Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Ondersteuningstoeslag van 2022.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- agentschap Opgroeien regie: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
- besluit van 30 november 2018: het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van de Vlaamse sociale bescherming;
Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de toekenning en schorsing van de ondersteuningstoeslag
Afdeling 1. Voorwaarden voor de toekenning en schorsing van de ondersteuningstoeslag
Het recht op de ondersteuningstoeslag van een kind dat de Belgische nationaliteit niet bezit als vermeld in artikel 56/1, eerste lid, 1°, van het Groeipakketdecreet van 2018, ontstaat vanaf de datum waarop de beslissing tot toekenning van het verblijfsrecht wordt genomen conform de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Met behoud van de toepassing van artikel 4, ontstaat het recht op ondersteuningstoeslag voor het kind dat erkend vluchteling is, vanaf de datum waarop de beslissing van erkenning van de vluchtelingenstatus wordt genomen conform artikel 48/3 van de voormelde wet.
Als voor het rechtgevend kind zelf niet aangetoond kan worden dat het de toelating heeft of dat het gemachtigd is in België te verblijven of er zich te vestigen conform de voormelde wet, wordt die voorwaarde gecontroleerd via de persoon die het verblijfsrecht van het kind opent als vermeld in het Rijksregister.
Voor de volgende kinderen geldt een algemene vrijstelling van de toekenningsvoorwaarde voor de ondersteuningstoeslag, vermeld in artikel 56/1, eerste lid, 1°, van het Groeipakketdecreet van 2018:
- een kind dat het slachtoffer is van mensenhandel of -smokkel als vermeld in titel II, hoofdstuk IV, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, geattesteerd door een centrum dat door de federale overheid erkend is en dat gespecialiseerd is in het onthaal van slachtoffers van mensenhandel of -smokkel, en dat recht heeft om voorlopig op het grondgebied te verblijven in afwachting van de definitieve beslissing over de verblijfsaanvraag conform de voormelde wet;
- een niet-begeleide minderjarige vreemdeling die recht heeft om voorlopig op het grondgebied te verblijven in afwachting van de definitieve beslissing over de verblijfsaanvraag conform de voormelde wet. De voormelde niet-begeleide minderjarige vreemdeling voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
a) minderjarig zijn
b) niet-begeleide minderjarige vreemdeling zijn als vermeld in titel XIII, hoofdstuk 6, artikel 5 of 5/1, van de programmawet (I) van 24 december 2002. Het bewijs dat een minderjarig kind beschouwd kan worden als een niet-begeleide minderjarige vreemdeling wordt geleverd door een attest van de dienst Voogdij, vermeld in titel XIII, hoofdstuk 6, artikel 3, van de programmawet (I) van 24 december 2002, waarmee een voogd voor de niet-begeleide minderjarige vreemdeling wordt aangesteld; - een kind dat niet toegelaten of gemachtigd is in België te verblijven of er zich te vestigen, waarvan een van de ouders Belg is of toegelaten of gemachtigd is in België te verblijven of er zich te vestigen. Als de ouder erkend vluchteling is, ontstaat het recht op gezinsbijslagen voor het kind vanaf de datum waarop de beslissing van erkenning van vluchtelingenstatus voor de ouder wordt genomen conform artikel 48/3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
De ondersteuningstoeslag wordt toegekend op basis van een attestering die aantoont dat het kind recht heeft op zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte, vermeld in artikel 16 van het Groeipakketdecreet van 2018. Er moeten minstens twaalf punten worden vastgesteld overeenkomstig het driepijlersysteem, vermeld in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de nadere regels voor het verkrijgen van een zorgtoeslag.
In afwijking van het eerste lid wordt voor een kind dat woont in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, de ondersteuningstoeslag toegekend op basis van een attestering die aantoont dat het kind recht heeft op de verhoogde kinderbijslag, vermeld in artikel 12 van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 25 april 2019 tot regeling van de toekenning van gezinsbijslag. Er moeten minstens twaalf punten worden toegekend overeenkomstig het driepijlersysteem, vermeld in artikel 6 en 7 van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002. De toekenning wordt uitgevoerd onder de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De beslissingen die daaruit voortvloeien, worden overgenomen door de Vlaamse Gemeenschap, met het oog op de toekenning van de ondersteuningstoeslag. Die beslissing geldt voor de termijn die daarvoor bepaald is door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
In afwijking van artikel 5 wordt het recht op een ondersteuningstoeslag geopend voor de personen die op 31 december 2022 een recht hebben op een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 640 van het besluit van 30 november 2018.
