Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1393 van 19 september 2013 - Programmawet van 28 juni 2013

    Artikelen 36 tot 58 van de programmawet van 28 juni 2013 die verscheen in het Belgisch Staatsblad op 1 juli 2013, bevatten bepalingen met gevolgen voor de kinderbijslagsector. Met deze omzendbrief worden aan de dossierbeheerders richtlijnen gegeven in verband met de maatregelen die over het dagelijks beheer van de kinderbijslagdossiers gaan (hoofdstukken I en II). Daarnaast worden ter informatie de organisatorische maatregelen voorgesteld zonder directe impact op het dagelijks dossierbeheer.

    Hoofdstuk 1: Maatregelen ter bestrijding van sociale fraude

    De strijd tegen sociale fraude opvoeren is voor de regering een prioritair doel geworden. In dat kader bevat de programmawet van 28 juni 2013 een aantal maatregelen om de socialezekerheidsinstellingen de nodige instrumenten te verschaffen die ook hen in staat moeten stellen die fraude efficiënter te bestrijden. Een van die maatregelen is de wijziging van het tijdstip waarop de verjaringstermijn begint in geval van fraude (artikel 120 bis KBW).

    Maar om sociale fraude efficiënt te bestrijden en daartoe de nodige maatregelen te treffen is het ook van essentieel belang vooraf het begrip te definiëren en een beeld te hebben van de omvang ervan.

    1.1. Definitie van het begrip en verzamelen van gegevens

    1.1.1. Definitie van het begrip sociale fraude

    De RKW baseert zich op de bewoordingen van artikel 120 bis KBW om het begrip te definiëren en het met concrete voorbeelden te illustreren.

    Sociale fraude kan dus gedefinieerd worden als gedrag met de bedoeling onterecht sociale uitkering te verkrijgen door bedrieglijke handelingen of valse of bewust onvolledige verklaringen.

    Onder die definitie vallen de volgende drie categorieën1 :

    • bedrieglijke handelingen: bewust ongeoorloofde handelingen die een gerechtigde op sociale uitkeringen uitvoert om die uitkeringen ten onrechte te verkrijgen, waarbij de reden van het onverschuldigd bedrag de wil is om die te ontvangen,
    • valse verklaringen: verklaringen die bewust in strijd zijn met de werkelijkheid,
    • bewust onvolledige verklaringen: verklaringen die maar een deel van de waarheid bevatten en waarin een ander deel bewust verzwegen wordt.

    De lijst hierna geeft voorbeelden die de nu bekende gevallen van fraude illustreren.

    Aandachtspunten

    1. Deze lijst is niet volledig. Als een kinderbijslaginstelling een nieuw type fraude ontdekt, moet het dat dan ook melden aan de Rijksdienst.

    2. De lijst bevat elementen die op fraude kunnen wijzen. Bepaalde gevallen moeten echter in concreto beoordeeld worden. De voorbeelden in de lijst hierna zijn namelijk elementen die nog ondersteund moeten zijn door een waaier van aanwijzingen die de fraude bevestigen of in elk geval het voorwerp waren van onderzoek. Als de sociaal verzekerde bijvoorbeeld zijn/haar netto- in plaats van bruto-inkomen vermeldt op het P19-formulier moet dat niet de facto beschouwd worden als een frauduleuze handeling als hij/zij geen expliciete loon- of inkomstenfiche ontvangt (wat vaak het geval is bij werklozen en invaliden die enkel een werkloosheids- of invaliditeitsuitkering ontvangen).

    3. Wanneer uit de verzamelde gegevens niet afgeleid kan worden dat het om fraude gaat, is het debet veroorzaakt door een gebrek aan informatie of een foutieve verklaring een niet frauduleus debet B, waarvoor de verjaringstermijn van drie jaar vanaf de betaling van toepassing is.

    4. Bij vastgestelde fraude en vermoeden van fraude, moet de kinderbijslaginstelling de procedures volgen bepaald in hoofdstuk 1, deel 1.2.

    a) Bedrieglijke handelingen

    a.1. Valse documenten - Gebruik van valse documenten - Vervalsing

    • Valse arbeidsovereenkomst bij fictieve werkgevers, vastgesteld na informatie van de RSZ (doorgestuurd via de Rijksdienst) dat de werkgever niet is onderworpen aan de sociale zekerheid.
    • Valse C4: illegitiem recht op uitkeringen voor werkloosheid, ziekte of arbeidsongeval → in het kader van fictieve werkgevers.
    • Vervalsing van een medisch attest om kraamgeld te verkrijgen (er wordt verklaard dat er een kind geboren zal worden hoewel dit niet het geval is of dat er een meerling zal worden geboren in plaats van één kind).
    • Vals arbeidscontract voor wat in feite een activiteit als zelfstandige is.
    • Valse naam en valse nationaliteit om het statuut van vluchteling en een verblijfsvergunning te verkrijgen.
    • Vervalsing van een schoolperiode (op basis van een echt document voor een ander jaar of een ander kind).
    • Vervalsing van een rekeningafschrift als bewijs van een uitkering voor gehandicapten (bewijs gevraagd met formulier 5570).
    • Vervalsing van EEG-documenten voorzien door het Europees reglement 1408/71 gebruikt in het kader van het Europees reglement 883/2004.
    • Vervalsing van een uittreksel van de loonstaat om een bedrag aan te geven dat lager ligt dan het grensbedrag.
    • Een kind vermelden als behorend tot het gezin (bevestiging RR) terwijl het opgevoed wordt door een andere persoon in België of in het buitenland of geplaatst is → fraude door een fictief domicilie.
    • Valse identiteit, iemand treedt op in plaats van iemand anders en doet alsof hij die persoon is.

    b) Valse verklaringen

    b.1. Oneigenlijk gebruik van het RR

    • Fictieve scheiding: domiciliering op verschillende adressen: 'brievenbus-'adres, fictieve domiciliering bij een derde, afzonderlijke domicilieringen in een eengezinswoning, domiciliëring van een van beide partners in een aangrenzend land, enz.... → fraude door een fictief domicilie.
    • Fictieve domiciliëring in België van een gezin dat in het buitenland verblijft of gedomicilieerd is: fictief domicilie bij een derde of via een 'brievenbus'-domicilie' → fraude door een fictief domicilie.
    • Vertrek van het gezin naar het buitenland niet aangegeven aan het RR (de ambtshalve schrapping pas uitgevoerd vele jaren later na het vertrek naar het buitenland of nooit als het gezin fictief gedomicilieerd blijft bij een meewerkende derde → fraude door een fictief domicilie.
    • Geen wijziging van de inschrijving van een kind in het RR
      - hoewel het vaak al vele jaren buiten België verblijft en naar school gaat (fraude die vaak ontdekt wordt als het eerste controleformulier verstuurd wordt als het onvoorwaardelijk recht eindigt of die ontdekt wordt tijdens een huisbezoek) → fraude door een fictief domicilie.
      - hoewel het opgevoed wordt in België door een andere persoon (impact voor de GGB: geen persoon ten laste/impact in KBW: betaling aan een persoon die niet de echte bijslagtrekkende is/betaling van een toeslag op basis van de inkomsten van een persoon die niet de bijslagtrekkende is/onterechte groepering) → fraude door een fictief domicilie.
    • Valse aangifte van de ontvoering van een kind terwijl dat in het buitenland opgevoed wordt.

    b.2. Op het aanvraag- of controleformulier P19

    • Als aangifte inkomsten van de partner: 'geen inkomsten'.
    • Spontane aangifte2 van de netto en niet de bruto inkomsten.
    • Aangifte van lagere inkomsten als zelfstandige dan de werkelijke.
    • Aangifte van een overheidspensioen terwijl dat opgeschort is wegens een activiteit als werknemer met inkomsten boven het grensbedrag (en geen aangifte van die andere inkomsten).

    b.3. Op het formulier 5570 (gehandicapte rechthebbende)

    • Vermelding van een uitkering voor gehandicapten terwijl die al vele maanden niet meer toegekend wordt.
    • Vermelding dat een kind tot het gezin behoorde in de gecontroleerde periode terwijl het al verschillende jaren geleden het gezin heeft verlaten / in het buitenland is gaan verblijven (zonder aanpassing RR) → fraude door een fictief domicilie.

    b.4. GGB (aanvraagformulier en jaarlijks controleformulier)

    • Geen vermelding van de partner hoewel er samenwoning is (niet aangegeven aan RR).

