Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1403 van 27 februari 2015 - Wet van 5 mei 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder

    Op 1 januari 2015 is de wet van 5 mei 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder (BS 7 juli 2014) in werking getreden. Deze wet strekt ertoe een volwaardige juridische afstammingsband te vestigen tussen de meemoeder en het kind, die dezelfde ouderlijke rechten en plichten zoals voor een vader en een moeder tot stand brengt, zonder dat er beroep moet worden gedaan op adoptie. De wet behelst twee aspecten. Enerzijds voert de wet een vermoeden van meemoederschap in ten aanzien van de echtgenote-meemoeder voor kinderen geboren binnen het huwelijk. Anderzijds krijgt de samenwonende meemoeder de mogelijkheid om het kind te erkennen.

    De voormelde wet voegt het begrip meemoederschap in in het Burgerlijk Wetboek door diverse artikelen te wijzigen of nieuwe artikelen in te voegen. De totstandkoming van deze juridische afstammingsband heeft uiteraard ook gevolgen binnen de kinderbijslagwetgeving.

    Er dient echter op gewezen dat de voormelde wet enkel van toepassing is op de meemoeder, waardoor homokoppels met een kinderwens aangewezen blijven op adoptie. De wet regelt evenmin het draagmoederschap.

    In afwachting van een wijziging van de kinderbijslagwetgeving om deze af te stemmen op het burgerlijk recht, bevat deze omzendbrief de nodige richtlijnen om een uniforme toepassing van de kinderbijslagwetgeving voor meemoeders te waarborgen.

    1. Aanduiding van de rechthebbende en de bijslagtrekkende

    Ter herinnering, conform artikel 64, §2, A, 2°, a), AKBW wordt het recht op kinderbijslag in geval van volle adoptie van het kind door personen van hetzelfde geslacht bij voorrang vastgesteld uit hoofde van de oudste van de verwanten in de eerste graad. De kinderbijslag wordt in geval van volle adoptie van het kind door personen van hetzelfde geslacht betaald aan de oudste van de verwanten in de eerste graad, overeenkomstig artikel 69, §1, eerste lid, AKBW.

    Met het oog op een maximale continuïteit in het dossierbeheer ten aanzien van de meemoeder vóór en na de inwerkingtreding van de wet inzake meemoederschap, dient voor de toepassing van de voorrangsorde van rechthebbenden en de aanduiding van de bijslagtrekkende de voormelde huidige regel (waarbij ingeval van adoptie door koppels van hetzelfde geslacht, de oudste van de verwanten in de eerste graad primeert voor de vaststelling van de voorrangsgerechtigde rechthebbende en de bijslagtrekkende), verder te worden toegepast in geval van erkenning door de meemoeder of bij meemoederschap binnen het huwelijk.

    2. Overige betrokken bepalingen van de AKBW

    2.1. Band tussen rechthebbende en rechtgevend kind

    Voor de vaststelling van de band tussen de rechthebbende meemoeder en het rechtgevend kind kan de meemoeder een recht op kinderbijslag openen voor het betrokken kind op basis van artikel 51, §3, 1° AKBW (kinderen geboren binnen het huwelijk of erkende kinderen).

    2.2. Wezenbijslag

    Voor de toekenning van het recht op verhoogde wezenbijslag (artikel 56bis AKBW) dient de meemoeder te worden gelijkgeschakeld met één van de ouders van het kind. Afhankelijk van de gezinssituatie van de overlevende moeder of meemoeder van het kind kan derhalve verhoogde wezenbijslag toegekend worden.

    2.3. Afstand van voorrangsrecht

    Om de rechten van de meemoeder toe te passen voor de regeling inzake afstand van voorrangsrecht (artikel 66 AKBW) dient de meemoeder te worden gelijkgeschakeld met de vader en de moeder van het kind. Concreet wil dit zeggen dat de meemoeder voor de toepassing van dat wetsartikel beschouwd wordt te behoren tot de hoofdgroep van niet-voorrangsgerechtigde rechthebbenden die kunnen worden aangeduid als voorrangsgerechtigde rechthebbende.1

    2.4. Recht op kraamgeld

    Ook voor de betaling van het kraamgeld (artikel 73bis, §1, derde lid, 1°, AKBW) ten slotte dient de meemoeder te worden gelijkgeschakeld met de vader en de moeder van het kind. De bepalingen inzake de adoptiepremie zijn niet langer van toepassing voor wat meemoeders betreft, in de mate dat de meemoeder vanaf 1 januari 2015 principieel niet langer beroep hoeft te doen op adoptie voor het vaststellen van de afstammingsband met het rechtgevend kind.

    In afwachting van een wijziging van de kinderbijslagwetgeving overeenkomstig de wetgeving inzake meemoederschap, worden de kinderbijslagfondsen verzocht deze richtlijnen vanaf 1 januari 2015 toe te passen op alle gevallen van erkenningen2 en in geval van meemoederschap binnen het huwelijk. Aangezien deze richtlijnen de continuïteit van het actuele dossierbeheer impliceren, dienen de bestaande dossiers niet te worden herzien.
     
    • 1Cf. ministeriële omzendbrief MO nr. 574 van 20 november 2001.
    • 2Zie de ministeriële omzendbrief MO 489 van 10 september 1990 voor wat betreft de terugwerkende kracht van de erkenning tot de geboorte van het kind. Het recht op gezinsbijslag wordt retroactief gevestigd binnen de verjaringstermijn vanaf de datum van de aanvraag om gezinsbijslag.
    Top