Kruimelpad
14 juli 2016 - Samenwerkingsakkoord betreffende het vaststellen van de aanknopingsfactoren tot vaststelling van het personele toepassingsgebied van de wettelijke en reglementaire bepalingen van de deelentiteiten, de budgettering en verrekening van de voor de deelentiteiten betaalde gezinsbijslagen en de effectieve invoering van gemeenschappelijke wijzigende bepalingen voorgesteld door het Beheerscomité van FAMIFED (B.S. 20.10.2016)
Tekst
Aanhef
Gelet op artikel 23 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 94, § 1bis, ingevoegd door artikel 44 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen van de Duitstalige Gemeenschap, artikel 60sexies, ingevoegd door artikel 37 van de wet van 19 april 2014 tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op de wet van 4 april 2014 tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (Algemene Kinderbijslagwet);
Gelet op het bijzondere decreet van de Franse Gemeenschap van 3 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie wordt overgedragen, en het decreet van het Waalse Gewest van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt;
Gelet op het overleg gehouden op 2 juni 2015 in de schoot van het Beheerscomité van FAMIFED;
Overwegende de noodzaak om het personele toepassingsgebied te bepalen waarbinnen de deelentiteiten hun normerende bevoegdheid inzake gezinsbijslag kunnen uitoefenen in de zin van artikel 94, § 1bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;
Overwegende de noodzaak om de bepalingen inzake de budgettering en de verrekening van de voor de deelentiteiten betaalde gezinsbijslagen wettelijk te verankeren in het onderhavige samenwerkingsakkoord;
De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de minister-president en de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de minister-president en de minister van Openbare Werken, Gezondheidszorg, Maatschappelijk Welzijn en Patrimonium;
de Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de minister-president en de minister van Familie, Gezondheid en Sociale Zaken;
de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door de voorzitter van het Verenigd College en de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring;
Zijn overeengekomen wat volgt:
Bepalingen
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder:
- deelentiteiten: de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, voor de gebiedsomschrijving van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; de Vlaamse Gemeenschap, voor de gebiedsomschrijving van het Nederlandse taalgebied; het Waalse Gewest, voor de gebiedsomschrijving van het Franse taalgebied en de Duitstalige Gemeenschap, voor de gebiedsomschrijving van het Duitse taalgebied;
- de bevoegde wetgevers van de deelentiteiten: de wetgevers van de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
- wettelijke woonplaats: de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf overeenkomstig artikel 36, 1°, van het Gerechtelijk wetboek;
- vestigingseenheid: de plaats die men geografisch gezien kan identificeren via een adres, waar ten minste een activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend, zoals gedefinieerd in artikel 2, 6°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen;
- Kadaster van de kinderbijslag: het bijzonder repertorium van de personen bedoeld in artikel 6, tweede lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 betreffende de oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, dat wordt bijgehouden door FAMIFED, waarmee de uitwisseling van de gegevens bedoeld in artikel 94, § 1bis, vijfde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wordt gerealiseerd.
Artikel 2. Aanknopingsfactoren voor het bepalen van de bevoegdheid van de deelentiteiten inzake gezinsbijslag
De bevoegdheid van een deelentiteit inzake gezinsbijslag, voor de kinderen die rechtgevend zijn op gezinsbijslag op grond van de toepasselijke wetgeving, wordt bepaald op basis van de volgende aanknopingsfactoren, in deze volgorde:
1° de wettelijke woonplaats van het kind in de entiteit;
2° de verblijfplaats van het kind in de entiteit;
3° de lokalisatie in de entiteit van de vestigingseenheid of, wanneer dat gegeven niet beschikbaar is, van de exploitatiezetel van de huidige werkgever of van de laatste werkgever van de rechthebbende;
4° de wettelijke woonplaats of de laatste wettelijke woonplaats van de rechthebbende in de entiteit;
5° de lokalisatie van het betaalkantoor van het bevoegde kinderbijslagfonds in de entiteit, wanneer geen enkel gegeven uit de voorgaande punten beschikbaar is. Het kantoor van het bevoegde kinderbijslagfonds wordt geïdentificeerd via de gegevens uit het Kadaster van de kinderbijslag.