    b.5. Valse verklaring afgelegd tegenover de sociale controleur tijdens een controle aan huis

    • Valse verklaringen over een fictieve scheiding (RR) hoewel bepaalde feiten daarmee in tegenspraak zijn (gemeenschappelijke aankoop van goederen, gemeenschappelijke kinderen na de scheiding, partner die in principe niet tot het gezin behoort, draagt alle kosten, enz.).
    • Valse verklaringen over de aanwezigheid van een kind in België (zou in het buitenland met vakantie zijn terwijl het er al vele jaren verblijft).

    b.6. Varia

    • In dossiers internationale overeenkomsten van gezinnen die in het buitenland verblijven → op de P12 vermelding dat de partner niet werkt terwijl die een activiteit uitoefent in het land waar het gezin verblijft.
    • Valse verklaringen op erewoord dat een kind tot het gezin behoort in België (in gevallen waarin de feitelijke situatie primeert) → fraude door een fictief domicilie.
    • Geen verklaring van de erkenning van een kind als de naam van dat kind niet veranderd is en de vader nooit tot het gezin behoord heeft volgens het RR
    • Cumuleren van kinderbijslag en kraamgeld wegens de toekenning ervan in België en in het buitenland, zonder dat de sociaal verzekerde deze toestand aangeeft in België.

    c) Bewust onvolledige verklaringen

    c.1. Op het formulier P19

    • Inkomsten van partner niet vermeld terwijl die wel werkt.
    • Geen vermelding van een (nog) niet in het RNP officieel bekrachtigd samenwonen
    • Buitenlandse beroepsinkomsten van de rechthebbende of de partner niet aangegeven.

    c.2. GGB

    • Inkomsten als werknemer of als niet-aangegeven zelfstandige niet vermeld (dat wordt echter ontdekt bij een controle van de RSZ of de RSVZ).
    • Buitenlandse inkomsten niet aangegeven (werk, onroerende en roerende inkomsten, alimentatie van de bijslagtrekkende, enz.).
    • Ontvangen buitenlandse kinderbijslag niet aangegeven.
    • Niet laten weten dat de aanvrager van de gewaarborgde gezinsbijslag gedetineerd is.
    • Geen informatie over een zoon buiten het gezin (die nooit gedomicilieerd was op het zelfde adres als de aanvrager, en voor de kinderbijslaginstellingen is de afstamming niet beschikbaar via het RR).
    • Geen aangifte van een geldig huwelijk in het buitenland.

    c.3. Valse verklaring aan de sociale controleur bij een controle aan huis

    • Personen gedomicilieerd in delen van gebouwen die onbewoonbaar zijn omdat erin gewerkt wordt, ze in opbouw zijn of niet meer in gebruik zijn. Die personen wonen in werkelijkheid samen met hun gezin, echtgenoot, samenwonende partner, enz. en de kinderen → fraude door een fictief domicilie.
    • Bij hun grootouders gedomicilieerde kinderen die in werkelijkheid op een ander adres of in het buitenland verblijven, al dan niet met hun ouders, waarbij de werkelijke situatie nooit gemeld is aan de betaaldienst → fraude door een fictief domicilie.

    c.4. Varia

    • Niet aangegeven werk als werknemer of als zelfstandige, eventueel in een aangrenzend land, naast werkloosheids- of ziekte-uitkeringen → sociale en fiscale fraude.
    • Buitenlandse roerende/onroerende inkomsten niet aangegeven om een leefloon te ontvangen (GGB).

    1.1.2. Verzamelen van gegevens

    Om de verschillende soorten fraude en de omvang en de ontwikkelingen ervan te kunnen onderzoeken, moet de Rijksdienst regelmatig statistieken opmaken over de onterechte betalingen die het gevolg zijn van fraude.

    Daarom wordt aan de kinderbijslaginstellingen gevraagd elk kwartaal aan de Rijksdienst, naast de tabellen van de onterechte betalingen die ze nu al doorsturen via hun financiële aangiften, een tabel te bezorgen met een overzicht van de nieuwe vaststellingen van ten onrechte aan sociaal verzekerden betaalde gezinsbijslag, ook als die verjaard is (cf. bijgaande tabel).

    Aandachtspunten

    1. Om eenvormige tabellen te verkrijgen, vragen we de kinderbijslaginstellingen te steunen op de definitie in punt 1 van deze omzendbrief. De tabel moet elk kwartaal, dus in de loop van de maand na het kwartaal in kwestie, naar de cel sociale fraude van de Rijksdienst gestuurd worden.

    2. Ook de verjaarde onverschuldigde betalingen moet in de tabel opgenomen worden.

    3. Die procedure is van toepassing vanaf 1 oktober 2013 voor alle nieuwe gevallen van onverschuldigde betalingen wegens sociale fraude (de eerste tabel betreft dus de maanden oktober, november en december 2013).

    In de bestaande gevallen waarvoor de fraude in het verleden werd betekend, wordt de tabel enkel ingevuld en naar de Rijksdienst teruggestuurd wanneer het dossier om een of andere reden opnieuw wordt behandeld. Het onverschuldigd bedrag moet niet berekend worden, men moet enkel het bedrag van de onverschuldigde betaling over de betrokken periode in het verleden meedelen aan de Rijksdienst als die informatie vroeger niet was meegedeeld.

    Elke kinderbijslaginstelling moet een SPOC aanwijzen die zal fungeren als contactpersoon tussen de instelling en de cel sociale fraude gecreëerd binnen de Rijksdienst, niet alleen voor het doorsturen van de tabellen met de onverschuldigde bedragen wegens fraude, maar ook van gegevens van de arbeidsauditoraten of alle andere bronnen (PV politie, gegevens van de RVA, van de RSZ enz.).

    1.2. Opschorten van de betaling van kinderbijslag bij aanwijzingen van fraude - Meedelen van feiten aan het arbeidsauditoraat - Vaststelling van debetten - Organisatorische maatregelen

    1.2.1. Opschorten van de betalingen bij aanwijzingen van fraude

    Artikel 41 van de programmawet van 28 juni 2013 (Belgisch Staatsblad van 1 juli 2013) vulde artikel 71, §1 KBW aan met het volgende tweede lid: "De betaling kan worden opgeschort bij ernstige en eensluidende aanwijzingen dat de door de sociaal verzekerde meegedeelde informatie om sociale uitkeringen te krijgen frauduleus is. De betaling kan opgeschort worden tot de verdenking niet meer bestaat en dit maximum zes maand, éénmaal hernieuwbaar."

    a) Voorwaarden voor opschorting

    De opschorting hangt af van twee voorwaarden die tegelijk moeten vervuld zijn, namelijk:

    a.1. Er kan geen definitieve beslissing genomen worden

    Wanneer een dossierbeheerder geconfronteerd wordt met fraude in verband waarmee hij beschikt over alle gegevens voor het bepalen van de fraudeperiode en het onverschuldigd bedrag, dan moet er geen opschorting zijn. De dossierbeheerder moet onmiddellijk het onverschuldigd bedrag betekenen aan de bijslagtrekkende en zich houden aan de instructies van de CO.

    Als uit een controle ter plaatse blijkt dat er overtuigende aanwijzingen zijn van dat het gescheiden zijn van de actoren fictief is en de kinderbijslaginstelling beschikt over gegevens waaruit blijkt dat elementen het recht op een toeslag in de weg staan, schort de kinderbijslaginstelling de kinderbijslag niet op maar stelt ze onmiddellijk het onverschuldigd bedrag vast, betekent het, gaat ze over tot terugvordering en meldt ze de feiten die mogelijk een strafrechtelijke inbreuk vormen aan het bevoegde arbeidsauditoraat (cf. B). Een kopie van die aangifte wordt onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd, die de instelling op de hoogte moet houden van het gevolg dat gegeven wordt aan de aangifte.

    a.2. Op basis van ernstige en eensluidende aanwijzingen bestaat het vermoeden dat informatie afkomstig van de sociaal verzekerde frauduleus is

    Om de betalingen te kunnen opschorten moet de kinderbijslaginstelling beschikken over ernstige en eensluidende aanwijzingen dat de informatie die de sociaal verzekerde verstrekte om sociale uitkeringen te kunnen ontvangen, frauduleus is (cf. B en C hierna en ook punt 1.1. van deze CO)
    zonder dat er daarvoor al een formeel bewijs is. Alleen maar twijfel volstaat niet om te beslissen tot opschorting van de betalingen van (een deel van) de kinderbijslag.

