Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

996/81 van 25 februari 2008 - Sommendelegatie - Tegenstelbaarheid van gerechtelijke beslissingen buiten het toepassingsgebied van de kinderbijslagwetgeving

    1. Probleemstelling

    De vormvereisten waaraan vonnissen of andere gerechtelijke beslissingen waarin het kinderbijslagfonds geen betrokken partij is, moeten voldoen opdat het fonds deze zou kunnen/moeten uitvoeren, blijven in de praktijk steeds opnieuw vragen oproepen. Meer in het bijzonder wordt de problematiek toegespitst op de tegenstelbaarheid van de gerechtelijke beslissingen genomen buiten het toepassingsgebied van de kinderbijslagwetgeving (bv. een echtscheidingsvonnis) maar waarbij een bepaling betrekking heeft op de persoon aan wie de kinderbijslag moet worden uitbetaald.

    2. Toepasselijke wetgeving en vigerende onderrichtingen

    Wanneer gerechtelijke beslissingen getroffen worden buiten het toepassingsgebied van de kinderbijslagwetgeving zijn deze onderworpen aan strikte formaliteiten om tegenstelbaar te zijn aan derden, in dit geval de kinderbijslagfondsen.

    In kort bestek komt het erop neer dat een vonnis of een beschikking genomen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg tegenstelbaar wordt door betekening van een gerechtsdeurwaarder. Voorlopige maatregelen door de vrederechter en vonnissen van de jeugdrechtbank worden echter ook tegenstelbaar door een, al dan niet bij aangetekend schrijven gedane kennisgeving door de griffier.

    Voor een meer uitvoerige toelichting kan verwezen worden naar informatienota II/A996/16/agy van 18 juli 2001 waarin de diverse tegenstelbaarheidsvereisten behandeld worden. De voormelde informatienota blijft, behoudens de in deze onderrichting geformuleerde uitzondering (punt 5), onverkort van toepassing.

    3. Administratieve praktijk

    De toepasselijke regeling inzake de kennisgeving van deze gerechtelijke beslissingen (betekening door een gerechtsdeurwaarder, kennisgeving door de griffier al dan niet bij aangetekend schrijven,...) is vrij disparaat en dus weinig transparant te noemen. Bovendien legt het de sociaal verzekerde bijkomende administratieve verplichtingen op en wordt deze genoopt tot belangrij ke bijkomende uitgaven indien beroep moet worden gedaan op een gerechtsdeurwaarder. Hierdoor heeft zich in de loop der jaren een meer soepele administratieve praktijk ontwikkeld omtrent de wijze van kennisgeving van deze vonnissen en arresten. Sommige kinderbijslagfondsen hanteren het door de wet opgelegde formalisme (zie punt 1), terwijl andere fondsen eerder voor een pragmatische aanpak opteren.

    Uitgangspunt bij deze laatste visie is dat een kinderbijslagfonds er geen enkel belang bij heeft om een vonnis of arrest terzake pas uit te voeren nadat het ertoe gedwongen wordt, maar daarentegen een bij uitstek sociale rol vervult waarbij het belang van het kind centraal staat. Vanuit het streven naar administratieve vereenvoudiging werd alzo het principe gehanteerd waarbij een vonnis of arrest dat aan het kinderbijslagfonds ter kennis wordt gebracht zonder meer moet worden uitgevoerd. Wanneer aldus een gerechtelijke beslissing, vonnis of arrest voor de betaling van de gezinsbijslag afwijkt van de door de wet bepaalde bijslagtrekkende voerde het kinderbijslagfonds deze beslissing uit wanneer de belanghebbende aan het fonds een kopie bezorgt van het door de griffie aan hem/haar afgeleverd vonnis of uittreksel ervan.

    4. Terugkeer naar het formalisme

    Met betrekking tot de hierboven uiteengezette informele procedure dienen nochtans de nodige reserves te worden geformuleerd. Door deze coulante houding kan de positie van de kinderbijslagfondsen in eventuele latere procedures gehypothekeerd worden (bvb. foutieve uitbetalingen door de fondsen waarbij de goede trouw niet meer kan ingeroepen worden).

