§1. De gezinsbijslagen blijven behouden voor het kind waarvan de erkende en gecontroleerde leerovereenkomst of leerverbintenis wordt opgeschort wegens ziekte van het kind, tot uiterlijk 31 augustus van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin de ziekte is begonnen.
De ziekte van het kind wordt bewezen met ziekteattesten. Na zes maanden ziekte moet de afwezigheid altijd gewettigd zijn door een onderzoek van de bevoegde dienst.
De minister wijst de dienst aan die bevoegd is om het onderzoek, vermeld in het tweede lid, uit te voeren.
§2. Voor het kind dat zich wegens ziekte bij het begin van een nieuwe opleidingscyclus niet kan inschrijven en dat tijdens het vorige schooljaar niet ziek was, wordt een aanvraag tot medische vaststelling van een zorgbehoefte en van de onmogelijkheid om de lessen te volgen ingediend. Als de specifieke ondersteuningsnood werd vastgesteld overeenkomstig titel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018, heeft het kind onvoorwaardelijk recht op de basisgezinsbijslag en recht op de zorgtoeslag onder de voorwaarden vermeld in artikel 14. Als het kind alleen in de onmogelijkheid verkeert om de lessen te volgen, heeft het recht op de gezinsbijslagen vanaf de erkenning van de onmogelijkheid om de lessen te volgen, voor maximaal één jaar.
§3. Voor het kind dat al 21 jaar is op het moment dat het zich wegens ziekte niet kan inschrijven en dat tijdens het vorige schooljaar niet ziek was, bestaat er een recht op gezinsbijslagen gedurende maximaal één jaar binnen de leeftijdsgrenzen, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, 3°, van het decreet van 27 april 2018. Er is evenwel geen cumul mogelijk met een inkomensvervangende tegemoetkoming.
De ziekte van het kind wordt bewezen met ziekteattesten. Na zes maanden ziekte moet de afwezigheid altijd gewettigd zijn door een onderzoek van de bevoegde dienst.
De minister wijst de dienst aan die bevoegd is om het onderzoek, vermeld in het tweede lid, uit te voeren.