De maandelijkse ondersteuningstoeslag wordt geschorst als:
- het kind ingeschreven is in een internaat met permanente openstelling van een medisch pedagogisch instituut van het Gemeenschapsonderwijs;
- het kind een beroep doet op een persoonlijk assistentiebudget als vermeld in hoofdstuk IV/1 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
- het kind een beroep doet op een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap, erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap met toepassing van artikel 7 of 9, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, met uitzondering van het kind dat enkel ondersteuning geniet van een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap op basis van artikel 8, derde lid, van voormeld besluit;
- het kind in een residentiële gehandicaptenvoorziening verblijft die in België door een andere overheid dan de Vlaamse overheid erkend is;
- het kind in een niet in België gevestigde residentiële gehandicaptenvoorziening verblijft die een vergelijkbare hulp- en dienstverlening aanbiedt als een voorziening als vermeld in punt 4°;
- het kind gebruik maakt van niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en verblijft in een organisatie voor bijzondere jeugdzorg;
- het kind in een gemeenschapsinstelling verblijft;
- het kind een beroep doet op een ambulante gehandicaptenvoorziening die een vergelijkbare hulp- en dienstverlening aanbiedt als de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 6 van het decreet van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering en die:
a) ofwel in België door een andere overheid dan de Vlaamse overheid erkend is;
b) ofwel niet in België gevestigd is; - het kind gebruik maakt van niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en verblijft in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
- het kind gebruik maakt van persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;
- het kind gebruik maakt van een unit voor geïnterneerden, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
- het kind gebruik maakt van een observatie-, diagnose- of behandelingsunit, vermeld in het besluit van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
- het kind een beroep doet op een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning;
- het kind, dat jonger is dan 21 jaar, een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming ontvangt als vermeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
- het kind opgesloten is in een gevangenis of opgenomen is in een inrichting, een afdeling tot bescherming van de maatschappij, georganiseerd door de federale overheid, of in een forensisch psychiatrisch centrum, georganiseerd door de federale overheid;
- het kind een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 233, §3 of artikel 641, eerste lid, 2°, van het besluit van 30 november 2018 ontvangt.
De minister kan nadere regels voor de cumulatie van de tegemoetkomingen bepalen.