    Die aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit een apostille van de arbeidsauditeur, een pro justitia opgesteld door de politie of een inspectiedienst van de Rijksdienst, een andere openbare instelling van sociale zekerheid of de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of Sociale Zekerheid, informatie afkomstig van een andere instelling of dienst die al dan niet tot het netwerk van de sociale zekerheid behoort (bijvoorbeeld het departement Onderwijs van een Gemeenschap). De aard van die aanwijzingen van fraude wordt besproken onder punt 1.2.3.

    Als een kinderbijslaginstelling twijfels heeft over de toepassing van de maatregelen in een concreet moet ze contact opnemen met de cel Sociale Fraude van de Rijksdienst.

    Als een kinderbijslaginstelling de volledige kinderbijslag opschort en als het vermoeden van fraude het statuut van de rechthebbende ter discussie stelt, moet die instelling tegelijk onderzoeken of een ander recht kan geopend worden uit hoofde van een andere rechthebbende en eventueel in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag.

    b) Opschorting van de betaling van (een deel van) de kinderbijslag

    Naargelang de vermoede fraude wordt de betaling van ofwel de volledige kinderbijslag ofwel een deel ervan opgeschort.

    In geval van fictief of frauduleus werk wordt de volledige kinderbijslag verschuldigd op basis van de prestaties van de betrokken rechthebbende opgeschort. Als de kinderbijslaginstelling de betaling opschort, moet ze tegelijkertijd onderzoeken of er een recht voor een andere rechthebbende bestaat. Als er geen recht vastgesteld kan worden, moet ze aan de dienst Gewaarborgde Gezinsbijslag vragen om te onderzoeken of er eventueel recht is in het kader van die regelgeving.

    Bij gebruik van vervalste documenten moet de kinderbijslaginstellingen handelen zoals wanneer er geen document is.

    Als een kind niet in België verblijft, wordt de volledige gezinsbijslag voor het (de) betrokken kind(eren) opgeschort. In dergelijke situaties mag de kinderbijslaginstelling bovendien uit eigen initiatief geen afwijking vragen aan de minister. Als de sociaal verzekerde een dergelijke aanvraag indient, moet de kinderbijslaginstelling de FOD alle informatie bezorgen waaruit ze geconcludeerd heeft dat het kind niet in België verblijft en ook het bewijs dat ze de onverschuldigde betaling behandeld heeft als een mogelijk geval van fraude.

    c) Duur van de opschorting

    De opschorting duurt maximum zes maanden en kan eenmaal verlengd worden. Alles moet in het werk gesteld worden opdat de opschortingsperiode zo kort mogelijk is, in het bijzonder wanneer geen ander recht gevonden kan worden.

    Als na verloop van de maximale opschortingsperiode de kinderbijslaginstelling nog over geen bewijs van de fraude beschikt, moet ze de kinderbijslag betalen die betaald had moeten worden in de betrokken periode als er geen opschorting was geweest.

    d) Betekening van de beslissing tot opschorting aan de sociaal verzekerde

    De instelling die beslist om de kinderbijslag op te schorten, moet de beslissing betekenen aan de sociaal verzekerde en meedelen of de opschorting betrekking heeft op de volledige gezinsbijslag of slechts op een deel ervan en hoe lang de opschorting zal duren. Als de opschorting verlengd moet worden, moet die verlenging aan de sociaal verzekerde betekend worden.

    In de betekening moeten termen gebruikt worden die de toekomstige onderzoeken naar de grond van de situatie niet op het spel zetten. De voorschriften van het Handvest van de Sociaal Verzekerde wat betreft de vorm moeten nageleefd worden. De kinderbijslaginstellingen ontvangen daarvoor een model van standaardbrief.

    1.2.2. Verplichte melding aan het arbeidsauditoraat

    Artikel 54 van de programmawet van 28 juni 2013 heeft de verplichting om feiten die mogelijk een misdaad of een misdrijf vormen te melden aan het bevoegde arbeidsauditoraat, uitgebreid tot alle kinderbijslaginstellingen.

    Het Sociaal Strafwetboek bevat verschillende bepalingen over strafbare inbreuken, onder meer op het gebied van de kinderbijslag. Het gaat hoofdzakelijk om de volgende artikelen:

    • 109, 110 en 115 over strafbare medewerking en verzachtende omstandigheden,
    • 209 over belemmering van het toezicht (verhinderen van de sociale controle),
    • 232 dat voorziet in een sanctie voor wie schriftvervalsing gepleegd heeft of gebruik gemaakt heeft van een valse akte of document om onterecht een sociaal voordeel te verkrijgen of te doen verkrijgen of te behouden of te doen behouden.
    • 233 over bewust en vrijwillig afgelegde onjuiste of onvolledige verklaringen om sociale voordelen, onder meer kinderbijslag, te verkrijgen, te behouden, te doen verkrijgen of te doen behouden,
    • 235 dat de inbreuk van oplichting in het sociaal strafrecht invoert namelijk: wie, met het oogmerk ofwel ten onrechte een sociaal voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden, gebruik heeft gemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of enige andere frauduleuze handeling aangewend heeft om te doen geloven aan het bestaan van een valse persoon, een valse onderneming, een fictief ongeval of enige andere fictieve gebeurtenis of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen,

    Hoewel voor artikel 27 van de programmawet van 27 december 2012 (BS 31 december 20123 nog geen uitvoeringsbesluiten getroffen zijn, wordt het toch het best vermeld omdat die bepaling het begrip misbruik van sociale rechten in het kader van de bepalingen inzake bestrijding van het vermijden en omzeilen van de wet. Een fictieve indienstneming van een werknemer valt onder die bepaling.

    1.2.3. Illustratie van de nieuwe procedures

    Uit de besprekingen in de Kamercommissie Sociale Zaken4 kan de doelstelling van de wetgever afgeleid worden en op basis daarvan kunnen de gevallen die onder de bepaling vallen in vier categorieën ingedeeld worden: fictieve of frauduleuze tewerkstelling, vervalste documenten, niet-aanwezigheid in België van bepaalde actoren in tegenstelling met de gegevens in het Rijksregister van de Natuurlijke Personen, en valse opgave van de gezinssamenstelling.

    a) Fictieve of frauduleuze tewerkstelling

    Het gaat om de volgende situaties

    • Openen van het recht op kinderbijslag op basis van een DIMONA ingediend door de 'werkgever' onder een voorlopig RSZ-nummer (m.a.w. vóór de immatriculatie bij de RSZ), waarbij de DIMONA nooit gevolgd wordt door een definitieve immatriculatie bij de RSZ noch door een geldige DMFA.

    De RSZ stuurt elke maand een lijst naar de Rijksdienst met de DIMONA's onder voorlopig nummer waarvoor geen definitieve immatriculatie volgde. De Rijksdienst stuurt die lijst door naar de kinderbijslaginstellingen.

    De kinderbijslaginstellingen krijgen instructies over de manier om die dossiers te behandelen.

    • Veelvuldige tegenstrijdigheden in de identificatiegegevens van de werkgever.

    Het kan gaan om tegenstrijdigheden in verband met het adres van de werkgever vermeld op de 'arbeidsovereenkomst' of een sociaal document en/of in verband met de identificatiegegevens van de werkgever waartoe het kinderbijslagfonds toegang heeft. Andere tegenstrijdigheden kunnen te maken hebben met het sociaal secretariaat waarbij de werkgever zou aangesloten zijn.

    Wanneer een instelling dergelijke situaties vaststelt, moet ze de Rijksdienst hierover onmiddellijk inlichten en hem alle vergaarde bewijzen bezorgen. De Rijksdienst neemt dan onmiddellijk contact op met de RSZ om zo snel mogelijk al dan niet bevestiging te krijgen van het frauduleuze karakter van de tewerkstelling. Bij bevestiging van het frauduleuze karakter moet de kinderbijslaginstelling onmiddellijk de betaling van kinderbijslag op basis van die tewerkstelling opschorten. De instelling moet tegelijk onderzoeken of een ander recht kan geopend worden uit hoofde van een andere rechthebbende.

    • Tegenstrijdigheden in verband met Europese formulieren ingediend door de werkgever bij verschillende Belgische socialezekerheidsinstellingen.

    De Europese formulieren in kwestie zijn die voorzien in Europese Verordening 1408/71 en nog gebruikt in het kader van Verordening 883/2004 zolang de elektronische fluxen niet van kracht zijn.

