De gezinsbijslagen worden toegekend aan de schoolverlater voor een periode van in totaal twaalf maanden nadat het kind niet meer voldoet aan de voorwaarden, behalve deze inzake schoolverlaters, vermeld in artikel 8, §2, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018.
De termijn van twaalf maanden, vermeld in het eerste lid, start:
- de maand na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, overeenkomstig artikel 8, §2, eerste lid, 1°, indien het kind niet aansluitend recht kan openen onder toepassing van artikel 8, §2, eerste lid, 3°;
- de maand na het bereiken van de leeftijd van 21 jaar overeenkomstig artikel 8, §2, eerste lid, 2°, indien het kind niet aansluitend recht kan openen onder toepassing van artikel 8, §2, eerste lid, 3°;
- de maand na de einddatum, vermeld in artikelen 22 en 28;
- de maand na het einde van alle activiteiten opgelegd door het studieprogramma of de maand na het einde van de leertijd of de vorming;
- de maand na de inlevering van een eindverhandeling hoger onderwijs of de maand na de onderbreking van de voorbereiding ervan;
- de maand na de datum waarop een studie, leertijd of vorming voortijdig beëindigd werd;
- de maand na het einde van de stageperiode vereist om in een openbaar ambt te worden benoemd of de maand na de onderbreking van die stage.
De maand waarin het kind weer aan de voorwaarden van kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte, leerling, student of stagiair voldoet, wordt het recht, vermeld in het eerste lid, geschorst en worden de gezinsbijslagen conform artikel 8, §2, van het voormelde decreet toegekend. De periode die al krachtens dit artikel is toegekend, wordt in mindering gebracht van de termijn van twaalf maanden, vermeld in het eerste lid. De schorsing loopt zolang er een recht op gezinsbijslagen toegekend kan worden conform artikel 8, §2, met uitzondering van het recht in hoofde van de schoolverlater, van het voormelde decreet.