    Ten einde de belangen van de kinderbijslagregeling maximaal te vrijwaren zal voortaan in principe enkel rekening gehouden worden met gerechtelijke beslissingen wanneer deze hen op een wettige wijze tegenstelbaar zijn gemaakt. Een beschikking inzake sommendelegatie betreft tenslotte enkel de onderlinge regeling tussen twee partijen (de ex-echtgenoten) en is dus niet tegenstelbaar aan het fonds wanneer deze er niet officieel van in kennis werd gesteld.

    Ter vermijding van de vaak hoge kosten verbonden aan een kennisgeving door een gerechtsdeurwaarder voor de betrokkenen, brengen talrijke griffiers deze beslissingen zelf ter kennis aan de kinderbijslaginstellingen al dan niet bij aangetekend schrijven, hoewel de wet een dergelijke modaliteit niet voorziet. Aangezien het niet de taak van de kinderbijslagfondsen is om een controle uit te oefenen op de wettelijkheid van dergelijke modaliteiten zal ook de kennisgeving door een griffier zoals dat op grond van de voormelde infonota reeds het geval is, in aanmerking genomen worden in de gevallen waarbij overeenkomstig de toepasselijke wetgeving de betekening door een gerechtsdeurwaarder vereist is.

    5. Sommendelegatie - Specifiek geval

    Het geval waarbij op het ogenblik van de gerechtelijke uitspraak de wettelijke bijslagtrekkende samenvalt met diegene aan wie de rechter de kinderbijslag toekent, maar waar na verloop van tijd de andere partij de kinderbijslag aanvraagt waardoor de initiële gerechtelijke beslissing een sommendelegatie wordt, dient opgelost te worden zoals in het hierna volgende voorbeeld wordt aangegeven.

    Situatie:
    Een vonnis met co-ouderschap. De kinderen zijn gedomicilieerd bij de vader, maar de moeder wordt door de rechter aangeduid om de kinderbijslag te ontvangen (= sommendelegatie). De vader vraagt aanvankelijk geen kinderbijslag aan. De moeder is dus de bijslagtrekkende. Het vonnis is in feite zonder gevolgen.

    Na verloop van tijd vraagt de vader toch de kinderbijslag aan. Wanneer het kinderbijslagfonds het verzoek van de vader ontvangt, informeert het de beide ouders betreffende een wijziging van de bijslagtrekkende, tenzij de moeder binnen een termijn van een maand een vonnis met een sommendelegatie in haar voordeel ter kennis brengt. Dit vonnis zou aldus het initiële vonnis kunnen zi jn. Een kennisgeving met een kopie door de moeder verstuurd is hier evenwel voldoende. De betaling wordt in voorkomend geval gedurende een maand geschorst.

    Wanneer een dergelijk vonnis wordt overgemaakt, zal verder aan de moeder betaald worden, maar dan in de hoedanigheid van begunstigde van de sommendelegatie en niet meer in de hoedanigheid van wettelijke bijslagtrekkende. Dit impliceert dus ook dat de vader de wettelijke bijslagtrekkende wordt met alle mogelijke gevolgen op het vlak van de groepering en barema.

    Indien de vader tegen de verdere betaling aan de moeder bezwaren zou hebben, dient hij aan de arbeidsrechtbank te vragen om hem als bijslagtrekkende aan te duiden1 , of dient hij bij een andere rechtbank een vonnis met een sommendelegatie in zijn voordeel zien te verkrijgen 2 . In het laatste geval moet er echter terug toepassing worden gemaakt van de basisregels terzake en dienen aldus de wettelijke tegenstelbaarheidsvereisten worden nageleefd (zie punt 4).

    6. Reikwijdte en geldigheidsduur sommendelegatie

    6.1. Begin

    Om de betalingen optimaal af te stemmen op de inhoud van de gerechtelijke beslissing die een sommendelegatie toekent, voert het kinderbijslagfonds deze als volgt uit.

