Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

MO 583 van 6 oktober 2003 - Uitvoer van het kraamgeld en de adoptiepremie (uittreksel)

    Het kraamgeld en de adoptiepremie zijn thans uitgesloten uit het materieel toepassingsgebied van de verordening (EEG) nr. 1408/71 en van de verordening (EEG) nr. 574/72. Hierdoor zijn de bepalingen van deze verordeningen, in het bijzonder deze die betrekking hebben op de uitvoer van de gezinsuitkeringen, hierop niet van toepassing.

    Niettemin heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap recent gesteld dat de uitsluiting van de uitkeringen bij geboorte en adoptie uit deze verordeningen niet betekent dat de Lidstaten vrijgesteld zijn zich ervan te verzekeren dat geen enkele andere regel uit het gemeenschapsrecht, in het bijzonder uit de verordening (EEG) nr. 1612/681 een beletsel vormt voor het opleggen van een voorwaarde inzake woonplaats. Uit de rechtspraak van het Hof vloeit voort dat een Staat de toekenning van een sociaal voordeel in de zin van laatstgenoemde verordening niet zouden mogen onderwerpen aan de voorwaarde dat de begunstigden van het voordeel hun woonplaats hebben op het nationale grondgebied van deze Staat.

    Rekening houdend met deze rechtspraak moet een weigering tot het uitvoeren van het kraamgeld en de adoptiepremie beschouwd worden als tegenstrijdig met de verordening (EEG) nr. 1612/68, meer in het bijzonder met artikel 67, § 2, dat het principe van de gelijke behandeling van werknemers huldigt.

    Ten einde zich in regel te stellen met de verordening (EEG) nr. 1612/68 en met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, worden de kinderbijslaginstellingen bijgevolg verzocht voortaan het kraamgeld en de adoptiepremie uit te voeren wanneer de werknemer, onderdaan van een Lidstaat onderworpen is aan de Belgische wetgeving en het rechtgevend kind op het grondgebied van een andere Lidstaat dan België woont.

    Ik vestig uw aandacht op de volgende punten:

    - Artikel 7, § 2, van de verordening (EEG) nr. 1612/68 verwijst uitdrukkelijk naar de "werknemer". Volgens de rechtspraak moet beschouwd worden als werknemer de persoon die gedurende een bepaalde tijd voor een andere persoon en onder diens gezag prestaties verricht, waarvoor hij als tegenprestatie een beloning ontvangt. Eens de arbeidsverhouding beëindigd is, wordt betrokkene geacht zijn hoedanigheid van werknemer te verliezen. Bijgevolg moeten het kraamgeld en de adoptiepremie slechts uitgevoerd worden wanneer de rechthebbende een werknemer is.

    - De bilaterale verdragen betreffende de toekenning van het kraamgeld, die gesloten zijn tussen België en respectievelijk Frankrijk, het Groot-Hertogdom Luxemburg en Duistland, blijven thans nog volledig van toepassing. Dit betekent dat, in afwijking van de voorgaande principes, het kraamgeld toegekend wordt onder de voorwaarden bepaald in deze verdragen (bevoegdheid van de Staat van de woonplaats in de verdragen afgesloten met Frankrijk en het Groot-Hertogdom Luxemburg). Binnenkort zullen er onderhandelingen gevoerd worden met deze landen om een einde te stellen aan de huidige regels van deze verdragen betreffende de toekenning van het kraamgeld en om deze uitkering uit te voeren overeenkomstig de regels bepaald in artikel 7, § 2, van de verordening (EEG) nr. 1612/68.

    Deze omzendbrief heeft uitwerking op 1 juni 2001 en is slechts van toepassing op voorwaarde dat de geboorte plaatsgevonden heeft na 31 mei 2001 of dat de adoptieakte ondertekend is na 31 mei 2001.

    De dossiers die afgesloten zijn tussen 1 juni 2001 en de datum van bekendmaking van deze omzendbrief moeten herzien worden enkel op vraag van de sociaal verzekerden of ambtshalve wanneer de kinderbijslaginstellingen opnieuw moeten interveniëren in deze dossiers.

    De actieve dossiers moeten behandeld worden overeenkomstig de huidige instructies.

    IN 'T KORT

    Uitvoer, onder bepaalde voorwaarden, van het kraamgeld en de adoptiepremie bij toepassing van de verordeing (EEG) nr. 1612/68.

     

    De ministeriële omzendbrief nr. 583 van 6 oktober 2003 heeft u de instructies gegeven betreffende de uitvoer van het kraamgeld en van de adoptiepremie.

    Volgens deze instructies moeten de voormelde uitkeringen uitgevoerd worden, wanneer de geboorten hebben plaatsgevonden of de adoptieakten ondertekend zijn ten vroegste vanaf 1 juni 2001.

    De Europese Commissie is echter van oordeel dat de uitvoer van het kraamgeld en van de adoptiepremie niet kan beperkt worden in functie van de voormelde datum.

    Ten einde gevolg te geven aan het advies van de Europese Commissie, kan de datum van 1 juni 2001 niet meer in aanmerking genomen worden om de uitvoer of de niet-uitvoer van het kraamgeld en van de adoptiepremie te bepalen. Deze uitkeringen kunnen voortaan toegekend worden door rekening te houden met de bepalingen betreffende de verjaring bedoeld in artikel 120 van de samengeordende wetten. Bijgevolg kunnen de geboorten die eventueel voor 1 juni 2001 plaats vonden en de adoptieakten die eventueel voor 1 juni 2001 werden ondertekend, in aanmerking genomen worden, voorzover de aanvraag is ingediend binnen de verjaringstermijn.

    Voorbeeld : een aanvraag om kraamgeld werd ingediend op 1 december 2005. Het kraamgeld zal toegekend worden indien de geboorte heeft plaatsgevonden tussen 1 oktober 2000 en 1 december 2005.

    Er moet vermeld worden dat iedere aanvraag die de verjaringstermijn onderbreekt, in aanmerking moet genomen worden.

    Voorbeeld : een eerste aanvraag om kraamgeld is ingediend in januari 2003 ten gevolge van een geboorte van een kind plaatsgevonden in februari 2000. Deze eerste aanvraag is geweigerd op basis van de oude principes. Indien een nieuwe aanvraag betreffende deze geboorte is ingediend in september 2005, kan het recht op kraamgeld worden toegekend gelet op het feit dat de verjaring geldig onderbroken is geweest.

    De dossiers afgesloten op de datum van dit addendum moeten enkel herzien worden op vraag van de sociaal verzekerden of ambtshalve wanneer de kinderbijslaginstellingen opnieuw moeten tussenkomen in deze dossiers.
    De actieve dossiers moeten behandeld worden in overeenstemming met de huidige instructies.

    Dit addendum vervangt de instructies in de MO nr. 583 die betrekking hebben op de inwerkingtreding van deze omzendbrief.

    IN 'T KORT

    Toekenning van het kraamgeld en van de adoptiepremie binnen de grenzen van de verjaring.

    • 1Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap.
    Top