    De kinderbijslaginstelling moet de betaling van kinderbijslag opschorten, een onverschuldigd bedrag vaststellen bij wijze van bewarende maatregel en het feit melden aan het bevoegde arbeidsauditoraat op basis van de poging tot het verkrijgen van een voordeel van de sociale zekerheid via een document met onregelmatigheden in vergelijking met andere Europese documenten die de 'werknemer' bij andere socialezekerheidsinstellingen ingediend heeft en die fraude kunnen doen vermoeden. Een kopie van die kennisgeving moet onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd worden, die door de instelling op de hoogte gehouden moet worden van het gevolg dat gegeven is aan die kennisgeving. De instelling moet tegelijk onderzoeken of een ander recht kan geopend worden uit hoofde van een andere rechthebbende.

    b) Vervalste documenten

    • Doorhalingen of gebruik van corrector op het document.

    Bedoeld zijn documenten of verklaringen van andere personen dan de actoren van het dossier waarop iets doorgehaald is of met corrector bewerkt is dat betrekking heeft op een element dat het (behoud van het) recht aantast. Bijvoorbeeld, op het periodiek controleformulier voor het schoolbezoek (P7) is vraag 71 een essentiële zone, en dus heeft elke doorhaling of gebruik van corrector op die plaats tot gevolg dat het document onder dit punt valt.

    Niet bedoeld zijn echter documenten met doorhalingen of gebruik van corrector geparafeerd door de persoon die het document invulde.

    In een dergelijke situatie moet de kinderbijslaginstelling een nieuw document vragen zonder doorhalingen of gebruik van corrector. Zolang de kinderbijslaginstelling niet in het bezit is van het gevraagde nieuwe document, moet het de situatie beschouwen alsof het document nog ontbrak.

    Als de kinderbijslaginstelling na een herinnering verstuurd 30 dagen nadat dit nieuwe document gevraagd werd, van de sociaal verzekerde nog geen nieuw document gekregen heeft binnen 30 dagen na die herinnering, moet ze dat melden aan het bevoegde arbeidsauditoraat op basis van de poging tot het verkrijgen van een voordeel van de sociale zekerheid via een document met onregelmatigheden die fraude doen vermoeden. Een kopie van die kennisgeving moet onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd worden, die door de instelling op de hoogte gehouden moet worden van het gevolg dat gegeven is aan die kennisgeving. Als het vervalste document het statuut van de rechthebbende ter discussie stelt, moet de instelling tegelijk onderzoeken of een ander recht kan geopend worden uit hoofde van een andere rechthebbende.

    • Tegenstrijdigheden in verband met Europese formulieren ingediend door de 'werknemer' bij verschillende Belgische socialezekerheidsinstellingen.

    De kinderbijslaginstelling moet enderzijds de betaling van kinderbijslag opschorten en anderzijds een onverschuldigd bedrag vaststellen bij wijze van bewarende maatregel en het feit melden aan het bevoegde arbeidsauditoraat op basis van de poging tot het verkrijgen van een voordeel van de sociale zekerheid via een document met onregelmatigheden die fraude kunnen doen vermoeden. Een kopie van die kennisgeving moet onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd worden, die door de instelling op de hoogte gehouden moet worden van het gevolg dat gegeven is aan die kennisgeving. De instelling moet dan tegelijk onderzoeken of een ander recht kan geopend worden uit hoofde van een andere rechthebbende.

    c) Aan- of afwezigheid in België

    Hoewel de kinderen ingeschreven zijn in het Rijksregister van Natuurlijke Personen en het gezin geen informatie aan het kinderbijslagfonds heeft gegeven, staat in het document ter controle van het schoolbezoek dat verstuurd werd omdat een van de kinderen 18 jaar geworden is, dat onderwijs gevolgd wordt buiten de Europese Economische Ruimte. Of bij een (al dan niet steekproefsgewijze) controle door de dienst Sociaal Toezicht van het departement Controle wordt vastgesteld dat de kinderen niet in België wonen. Of een andere Belgische autoriteit (inspectiedienst, politie, gerechtelijke autoriteiten enz.) brengt de kinderbijslaginstelling op de hoogte van de situatie. Het kan ook gaan om (on)rechtstreekse informatie van een buitenlands kinderbijslagfonds dat een attest van einde betaling doorstuurt of vraagt, of nog om informatie gegeven door een sociaal verzekerde bij een bezoek aan de instelling of de Rijksdienst.

    Als in het document ter controle van het schoolbezoek of een attest van een onderwijsinstelling staat dat het kind buiten de EER onderwijs volgt, moet de kinderbijslaginstelling de dringende tussenkomst van de dienst Sociaal Toezicht van het departement Controle vragen zodat die zo veel mogelijk informatie verzamelt om te kunnen bepalen welk(e) kind(eren) België verlaten heeft (hebben) en op welk moment. De kinderbijslaginstelling schort onmiddellijk de kinderbijslag op voor de kinderen die met zekerheid België verlaten hebben. De kinderbijslaginstelling moet de opschorting uitbreiden tot de kinderen van wie de sociaal controleur vermoedt dat ze België verlaten hebben.

    Als een Belgische autoriteit de kinderbijslaginstelling op de hoogte brengt van de afwezigheid in België en als op basis van de informatie van die autoriteit niet bepaald kan worden of alle rechtgevende kinderen van het gezin al dan niet afwezig zijn of op welke datum ze België verlaten hebben, moet de kinderbijslaginstelling de dringende tussenkomst van de dienst Sociaal Toezicht van het departement Controle vragen zodat die dienst zo veel mogelijk informatie verzamelt om te bepalen welke kinderen niet meer in België zijn en/of op welk moment het (de) kind(eren) België verlaten heeft (hebben).De kinderbijslaginstelling schort de kinderbijslag op voor de kinderen die met zekerheid België verlaten hebben. De kinderbijslaginstelling moet de opschortin g uitbreiden tot de kinderen van wie de sociaal controleur vermoedt dat ze België verlaten hebben.

    Op basis van de informatie die de controleur ter plaatse verzamelde in het kader van een dringende controle voor een kinderbijslaginstelling, of die een Belgische autoriteit aan de kinderbijslaginstelling bezorgde, stelt die laatste het onverschuldigde bedrag vast, betekent het, vordert het terug en geeft de feiten aan bij het bevoegde arbeidsauditoraat. Een kopie van de aangifte wordt onmiddellijk doorgestuurd naar de Rijksdienst en de instelling houdt de RKW op de hoogte van de opvolging van de aangifte.

    d) Foutieve gezinssamenstelling

    De gerechtelijke autoriteiten brengen het fonds op de hoogte van een vaststelling van de politie in een context niets met sociale zekerheid te maken heeft maar waaruit blijkt dat de gezinssamenstelling niet overeenstemt met de gegevens in het Rijksregister van Natuurlijke Personen, wat een impact heeft op de gezinsbijslag. Het kan ook gaan om informatie die door de politie verzameld is in het kader van de strijd tegen fictieve verblijfplaatsen en die het arbeidsauditoraat meedeelt aan de dienst Sociaal Toezicht van het departement Controle of informatie van een inspectiedienst over een foutieve gezinssamenstelling.

    Als aan de hand van de informatie in de vaststelling van de politie bepaald kan worden op welke datum de fraude begon of als op basis van andere ele menten van het dossier de datum precies kan worden bepaald, stelt de kinderbijslaginstelling het onverschuldigde bedrag vast, betekent het, vordert het terug en deelt het mee aan het bevoegde arbeidsauditoraat. Een kopie van die mededeling wordt onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd.

    Als op basis van de informatie in de vaststelling van de politie en de elementen in het dossier niet kan bepaald worden op welke datum de fraude begon, schort de instelling onmiddellijk de betwiste gezinsbijslag of alleen de sociale toeslag op en stuurt ze de nodige informatie (waaronder een kopie van de documenten die de gerechtelijke autoriteiten stuurden) naar de dienst Sociaal Toezicht van het departement Controle en vraagt ze de dienst om de datum waarop de frauduleuze periode begon, te bepalen. Zodra ze die informatie van de dienst Sociaal Toezicht heeft ontvangen, stelt de kinderbijslaginstelling het onverschuldigde bedrag vast, betekent het, vordert het terug en deelt het aan het bevoegde arbeidsauditoraat mee. Een kopie van die mededeling wordt onmiddellijk naar de Rijksdienst gestuurd.