    • De kinderbijslag wordt aan een andere persoon dan de wettelijke bijslagtrekkende betaald rekening houdend met de datum vermeld in het vonnis. Indien het vonnis geen concrete begindatum vermeldt dan geldt de datum van het vonnis daarvoor als uitgangspunt. Vertrekkende van deze datum zal in concreto de kinderbijslag de 10de dag van de volgende maand betaald worden (volgens de sommendelegatie en dit naar analogie met artikel 70bis, 1e lid KBW).
    • Wat betreft de betalingen die vóór de kennisgeving van het vonnis aan het kinderbijslagfonds en in strijd hiermee werden uitgevoerd, kan de goede trouw worden ingeroepen. Concreet zijn deze betalingen dus bevrijdend.

    Een voorbeeld:

    De ouders leven gescheiden en de moeder is de wettelijke bijslagtrekkende op basis van het vermoeden van co-ouderschap. De kinderbijslag wordt betaald aan schaal 40. Op 15 oktober 2005 beslist de rechtbank van eerste aanleg dat de kinderbijslag vanaf 1 september 2005 aan de vader moet worden betaald. Op 3 november 2005 wordt het vonnis door de vader via een gerechtsdeurwaarder betekend of door de griffier per gerechtsbrief ter kennis gebracht aan het kinderbijslagfonds. In december 2005 blijkt dat de vader sinds 1 september 2005 het statuut van rechthebbende met personen ten laste bezit. Wegens langdurige werkloosheid is er overeenkomstig artikel 48 KBW dus vanaf 1 oktober 2005 recht op een sociale toeslag.

    Volgens de voormelde principes zou de moeder in het voorbeeld de gewone kinderbijslag ontvangen tot 31 oktober 2005 (betaling op 10 november - betaling in uitvoering op 3 november 2005) en de vader vanaf 1 november 2005 (betaling op 10 december). De achterstallige toeslag zal integraal aan de vader worden betaald.

    6.2. Einde

    Uiteraard zijn de kinderbijslaginstellingen slechts gehouden tot uitvoering van een sommendelegatie zoals toegekend in een gerechtelijke beslissing, zolang deze niet teniet is gedaan door een latere andersluidende gerechtelijke beslissing. Overigens kan de kinderbijslaginstelling die laatste beslissing slechts uitvoeren indien ze daarvan overeenkomstig de wettelijke tegenstelbaarheidsvereisten in kennis werd gesteld.

    Het kinderbijslagfonds is daarentegen niet langer gehouden om te betalen aan de in het vonnis of arrest aangewezen persoon wanneer de wettelijke bijslagtrekkende tegen wie de sommendelegatie werd uitgesproken, wijzigt of het kind zijn eigen bijslagtrekkende wordt. In dergelijk geval dient de kinderbijslag zoals vóór de sommendelegatie betaald te worden aan de wettelijke bijslagtrekkende en worden de verschillende partijen hiervan in kennis gesteld.

    6.3. Co-ouderschap - Meerderjarigheid

    In geval van co-ouderschap kan op het moment dat het kind 18 jaar wordt de verblijfplaats van het kind gecontroleerd worden ten einde de rechthebbende en de bijslagtrekkende te kunnen bepalen. Het fonds dient zich bij meerderjarigheid van het kind (einde co-ouderschap) in eerste instantie te baseren op de feitelijke situatie en het is aan betrokkenen om desgevallend een vonnis met sommendelegatie ter kennis te brengen conform de wettelijke voorziene tegenstelbaarheidsvereisten. Een en ander onverminderd de bepalingen die gelden voor een meerderjarig kind dat afwisselend en even lang verblijft bij beide ouders (CO 1356, 13 maart 2006).

    6.4. Groepering

    Een sommendelegatie wijzigt de wettelijke bijslagtrekkende niet. Voor de groepering dient dan ook rekening te worden gehouden met de wettelijke bijslagtrekkende conform artikel 69 KBW en niet met diegene die door de sommendelegatie gemachtigd wordt de kinderbijslag te ontvangen.

    • 1In dit geval is het kinderbijslagfonds betrokken partij in het geding en stelt zich de problematiek van de tegenstelbaarheid van de betreffende gerechtelijke beslissing niet.
    • 2Bijvoorbeeld een vonnis van de jeugdrechtbank waarbij naast de ouderschapsregeling ook de betaling van de kinderbijslag opnieuw wordt geregeld.
    Top