In afwijking van artikel 5 en 6 van dit besluit behouden de personen die op 31 december 2022 recht hebben op een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 233, §3 of artikel 641, eerste lid, 2°, van het besluit van 30 november 2018 hun recht op een basisondersteuningsbudget en wordt geen recht op ondersteuningstoeslag geopend.
Afdeling 2. Schorsing
De maandelijkse ondersteuningstoeslag wordt geschorst als:
- opgeheven
- het kind een beroep doet op een persoonlijk assistentiebudget als vermeld in hoofdstuk IV/1 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
- het kind een beroep doet op een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap, erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap met toepassing van artikel 7 of 9, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, met uitzondering van het kind dat enkel ondersteuning geniet van een multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap op basis van artikel 8, derde lid, van voormeld besluit;
- het kind in een residentiële gehandicaptenvoorziening verblijft die in België door een andere overheid dan de Vlaamse overheid erkend is;
- het kind in een niet in België gevestigde residentiële gehandicaptenvoorziening verblijft die een vergelijkbare hulp- en dienstverlening aanbiedt als een voorziening als vermeld in punt 4°;
- het kind gebruik maakt van niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en verblijft in een organisatie voor bijzondere jeugdzorg;
- het kind in een gemeenschapsinstelling verblijft;
- het kind een beroep doet op een ambulante gehandicaptenvoorziening die een vergelijkbare hulp- en dienstverlening aanbiedt als de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning als vermeld in artikel 6 van het decreet van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering en die:
a) ofwel in België door een andere overheid dan de Vlaamse overheid erkend is;
b) ofwel niet in België gevestigd is; - het kind gebruik maakt van niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en verblijft in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
- het kind gebruik maakt van persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;
- het kind gebruik maakt van een unit voor geïnterneerden, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;
- het kind gebruik maakt van een observatie-, diagnose- of behandelingsunit, vermeld in het besluit van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits;
- het kind een beroep doet op een budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning;
- het kind, dat jonger is dan 21 jaar, een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming ontvangt als vermeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
- het kind opgesloten is in een gevangenis of opgenomen is in een inrichting, een afdeling tot bescherming van de maatschappij, georganiseerd door de federale overheid, of in een forensisch psychiatrisch centrum, georganiseerd door de federale overheid;
- het kind een basisondersteuningsbudget als vermeld in artikel 233, §3 of artikel 641, eerste lid, 2°, van het besluit van 30 november 2018 ontvangt.
De minister kan nadere regels voor de cumulatie van de tegemoetkomingen bepalen.
De schorsing, vermeld in artikel 8, heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand waarin de gebeurtenis zich voordoet.
Het einde van de schorsing, vermeld in artikel 8, heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het einde van de gebeurtenis zich voordoet.
Hoofdstuk 3. Duurtijd en toekenning van de ondersteuningstoeslag
In afwijking van artikel 56/1, derde lid, van het Groeipakketdecreet van 2018 wordt de ondersteuningstoeslag voor het kind toegekend tot het einde van de geldigheidsduur van de toekenningsbeslissing zoals die gold op 31 december 2022, en uiterlijk tot de leeftijd van 25 jaar, voor de kinderen, vermeld in artikel 6, als de voormelde geldigheidsduur later dan 21 jaar ligt.
- De ondersteuningstoeslag wordt uiterlijk uitbetaald op de achtste dag van iedere maand die volgt op de maand waarop het recht op die toeslag betrekking heeft.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt elke betaling in de loop van de maand die volgt op de maand waarop het recht op de toeslag betrekking heeft, beschouwd als een tijdige betaling.
- Een gewijzigd bedrag van de ondersteuningstoeslag ten gevolge van een indexering of ten gevolge van een wijziging bij of krachtens een decreet, wordt uitbetaald in de maand die volgt op de maand waarin de indexering plaatsvindt of de wijziging in werking treedt.
- Met behoud van de toepassing van artikel 87 en 88 van het Groeipakketdecreet van 2018, wordt de ondersteuningstoeslag waarvan het recht op de betaaldata, vermeld in paragraaf 1, nog in onderzoek is, zodra het recht is vastgesteld, betaald op tussentijdse betaaldata.
De minister stelt de betaalkalender met tussentijdse betaaldata op.
Hoofdstuk 4. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018
In artikel 233 van het besluit van 30 november, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2020 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 november 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- paragraaf 2 wordt opgeheven;
- in paragraaf 3, eerste lid, worden tussen de woorden "recht op een basisondersteuningsbudget wordt" en het woord "geopend" de zinsnde "tot en met 31 december 2022" ingevoegd.
In artikel 235 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2019, wordt het derde lid opgeheven.
Artikel 640 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2020, wordt opgeheven.
In artikel 641, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2020, wordt punt 1° opgeheven.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.