Artikel 3. Bepalingen betreffende de budgettering en verrekening van de voor de deelentiteiten betaalde gezinsbijslagen
§ 1. Voor de periodes vanaf 1 januari 2015 bepaalt de bevoegdheid van een deelentiteit de financiële tenlasteneming van de gezinsbijslag die de federale instellingen, belast met het beheer en de uitbetaling van die bijslag, voor rekening van die entiteit uitbetaalden. Wat echter de financiële tenlasteneming van de vervroegde uitbetaling van het kraamgeld betreft, wanneer het kind op het ogenblik van die uitbetaling nog geen wettelijke woonplaats heeft in een deelentiteit, bepaalt de wettelijke woonplaats van de bijslagtrekkende in een deelentiteit de financiële tenlasteneming door die entiteit.
§ 2. De positieve (verschuldigde bijslag) of negatieve (onverschuldigde bijslag) regularisaties met betrekking tot periodes vóór 1 januari 2015 worden, op basis van de toestand op 31 december 2014, aangerekend aan de deelentiteit die overeenkomstig de aanknopingsfactoren bepaald in artikel 2, 1° tot 4°, van dit akkoord wordt aangewezen, of, als deze gegevens niet beschikbaar zijn, aan de deelentiteit die, op basis van de lokalisatie van het betaalkantoor van het bevoegde kinderbijslagfonds die de regularisatie uitvoert, wordt aangewezen. Het kantoor van het bevoegde kinderbijslagfonds wordt geïdentificeerd via de gegevens uit het Kadaster van de kinderbijslag.
In afwijking van het vorige lid worden de betalingen en de terugvorderingen die de sociaalverzekeringsfondsen krachtens artikel 175/3 van de Algemene Kinderbijslagwet uitvoeren, aangerekend aan de deelentiteit die, op basis van de toestand op 30 juni 2014, wordt aangewezen met toepassing van de volgende aanknopingsfactoren, in deze volgorde:
1° de wettelijke woonplaats van de bijslagtrekkende in de entiteit;
2° de verblijfplaats van de bijslagtrekkende in de entiteit;
3° de wettelijke woonplaats of de laatste wettelijke woonplaats van de rechthebbende in de entiteit;
4° de lokalisatie van het betaalkantoor van het bevoegde sociaalverzekeringsfonds in de entiteit, wanneer geen enkel gegeven uit de voorgaande punten beschikbaar is.
Artikel 4. Uitwerking van de wijziging van de bevoegde deelentiteit
Als door een gebeurtenis de bevoegdheid van een deelentiteit wijzigt op basis van de bepalingen van artikel 2, 1° tot 4°, of van artikel 3, § 2, tweede lid, 1° tot 3°, van dit akkoord, heeft die wijziging uitwerking op de eerste dag van de maand na die waarin de gebeurtenis plaatsvond.
Artikel 5. Bepaling betreffende de effectieve invoering van gemeenschappelijke wijzigende bepalingen voorgesteld door het Beheerscomité van FAMIFED
Wanneer alle of verschillende deelentiteiten parallel dezelfde decretale of reglementaire bepalingen, voorgesteld door het Beheerscomité van FAMIFED aannemen, worden die teksten effectief uitgevoerd door de instellingen belast met het beheer en de betaling van de gezinsbijslag op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de laatste decretale of reglementaire akte die betrekking heeft op die bepalingen.
Artikel 6. Inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord
Dit samenwerkingsakkoord heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014 na goedkeuring door de bevoegde wetgevers van de deelentiteiten.
Artikel 7. Duur van het samenwerkingsakkoord
Dit samenwerkingsakkoord duurt ten laatste tot 31 december 2019.
Dit akkoord is niet meer van toepassing op een deelentiteit vanaf het moment dat die zelf het administratief beheer en de betaling van de gezinsbijslag ten laste neemt.
Volgens het beginsel van de federale loyauteit in artikel 143, § 1, van de Grondwet zullen de deelentiteiten volgende onderwerpen opnemen in een samenwerkingsakkoord, of in een samenwerkingsprotocol indien van toepassing:
- de rol van de deelentiteiten in de internationale context;
- het persoonlijke toepassingsgebied van de regelgevingen van de entiteiten na de overgangsperiode;
- de gegevensuitwisseling tussen de entiteiten, meer bepaald op het vlak van de provisionele betalingen en de terugvorderingen van onverschuldigde betalingen;
- het beheer van het kadaster en het centraliseren van de gegevens;
- de kwestie van de reserves van de fondsen, met inbegrip van hun verdeling per entiteit;
- de verdeelsleutel van het personeel en van het vermogen van FAMIFED.
De ondertekenaars van dit samenwerkingsakkoord erkennen het belang van deze samenwerkingsakkoorden, respectievelijk samenwerkingsprotocollen.