitten. Ze zouden die graag willen helpen. Een heel deel daarvan staat wel op de radar van lokale besturen, maar een heel groot deel soms ook niet. Daarom had ik indertijd ook al die vragen gesteld. U was daar toen ook enthousiast over. U ging daar eigenlijk redelijk vlot in mee. Ik vond dat antwoord toen zeer goed, maar daarnet was ik even bang dat u de deur daarvoor volledig zou dichtdoen. Ik begrijp nu echter dat het toch nog wordt bekeken, dat er zaken in de maak zijn om dat mogelijk te kunnen maken, natuurlijk volgens de privacyregels, die niemand hier in vraag stelt, denk ik. De privacy van die personen is zeer belangrijk, dus er moet zeker worden bekeken hoe dat op een goede manier kan, maar ik zou toch willen vragen om dat idee zeker niet te laten varen en daar spoedig werk van te maken. Dit is immers een goede stap in de goede richting. Als we qua lokaal armoedebeleid echt een aanzienlijk stap voorwaarts willen zetten, dan zijn die gegevens uit die kansarmoede-index, met de koppeling aan wie die mensen zijn, voor lokale besturen van zeer groot belang.

Minister Beke heeft het woord.

Minister Wouter Beke

Collega Anaf, zoals ik al heb gezegd, ik ben daar zeker niet tegen. Als gewezen schepen van Sociale Zaken en burgemeester weet ik hoeveel energie het kost om de mensen waarvoor je dat beleid wilt voeren juist te kunnen detecteren. Dat zou ons dus een zeer interessante tool kunnen geven. Ik heb daar dus zeker geen enkel politiek bezwaar tegen. De vraag is, zoals u zelf hebt aangehaald, wat er kan, ook met respect voor de privacyregels en het beroepsgeheim. Dat is wat ik heb gevraagd: wat zijn de mogelijkheden die we op dat vlak toch ter beschikking kunnen stellen?

Wat het consumptiebudget en de besteding van de budgetten betreft: de afrekening is er in 2021, denk ik. We zullen, ook samen met de minister van Binnenlands Bestuur, collega Somers, moeten bekijken hoe we dat concreet aanpakken. We hebben dus nog wel even de tijd om te bekijken hoe we dat goed zullen organiseren.

Mevrouw De Rudder heeft het woord.

Ik wou nog eens benadrukken dat wij als lokaal bestuur ook wel beseffen dat het niet mogelijk is om over alle gegevens te beschikken, maar in deze situatie geeft dat wel een meerwaarde om eigenlijk de essentie van de zaak te kunnen aanpakken. Om in te zetten op lokaal armoedebeleid moeten we de nodige gegevens hebben. Dankzij de maatregel die er nu komt, zullen we daarover kunnen beschikken, zodat we toch die mensen die we moeten bereiken, al op een of andere manier kunnen bereiken.

De vragen om uitleg zijn afgehandeld.

Vergadering bijwonen

Wegens de Coronacrisis vinden de plenaire vergaderingen op woensdagen (14u) plaats met een beperkt aantal volksvertegenwoordigers. De overige parlementsleden kunnen van thuis uit digitaal stemmen. De plenaire vergaderingen zijn rechtstreeks te volgen via deze website. 
De publiekstribune is gesloten.

De commissiewerkzaamheden zullen voor het grootste deel digitaal en via videogesprekken gebeuren. Als de werkzaamheden het vereisen, vinden sommige vergaderingen fysiek plaats. Alle commissievergaderingen zijn rechtstreeks te volgen via deze website. 

U kunt steeds de vergaderingen (her)bekijken via onze website of YouTube.

Wanneer vinden de vergaderingen plaats? Raadpleeg de volledige agenda voor deze week, of de parlementaire kalender voor een algemeen beeld van de planning van de vergaderingen in het Vlaams Parlement.