    • Vormen van gezinssamenstelling waarbij een recht verkregen wordt.

    Als een kinderbijslaginstelling door de gerechtelijke autoriteiten op de hoogte gebracht wordt van een schijnhuwelijk of schijnsamenwonen moet ze, als ze het onverschuldigde bedrag niet onmiddellijk kan vaststellen, de kinderbijslag op basis van dat schijnhuwelijk of schijnsamenwonen opschorten.

    De kinderbijslaginstelling stelt zo snel mogelijk het onverschuldigde bedrag vast, betekent het, vordert het terug en deelt de feiten mee aan het bevoegde arbeidsauditoraat. Een kopie van de aangifte wordt onmiddellijk doorgestuurd naar de Rijksdienst en de instelling houdt de RKW op de hoogte van de opvolging van de aangifte.

    1.2.4. Organisatorische maatregelen

    a) Maatregelen op het niveau van de Rijksdienst

    De Rijksdienst heeft gevraagd aan het College van Procureurs-Generaal om alle informatie van de parketten en auditoraten naar de door de Rijksdienst opgerichte cel Sociale Fraude te sturen. Die cel bezorgt de documenten via e-mail aan de betrokken instellingen.

    Als de dienst Sociaal Toezicht gevraagd wordt tussenbeide te komen in het kader van de opschorting van kinderbijslag, begint de controle binnen vijf dagen na ontvangst van de controleaanvraag. Die aanvraag wordt via e-mail ingediend bij de cel Sociale Fraude. Bij de aanvraag worden alle nuttige stukken waarover de kinderbijslaginstelling al beschikt, gevoegd.

    Als de Rijksdienst kennis heeft van fraude, informeert hij naargelang het geval de kinderbijslaginstellingen en de andere overheidsinstellingen van de sociale zekerheid die uitkeringen toekennen of de RSZ.

    De cel Sociale Fraude heeft niet alleen als opdracht om gegevens te verzamelen op basis waarvan de kinderbijslagfraude kan becijferd worden, de evolutie gevolgd kan worden van de dossiers waarin aangifte aan het arbeidsauditoraat moet gedaan worden door de kinderbijslaginstelling en de impact van de maatregel geëvalueerd kan worden, maar ook om adviezen te geven aan de kinderbijslaginstellingen over zowel de opschorting van de kinderbijslag als over de vraag of het echt om fraude gaat en/of over de toepassing van de specifieke verjaringstermijn bij fraude.

    Zo nodig zal de cel Sociale Fraude instructies geven aan de kinderbijslaginstellingen voor de behandeling van de concrete dossiers.

    b) Maatregelen op het niveau van de kinderbijslaginstellingen

    Iedere instelling moet een SPOC aanwijzen aan wie de Rijksdienst systematisch alle informatie meedeelt over gevallen van vastgestelde of vermoede fraude in een van zijn dossiers. Ook de rol van de SPOC moet omschreven worden. Die moet actief deelnemen aan het opsporen van fraudegevallen en aan de juiste behandeling van fraudegevallen opgespoord in zijn instelling. De instelling moet duidelijk maken of de SPOC al dan niet belast is met het inlichten van de gerechtelijke autoriteiten van vermoedelijke fraudegevallen en het beantwoorden van de apostilles van die autoriteiten. Als de instelling beslist dat de SPOC niet (al) die opdrachten heeft, moet hij de interne regels definiëren die van toepassing zijn.

    De SPOC moet ervoor zorgen dat de cel Sociale Fraude van de Rijksdienst alle informatie waarin deze CO voorziet, ontvangt en dat de instelling alle fraudegevallen in haar dossiers bij de gerechtelijke autoriteiten aangeeft.

    Iedere instelling moet een interne procedure vastleggen waarin bepaald wordt welke interne instantie bevoegd is om te beslissen of al dan niet opgeschort wordt en om de betekening ervan te ondertekenen. Het is essentieel dat de dossierbeheerder zijn of haar beslissingen neemt in overleg met de verantwoordelijken.

    Iedere betaalinstelling deelt de Rijksdienst vóór 1 november 2013 de contactgegevens van de SPOC mee, de concrete opdrachten van zijn SPOC en de interne procedure voor het al dan niet toepassen van de maatregel tot opschorting.

    1.3. Terugvorderen van de interesten van de frauduleus verkregen bijslag

    Als een sociaal verzekerde sociale uitkeringen verkreeg door frauduleuze handelingen, kan de kinderbijslaginstelling voortaan via inhoudingen op latere betalingen ambtshalve niet alleen de frauduleus verkregen bedragen maar ook de interesten daarop terugvorderen, berekend overeenkomstig artikel 1410, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd door artikel 36 van de programmawet van 28 juni 20135 .

    1.4. Uitsluitende bevoegdheid van de Rijksdienst voor de sociale inspectie

    In het kader van de beslissingen die de Regering nam om de sociale fraude in de kinderbijslagsector drastisch in te perken, heeft de Rijksdienst de sociale controle geherstructureerd. Het gaat om

    • een heroriëntering van de controles aan huis, gericht op situaties met een verhoogd risico op onterechte betaling van kinderbijslag en
    • een reorganisatie van die controles, door ze uitsluitend voor te behouden aan de sociaal inspecteurs en controleurs van de Rijksdienst, die beschikken over de bevoegdheid van sociaal inspecteur op grond van het Sociaal Strafwetboek en die aan de regels daarvan onderworpen zijn. In tegenstelling tot de niet geaccrediteerde controleurs van de fondsen, kunnen ze rechtsgeldige processen-verbaal6 opmaken.

    Daardoor wordt aan alle gezinnen dezelfde behandeling gegarandeerd, ook aan die van de overheidssector: alle controles zijn gericht op risicosituaties die tot onverschuldigde betalingen - en dus geschillen bij de hoven en rechtbanken - kunnen leiden worden door gemachtigde medewerkers van de RKW uitgevoerd.

    Artikel 152, KBW is in die zin gewijzigd door de programmawet van 28 juni 2013.

    Terwijl aan de gezinnen kwaliteitsdienstverlening gegarandeerd wordt en zij geholpen worden bij de volledige uitoefening van hun recht op gezinsbijslag, krijgen de sociaal controleurs van de Rijksdienst dus voor de kinderbijslagregeling voor werknemers en de gewaarborgde gezinsbijslag een controleopdracht die de risico's op onterechte betalingen moet voorkomen en in voorkomend geval moet bijdragen aan de bestrijding van sociale fraude.

    a) De sociaal controleurs van de RKW voeren twee soorten controles uit:

    a.1. Vanaf 1 oktober 2013: de onmiddellijke of dringende controles

    De onmiddellijke of dringende controles gebeuren op vraag van de dossierbeheerder bij twijfel over de juistheid van de verklaring afgelegd door of de situatie beschreven door de sociaal verzekerde of wanneer de werkelijke situatie van het gezin niet lijkt overeen te stemmen met de officiële situatie weergegeven in de elektronische berichten uit authentieke bron. Die twijfel zou tot vaststellingen kunnen leiden op basis waarvan beslist wordt om een voorkeursschaal in te trekken of om onverschuldigd betaalde kinderbijslag terug te vorderen. Als sociale fraude (bedrieglijke handelingen, valse of bewust onvolledige verklaringen) zoals gedefinieerd in punt 1.1 hiervoor vermoed wordt, moet systematisch een dringende controle worden aangevraagd. Wij verwijzen ook naar de procedure voor opschorting van de betaling van kinderbijslag bij aanwijzingen van fraude, beschreven in punt 1.2. hiervoor.

    Er wordt bovendien een automatische controle ingevoerd voor de dossiers waarin de dossierbeheerder denkt dat er iets onregelmatigs aan de hand is met het domicilie. Aanwijzingen om een controle uit te voeren zijn bijvoorbeeld een brief die terugkomt met de vermelding 'ontvangt geen post meer op dit adres', derden die regelmatig opbellen etc. Er werd immers vastgesteld dat het Rijksregister van de Natuurlijke Personen niet altijd de werkelijke gezinssituatie weergeeft (kinderen die in België gedomicilieerd zijn maar niet in België verblijven, onrechtmatig ingeschreven zijn op een adres, gebruik maken van een vals referentieadres etc.).

