§1. Voor de volgende kinderen gelden algemene vrijstellingen van de toekenningsvoorwaarden voor gezinsbijslagen, vermeld in artikel 8, §3, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018:
- kinderen die in België al een einddiploma secundair onderwijs hebben verworven en die niet-hoger onderwijs volgen buiten België. Deze afwijking wordt beperkt tot maximaal één schooljaar. De vakantieperiodes, vermeld in artikel 21, eerste lid, van dit besluit, maken deel uit van het schooljaar;
- kinderen die hoger onderwijs volgen buiten België. Deze afwijking geldt voor de hele periode van het gevolgde onderwijs. De vakantieperiodes, vermeld in artikel 28 van dit besluit, maken deel uit van het academiejaar;
- kinderen die tijdens de twaalf maanden, vermeld in artikel 40 van dit besluit, vrijwilligerswerk verrichten of een opleiding of stage volgen buiten België, op voorwaarde dat ze een attest, waarvan de minister het model bepaalt, kunnen voorleggen, respectievelijk van de betrokken vrijwilligersorganisatie, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
- kinderen die gedurende maximaal drie jaar buiten België verblijven wegens medische redenen van het kind of van de ouder, de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van de ouder en met wie de ouder feitelijk samenwoont of de echtgenoot of echtgenote van de ouder. De medische redenen worden gestaafd met een medisch getuigschrift. Het medisch attest, ondertekend en gedagtekend door een arts, vermeldt dat het voor het kind of voor de ouder, de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van de ouder en met wie de ouder feitelijk samenwoont of de echtgenoot of echtgenote van de ouder, onmogelijk is om terug te reizen naar België. Een buitenlands medisch attest wordt bevestigd door een arts die in België gevestigd is;
- kinderen die tijdelijk buiten België verblijven, waarbij dit verblijf, in één of verscheidene keren, geen twee maand in de loop van hetzelfde kalenderjaar overschrijdt, terwijl ze hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben;
- kinderen die hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben en die alleen tijdens de schoolvakantie, vermeld in artikel 21, eerste lid, en artikel 28 van dit besluit, buiten België verblijven;
- kinderen die buiten België geboren worden, terwijl een van de ouders zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied heeft, op voorwaarde dat het verblijf van de moeder en van het kind buiten België niet langer dan twee maanden na de geboorte duurt;
- kinderen die hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben en naar een school gaan die buiten België ligt, op voorwaarde dat ze elke dag terugkeren naar hun ouders of naar hun opvoeders, die hun ouders vervangen;
- kinderen die een studietoelage ontvangen om lessen buiten België te volgen. Een binnenlandse of buitenlandse instelling kan die studietoelage toekennen. Het Departement Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 22, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, deelt de toekenning van die studietoelage door een instelling binnen het Nederlandse taalgebied mee. Als een instelling van een andere deelentiteit of een buitenlandse instelling die studietoelage toekent, wordt dat bewezen met een officieel attest;
- kinderen die hun woonplaats in het Nederlandse taalgebied hebben en het voorwerp uitmaken van een ontvoering conform de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3 van dit besluit, en buiten België verblijven;
- kinderen die buiten België geadopteerd worden en binnen twee maanden na de adoptie hun woonplaats hebben in het Nederlandse taalgebied.
§2. De algemene vrijstellingen, vermeld in paragraaf 1, zijn alleen geldig als de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
- de kinderen hebben geen recht op gezinsbijslagen krachtens de regelgeving van een andere deelentiteit, krachtens buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regels die van toepassing zijn op het personeel van een volkenrechtelijke instelling. De minister kan bepalen wat onder recht op gezinsbijslagen krachtens buitenlandse wets- of reglementsbepalingen of krachtens regels die van toepassing zijn op het personeel van een volkenrechtelijke instelling wordt verstaan;
- noch een van de ouders, noch de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van een van de ouders en met wie de ouder feitelijk of wettelijk samenwoont, noch de echtgenoot of echtgenote van een van de ouders, oefent een winstgevende activiteit uit in het raam van een arbeidsovereenkomst of van een zelfstandige activiteit of in opdracht van een openbare dienst in het land waar de kinderen verblijven.