    Er moet dus automatisch een controle gedaan worden als

    • gezinnen die kinderbijslag krijgen niet in het RNP zijn ingeschreven;
    • de gezinnen ingeschreven zijn op een referentieadres7 of een ander adres dan het officiële adres;
    • een kind geboren wordt in een eenoudergezin dat kinderbijslag krijgt tegen een voorkeursschaal;
    • de kinderbijslag voor een bijslagtrekkende met recht op de eenoudertoeslag op een gemeenschappelijke rekening betaald wordt;
    • een of meer kinderen van een gezin onderwijs volgen in een land buiten de Europese Unie of een ander land dan die waar België een bilaterale overeenkomst gesloten heeft.

    De technische richtlijnen voor de procedure voor het doorsturen van die aanvragen om dringende controles en de resultaten van de uitgevoerde controles tussen de kinderbijslaginstellingen en de Rijksdienst zullen via dienstbrieven bezorgd worden.

    a.2. Vanaf 1 januari 2014: de periodieke of willekeurige controles

    Voor de periodieke controles wordt willekeurig gekozen uit alle dossiers van de kinderbijslaginstelling. Zo worden voortaan gericht op situaties waarin de voorwaarden voor het recht niet geverifieerd kunnen worden aan de hand van elektronische berichten uit authentieke bronnen. Dat is met name het geval wanneer het recht op hogere kinderbijslag afhankelijk is van het gezinsinkomen.

    Per 1 januari 2014 vervalt omzendbrief CO 1238 van 20 december 1990 van de Rijksdienst en vanaf die datum gelden de volgende selectiecriteria en frequenties voor de willekeurige controles:

    een jaarlijkse controle voor:

    • de gezinnen die gewaarborgde gezinsbijslag ontvangen op basis van de bestaansmiddelen of privéhulp8 .

    een vijfjaarlijkse controle voor:

    • de gezinnen die gewaarborgde gezinsbijslag ontvangen op basis van het leefloon9 .

    een tienjaarlijkse controle voor:

    • de gezinnen die kinderbijslag ontvangen tegen schaal 42 bis;
    • de gezinnen die kinderbijslag ontvangen tegen schaal 50 bis;
    • de gezinnen die kinderbijslag ontvangen tegen schaal 50 ter;
    • de gezinnen die kinderbijslag ontvangen tegen schaal 41.

    De technische richtlijnen voor de procedure voor het doorsturen van die willekeurige controles en de resultaten van de uitgevoerde controles tussen de kinderbijslaginstellingen en de Rijksdienst zullen via dienstbrieven bezorgd worden.

    b) De fondsen kunnen bijstandsbezoeken uitvoeren bij de gezinnen.

    Als de situaties geen aanleiding geven tot geschillen en er geen vermoedens van bedrog of fraude zijn, kunnen de fondsen bijstandsbezoeken uitvoeren bij de gezinnen.

    Tijdens die bezoeken kunnen gegevens verzameld worden die niet via andere bronnen verkregen kunnen worden om het recht vast te stellen of een betaling te deblokkeren. CO's 1366 en 1386 voorzien in bepaalde verplichte bezoeken (zie tabel hierna). Als ze over het nodige personeel beschikken kunnen de fondsen die verder blijven uitvoeren. Anders zal de RKW de bezoeken uitvoeren die verplicht blijven.

    Situatie Reden controle Niet-teruggestuurd formulier Verplicht/facultatief huisbezoek Huidige voorschriften
    Recht op een sociale toeslag Vaststellen van het recht P19 Verplicht* CO 1386/2013 8.02.2013, p. 51

    CO 1366 16.02.2007, thema 6, punt 5

    Terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag of validering Vaststellen van het onverschuldigd bedrag: ontbrekende gegevens of twijfel P19 Verplicht CO 1386/2013 8.02.2013, p.47

    CO 1366 16.02.2007, thema 6, punt 4

    Door de overlevende ouder verlaten wees Vaststellen en opvolgen van het recht P16com Verplicht** bij twijfel of discussie CO 1386/2013 8.02.2013, p. 29 en bijlage 1, p.13
    Afzien van terugvordering van kinderbijslag Onzekere situatie: werkelijke bestaansmiddelen van het gezin van de debiteur - Verplicht CO 1346 15.12.2003, punt 4,3. Terugvordering uit sociaal oogpunt af te raden

    * De in CO's 1366 en 1386 meegedeelde richtlijnen worden herbekeken. Het bijstandsbezoek wordt facultatief.

    ** De in CO 1386 meegedeelde richtlijnen worden herbekeken. Bij twijfel of discussie zal een huisbezoek moeten worden uitgevoerd bij de bijslagtrekkende en de overlevende ouder.

    Een systematische willekeurige controle van de potentiële rechten van gezinnen die tegen de basisschaal betaald worden maar sociale toeslagen zouden kunnen krijgen wordt niet meer uitgevoerd. Dat betekent niet dat die gezinnen niet bijgestaan kunnen worden via een huisbezoek op hun verzoek of op initiatief van het fonds op basis van de stukken in het dossier.

    De fondsen ontvangen een subsidie voor die bezoeken om de sociaal verzekerden bij te staan en de gezinssituaties te verduidelijken.

    De voorschriften voor de kinderbijslaginstellingen die niet langer in overeenstemming zijn met de reorganisatie van de controle zullen worden aangepast. Wat betreft de controle van het administratief beheer van de fondsen voor het jaar 2014 zullen bovendien de criteria op basis waarvan de beheerprestaties van de fondsen geëvalueerd worden, aangepast worden. De RKW zal immers:

    • het resultaat van de behandeling van de processen-verbaal van de dringende en willekeurige controles van de controleurs van de RKW controleren;
    • controleren of een dringende controle werd aangevraagd bij twijfel over de socioprofessionele situatie van het gezin die een risico met zich brengt op een onverschuldigd bedrag - a fortiori bij vermoeden van fraude;
    • de gegrondheid van de bijstandsbezoeken (ten opzichte van de gevraagde subsidie) controleren.

    1.5. Doorsturen van fraude-elementen naar de arbeidsauditeur

    Door artikel 54 van de programmawet is artikel 29 van het Strafwetboek gewijzigd, zodat voortaan de kinderbijslaginstellingen verplicht zijn aan de arbeidsauditeur alle fraude-elementen die mogelijk een misdrijf vormen en waarvan zij kennis krijgen bij het uitoefenen van hun functie, te melden. Daarmee wordt beoogd het aantal actoren die meewerken aan het opsporen van sociale fraude te vergroten.

    1.6. Vertrekpunt van de verjaringstermijn van vijf jaar bij fraude: artikel 30/2 van de wet van 29 juni tot 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers

    Om bij fraude de sociale uitkeringen, waaronder gezinsbijslag, langer na de betaling ervan te kunnen terugvorderen, is in artikel 30/2 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bepaald - met uitwerking op 1 augustus 2013 - dat de verjaringstermijn van vijf jaar voor de terugvordering ingaat op de datum waarop de instelling kennis heeft van de fraude door de sociaal verzekerde en niet langer vanaf de datum van de betaling.

    De artikelen 120 bis KBW en 9 van de wet van 20 juli 1971 (gewaarborgde gezinsbijslag) zullen dienovereenkomstig aangepast worden, eveneens met inwerkingtreding op 1 augustus 2013.

    Aandachtspunten

    a) Impact van de wijziging

    Met die wijziging wordt de volledige periode tussen de betaaldatum en de datum waarop men weet kreeg van de fraude geneutraliseerd. Ongeacht de betaaldatum heeft de instelling dus vanaf dat ze weet krijgt van de fraude vijf jaar om het onverschuldigd bedrag vast te stellen.

    Bijgevolg moet de nieuwe begindatum van de verjaringstermijn van vijf jaar ook opgegeven worden bij de kennisgeving van het debet dat het gevolg is van fraude10 .

    Voorbeelden

    Voorbeeld 1:

    Op 10 januari 2004 betaalde de instelling het kraamgeld aan mevrouw Y, naar men aanneemt voor een doodgeboren kind.
    Op 15 augustus 2013 ontvangt de kinderbijslaginstelling van het arbeidsauditoraat het nieuws dat mevrouw Y een geboorteattest heeft vervalst.
    Op basis van de datum waarop de instelling kennis heeft van de fraude, zal ze die onverschuldigde betaling kunnen betekenen tot 14 augustus 2018.

    Voorbeeld 2:

    Een sociaal verzekerde vertrekt uit België met zijn kinderen naar een land buiten de Europese Gemeenschap en woont daar ononderbroken sinds 30 juli 2003. Maar hij laat zich niet schrappen door de gemeente en verwittigt de kinderbijslaginstelling niet. Hij krijgt dus verder kinderbijslag.
    Op 6 augustus 2013 wordt die situatie vastgesteld naar aanleiding van een controle ter plaatse.
    De verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen op 6/08/2013. Daarom kan de vanaf augustus 2003 ten onrechte betaalde kinderbijslag teruggevorderd worden na een kennisgeving van een onverschuldigd bedrag van vóór 6 augustus 2018.

    b) Toepassing in de tijd van de wetswijziging

    De wijziging heeft onmiddellijk uitwerking. Oude situaties die behandeld zijn volgens de wetgeving zoals van toepassing vóór 1 augustus 2013 (kennisgeving aan de sociaal verzekerde van een terugvordering over periode beperkt door de vroegere begindatum van de verjaringstermijn van vijf jaar) vallen er dus buiten.

    Aandachtspunten

    Het feit dat in een dossier al een debet is betekend vóór 1 augustus 2013 volgens de toen geldende bepalingen neemt niet weg dat er op basis van een vaststelling van fraude vanaf 1 augustus 2013 een nieuw debet kan worden betekend met toepassing van de nieuwe verjaringstermijn van 5 jaar die ingaat op de datum waarop de fraude is vastgesteld.. Echter wanneer het daarbij om dezelfde fraude gaat, kan niet meer worden teruggekomen op periodes waarvoor overeenkomstig het Handvest van de sociaal verzekerde in het verleden de verjaring al is toegepast.

    Voorbeelden:

    Voorbeeld 1:

    Op basis van fraude werd er ten onrechte betaald over een periode van mei 2007 tot juni 2013. Het onverschuldigd bedrag werd betekend op 15 juli 2013, na kennisname van de fraude op 29 juni 2013. Conform het Handvest wijst de kennisgeving erop dat de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt (vanaf de on verschuldigde betalingen), wat de vraag om terugbetaling beperkt tot de periode vanaf juli 2008 (juni 2008 betaald op 10.07.2008 = verjaard; juli betaald op 10.08.2008 = niet verjaard) tot juni 2013.

    De situatie werd behandeld op basis van de oude wetgeving en blijft daaraan onderworpen.

    Voorbeeld 2:

    Een kinderbijslaginstelling verneemt begin juli 2013 de ambtshalve afschrijving van de kinderen vanaf 15 september 2010. Op 15 juli 2013 wordt het debet betekend voor de periode vanaf 1 oktober 2010. Bij een controle uitgevoerd op 11 oktober 2013 stelt de controleur echter vast dat de kinderen al sinds midden mei 2005 buiten België wonen en geen recht meer hebben op Belgische kinderbijslag. Op 25 oktober 2013 wordt een nieuw debet betekend voor de periode vanaf 1 juni 2005.

    Stel dat in datzelfde geval de ambtshalve afschrijving uitwerking had op 15 mei 2007 en de kinderbijslaginstelling bij de debetbetekening op 15 juli 2013 de verjaring had vastgesteld voor de periode van 1 juni 2007 tot 30 juni 2008, dan kan ze bij de debetbetekening op 25 oktober 2013 enkel nog de periodes van 1 juni 2005 tot 31 mei 2007, en vanaf 1 juli 2008 terugvorderen. De periode van 1 juni 2007 tot 30 juni 2008 blijft verjaard.

    c. Informatie bezorgd aan een andere kinderbijslaginstelling dan die van de sociaal verzekerde

    Het vertrekpunt van de verjaringstermijn is het vernemen van het frauduleus feit door de kinderbijslaginstelling. Op te merken valt dat, naar analogie van de behandeling van aanvragen om kinderbijslag, alle gegevens over fraude bezorgd aan een kinderbijslaginstelling (zowel werknemers als zelfstandigen11 ) die niet betrokken is bij het dossier, gelden voor de hele kinderbijslagregeling. Als het arbeidsauditoraat bijvoorbeeld op 27 augustus 2013 fonds A meedeelt dat een sociaal verzekerde een valse verklaring heeft afgelegd over zijn domicilie, terwijl het dossier van die sociaal verzekerde behandeld wordt door fonds B, dan is de datum waarmee rekening gehouden wordt voor de verjaringstermijn 27 augustus 2013.

    Kinderbijslaginstellingen die dergelijke informatie ontvangen moeten die dus onmiddellijk doorsturen naar de bevoegde kinderbijslaginstelling.

    d) Datum waarmee rekening gehouden moet worden

    De datum die telt is de datum waarop de kinderbijslagregeling weet kreeg van de fraude en niet de datum waarop de fraude gepleegd werd. Om latere betwistingen zo veel mogelijk te voorkomen, moet die datum zo veel mogelijk gespecificeerd zijn door stempel van datum van ontvangst.

    e) Kennis van de fraude

    Onder kennis van de fraude moet verstaan worden kennis van het bestaan van de fraude, en niet het vermoeden van fraude.

    Voorbeelden:
    Voor de fictieve werkgevers is de datum waarop men weet krijgt van de fraude de datum waarop de Rijksdienst een bericht van de RSZ ontvangt dat de werkgever niet langer verzekeringsplichtig is.

    Voor de vermoedens van een fictief adres: datum van het definitief controleverslag dat de samenwoonst vaststelt en niet de datum van de controleaanvraag op basis van het vermoeden van fraude.

    f. Voorbeelden van documenten die het bewijs leveren van fraude

    • DMFA-attest ontvangen op 20 augustus 2013 waaruit blijkt dat de echtgenote van de werkloze rechthebbende werkt sinds 2 mei 2013, terwijl de betrokkene bij een controle ter plaatse in juli 2013 verklaarde dat zijn echtgenote geen winstgevende activiteit uitoefende. De verjaringstermijn begint op 28 augustus 2013 (datum bericht + 7 dagen)12 .
    • Het arbeidsauditoraat stuurt een brief op 20 augustus 2013 waaruit blijkt dat frauduleuze handelingen gepleegd zijn om ten onrechte kinderbijslag te verkrijgen. De kinderbijslaginstelling ontvangt die op 21 augustus 2013 (de datumstempel van ontvangst telt tot het tegendeel bewezen is). De verjaringstermijn begint op 21 augustus 2013.
    • Ontvangst van een vaststelling door de politie: de kinderbijslaginstelling ontvangt die op 21 augustus 2013 (de datumstempel van ontvangst telt tot het tegendeel bewezen is). De verjaringstermijn begint op 21 augustus 2013.
    • Datum van ontvangst van het bericht dat de aansluiting van een werkgever bij de RSZ ongedaan gemaakt is.

    Hoofdstuk 2: Tenlastneming van de onverschuldigde betalingen

    2.1. Geen terugvordering van het onverschuldigde bedrag bij een administratieve fout

    Door artikelen 49 en 57 van de programmawet van 28 juni 2013 worden artikelen 120bis, derde lid, KBW en 9, eerste lid 1 van de wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag gewijzigd in die zin dat de verjaringstermijn van 1 jaar, van toepassing voor debetten A, die het gevolg zijn van een administratieve fout, geschrapt wordt.

    In die gevallen moet dus artikel 17, tweede lid van het Handvest van de sociaal verzekerde toegepast worden dat terugvordering verbiedt in geval van een administratieve fout. Maar volgens het derde lid van artikel 17 blijft terugvordering wel mogelijk als de sociaal verzekerde wist of had moeten weten, in de zin van CO 1360 van 1 augustus 2006, dat hij geen recht (meer) had op de ontvangen gezinsbijslag.

    Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2014.

    2.2. Tenlasteneming van niet invorderbare debetten (vermelding van de wijziging van artikelen 91, 91/1, 91/2, 106, 106bis en 119bis KBW.)

    Vanaf 1 januari 2014 moeten de kinderbijslaginstellingen debetten A afboeken van hun reservefonds en de kosten ervan dragen. Debetten B daarentegen zullen ten laste genomen worden door het globaal beheer van de sociale zekerheid.

    Wanneer een instelling ten onrechte debetten ten laste gelegd heeft van het globaal beheer van de sociale zekerheid, kan de Rijksdienst die instelling bovendien verplichten haar boekhouding te corrigeren. In dat geval moet de instelling ook vanuit hun reservefonds aan de Rijksdienst 10% betalen van de bedragen die in de boekhouding gecorrigeerd zijn.

    Voor de Rijksdienst zijn dezelfde regels van tenlasteneming van debetten bepaald in de nieuwe artikelen 106 en 106bis, KBW.

    Deze wijzigingen treden in werking op 1 januari 2014. Vanaf 1 juli 2014 kunnen de niet teruggevorderde debetten niet langer ten laste gelegd worden van het globaal beheer.

    Hoofdstuk 3 - Organisatorische maatrelen

    3.1. Bevoegdheid van de RSZPPO voor het politiepersoneel

    Door artikel 40 van de programmawet van 28 juni 2013 is artikel 32quinquies, KBW gewijzigd in die zin dat de bevoegdheid voor het betalen van de gezinsbijslag aan het personeel van het operationeel, administratief en logistiek kader van de politiediensten13 , en ook aan het personeel van de algemene inspectie van de federale en lokale politie (behalve militairen14 ) overgedragen wordt aan de RSZPPO. Daarmee wordt beoogd het aantal actoren die kinderbijslag betalen te verminderen en het past ook in het kader van de overdra cht van de bevoegdheid voor de gezinsuitkeringen naar de gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

    Nu ligt de bevoegdheid bij het Secretariaat van de geïntegreerde Politie gestructureerd op twee niveaus. De dossieroverdracht naar de RSZPPO zal via een protocol verlopen, uiterlijk op 31 december 2014. Dat protocol moet door het beheerscomité van de RSZPPO goedgekeurd worden.

    3.2. Overname van de werkgevers van de overheidssector

    Door artikel 45 van de programmawet van 28 juni 2013 worden een aantal wijzigingen aangebracht in artikel 101, KBW om de dossieroverdracht in het kader van de splitsing te vergemakkelijken. Vanaf 1 januari 2014 worden alle kinderbijslagdossiers van personeelsleden van de federale overheidsdiensten en de instellingen die ervan afhangen, inclusief het burgerlijk en militair personeel van het ministerie van Defensie, geleidelijk overgenomen door de Rijksdienst, om het aantal actoren die kinderbijslag betalen te verminderen.

    Daarnaast kunnen de niet-federale overheidsdiensten en de instellingen die ervan afhangen, overgenomen worden als ze dat per aangetekende brief aanvragen bij de het Beheerscomité van de RKW vóór 31 december 2013. Als ze dat niet tijdig aanvragen, kunnen ze in de overgangsperiode niet overgenomen worden.

    Die bepaling is in werking getreden op 11 juli 2013.

    Door artikel 52 van de programmawet van 28 juni 2013 zijn wijzigingen aangebracht in artikel 33 van de programmawet van 20 juli 200615 om te maken dat de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven doorgaat met het invoeren in het kadaster van de gegevens van de actoren van de dossiers van de werkgevers van de overheidssector die ervoor gekozen hebben via die dienst te werken, tot alle kinderbijslagdossiers door de RKW overgenomen zijn op grond van artikel 101, vierde lid, KBW.

    Die bepaling is in werking getreden op 11 juli 2013.

    • 1Overgenomen uit het arrest van het Arbeidshof van Brussel van 9/03/2012 (AR 2010/AB/559).
    • 2Zie aandachtspunten.
    • 3Art. 27. § 1. Er is sprake van sociaalrechtelijk misbruik wanneer een rechtsonderhorige door middel van een rechtshandeling of een kwalificatie van een rechtshandeling zichzelf, in strijd met de doelstellingen van een of meerdere bepalingen van het sociaal recht, hetzij buiten de toepassing plaatst van deze bepalingen, hetzij onder de toepassing plaatst van deze bepalingen.
      § 2 Een rechtshandeling of een kwalificatie van een rechtshandeling is niet tegenstelbaar aan de openbare instellingen van sociale zekerheid, de meewerkende instellingen van sociale zekerheid en de sociaal inspecteurs wanneer er sprake is van sociaalrechtelijk misbruik, tenzij wordt vastgesteld dat de rechtsonderhorige op generlei wijze de bedoeling had om zich, in strijd met de doelstelling van een bepaling van het sociaal recht, te onttrekken of onder de toepassing te plaatsen van de desbetreffende bepaling.
    • 4Doc 53 2853/017 pagina 8 en volgende.
    • 5Zie ook artikel 21 van het Handvest van de sociaal verzekerde.
    • 6Ook de controleurs van de RSZPPO beschikken over bevoegdheden waarin het Sociaal Strafwetboek voorziet en controleren dus de dossiers die de RSZPPO beheert.
    • 7Het begrip referentieadres wordt gedefinieerd in artikel 1, § 2, tweede lid van de wet van 19 juli 1991 betreffende [de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten] en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Onder referentieadres wordt verstaan het adres van ofwel een natuurlijke persoon die ingeschreven is in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats gevestigd heeft, of een rechtspersoon en waar, met instemming van de natuurlijke of die rechtspersoon, een persoon zonder vaster verblijfplaats ingeschreven is. Alleen de volgende personen kunnen ingeschreven worden op een referentieadres:
      1° personen die in mobiele woningen verblijven,
      2° personen die voor minder dan een jaar afwezig zijn wegens reizen, studies, of zaken buiten de gemeente en de leden van hun gezin,
      3° het burgerlijk en militair personeel van de Krijgsmacht en de gezinsleden die hen vergezellen, in garnizoen in het buitenland, het personeel van de politiediensten dat langer dan een jaar buiten België verblijft en dat het militair en burgerlijk personeel van de Belgische Krijgsmacht vergezellen dat gestationeerd is in een ander land of buiten België een specifieke functie uitoefent, en de leden van gezin,
      4° de leden van het diplomatiek en consulair personeel en hun gezin,
      5° coöperanten en hun gezin,
      6° personen die geen verblijfplaats (meer) hebben wegens gebrek aan bestaansmiddelen
    • 8Die gezinnen moeten frequent gecontroleerd worden omdat hun situatie alleen geverifieerd kan worden aan de hand van periodieke formulieren. Het risico op onverschuldigde betalingen is dus vrij hoog.
    • 9Er bestaat een socioprofessionele flux over het leefloon voor die gezinnen en die worden in principe bovendien al gecontroleerd door het OCMW. Een jaarlijks huisbezoek is dus niet nodig. Het is echter belangrijk dat de werkelijke gezinssituatie regelmatig - om de vijf jaar - gecontroleerd wordt om onverschuldigde betalingen te voorkomen. De betaalinstellingen stellen immers in bepaalde gevallen vast dat de personen of de kinderen niet (langer) op het officiële adres wonen of dat de verblijfsvergunning werd ingetrokken.
    • 10Op basis van het Handvest van de sociaal verzekerde.
    • 11Cf. CO 1336 van 14 mei 2002.
    • 12Zie richtlijn betreffende omzendbrief 1360 van 01/08/2006.
    • 13In de zin van artikel 106 van de wet van 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
    • 14Deze laatste zijn bedoeld in artikel 4, §2, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
    • 15Nieuwe formulering van artikel 33 van de programmawet van 20 juli 2006: "De rechtspersonen bedoeld in artikel 3, 1° en 2° van de wetten op de kinderbijslag voor loonarbeiders samengeordend op 19 december 1939, die de gezinsbijslag betalen aan al of een deel van hun personeelsleden, integreren in het bijzonder repertorium van de personen bedoeld in artikel 6, tweede lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 betreffende de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, dat wordt bijgehouden bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en dat 'Kadaster van de kinderbijslag' genoemd wordt, alle in hun bezit zijnde sociale gegevens van de types die in het genoemde repertorium opgenomen moeten worden.
      De genoemde rechtspersonen voeren de gegevens in en werken ze bij volgens de modaliteiten bepaald in het door genoemde Rijksdienst vastgelegd protocol. Tot de overname door de Rijksdienst, bedoeld in artikel 101, vierde lid van diezelfde wetten, doet de Centrale Dienst der vaste uitgaven opgericht bij het koninklijk besluit van 13 maart 1952 tot inrichting van de Centrale Dienst der vaste uitgaven en tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de Rijkscomptabiliteit, de integratie en de bijwerking van de sociale gegevens die in het bezit zijn van de publiekrechtelijke rechtspersonen bedoeld in het eerste lid, in de mate dat zij deel uitmaken van de instellingen voor wiens rekening deze dienst tot 30 september 2008 de gezinsbijslag stort."
    Top