Kruimelpad
CO 1399 van 18 november 2014 - Oprichting familie- en jeugdrechtbanken
Tekst
1. Oprichting familie- en jeugdrechtbanken
Met de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank (afgekort WFJRb)1 zijn de familie- en jeugdrechtbanken een feit. Meer concreet wordt er binnen elke rechtbank van eerste aanleg een afdeling familie- en jeugdrechtbank met familiekamers, kortweg familierechtbank opgericht. Deze rechtbanken zijn vanaf 1 september 2014 operationeel.
Bij deze familierechtbank worden alle familiale geschillen gecentraliseerd. Zo is deze rechtbank ondermeer bevoegd voor geschillen inzake echtscheiding, de uitoefening van het ouderlijk gezag en/of de verblijfsregeling van het kind, de erkenning en adoptie van een kind, alsook voor bepaalde vorderingen betreffende de aanduiding van de bijslagtrekkende (zie punt 2.1.) of bepaalde vormen van verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende (zie punt 2.2).
Alle vorderingen die voor een familierechtbank worden gebracht door partijen die gehuwd of wettelijk samenwonend zijn (of dit in het verleden waren), of die samen een minderjarig kind hebben, alsook vorderingen met betrekking tot het recht op persoonlijk contact met dat kind, worden voortaan samengevoegd in een zogenaamd familiedossier. Het familiedossier is een fysieke samenvoeging van documenten en wordt bewaard bij de familierechtbank die territoriaal bevoegd is.
De wet van 30 juli 2013 voorziet tevens in het principe van de territoriale onveranderlijkheid van de familierechtbank. Dit beginsel, dat nauw aansluit bij de wens om een gecentraliseerd familiedossier te creëren, houdt in dat de familierechtbank waarbij reeds een vordering werd ingeleid territoriaal bevoegd blijft voor elke latere vordering in het familiaal contentieux tussen de partijen. Dit principe is van belang om te bepalen bij welke familierechtbank de sociaal verzekerde desgevallend een gerechtelijke vordering moet inleiden (zie infra punt 4).
2. Wijziging van art. 69 AKBW
Door de wet van 30 juli 2013 hebben er zich wat betreft de geschillen inzake gezinsbijslag een aantal bevoegdheidsverschuivingen op gerechtelijk vlak voorgedaan. Dientengevolge werd ook art. 69 AKBW, inzonderheid art. 69, § 1, vijfde lid, en § 3, AKBW gewijzigd.
2.1. Betwistingen aanduiding bijslagtrekkende - Aanpassing van art. 69, § 1, vijfde lid, AKBW
In tegenstelling tot voorheen is niet langer de arbeidsrechtbank, maar wel de familierechtbank bevoegd voor betwistingen omtrent de aanduiding van de bijslagtrekkende op grond van art. 69, § 1, derde en vierde lid, AKBW, in het belang van het kind. Ingeval de ouders niet samenwonen, maar wel samen het ouderlijk gezag uitoefenen en hun kind bij één van hen wordt opgevoed, dan kan één van de ouders de opportuniteit van de uitbetaling van de kinderbijslag voortaan betwisten bij de familierechtbank en vragen om hem- of haarzelf als bijslagtrekkende2 aan te wijzen.
Voorbeeld
Vader en moeder zijn gescheiden. Het gemeenschappelijke kind is gedomicilieerd bij de vader en hij deed een aanvraag, waardoor hij de wettelijke bijslagtrekkende wordt. De moeder gaat bij de familierechtbank in beroep tegen deze beslissing omdat zij nog 2 oudere kinderen heeft van een vorige relatie. In het belang van het kind wil zij ook de bijslagrekkende zijn voor het derde kind, omdat er dan groepering mogelijk is en er voor het derde kind dus een hoger bedrag aan kinderbijslag kan betaald worden.
De arbeidsrechtbank blijft evenwel bevoegd voor alle andere betwistingen omtrent de aanduiding van de bijslagtrekkende op grond van art. 69 AKBW, waarbij de legaliteit van de uitbetaling wordt betwist.
Voorbeeld 1
Het kind verhuist naar de grootmoeder waardoor het kinderbijslagfonds de bijslagtrekkende verandert van moeder naar grootmoeder. De moeder gaat hiertegen bij de arbeidsrechtbank in beroep omdat zij van mening is dat zij nog steeds in staat voor de opvoeding van het kind aangezien ze alle kosten betaalt (school, kledij, enz.) evenals een huurvergoeding aan de grootmoeder, waardoor ze van mening is dat zij nog steeds de wettelijke bijslagtrekkende is.
Voorbeeld 2
Vader en moeder zijn gescheiden en hebben een gemeenschappelijk kind. Het kinderbijslagfonds betaalt aan de moeder. Op zijn vraag begint het kinderbijslagfonds te betalen aan de vader. De moeder gaat hiertegen bij de arbeidsrechtbank in beroep omdat het kind nog steeds bij haar is gedomicilieerd.
Aandachtspunt
Aangezien het kinderbijslagfonds één van de partijen is in deze geschillen, is ze zonder andere formaliteit gebonden door het vonnis dat haar via de griffie van de familierechtbank, resp. de arbeidsrechtbank ter kennis wordt gebracht.
2.2. Verzetsprocedure - Aanpassing van art. 69, § 3, AKBW
Voortaan zal de familierechter in plaats van de vrederechter kennis nemen van het verzet van de vader, de moeder, de adoptant, de pleegvoogd, de bewindvoerder of het meerderjarig kind zelf tegen de uitbetaling van de kinderbijslag aan de bijslagtrekkende overeenkomstig art. 69, § 3, AKBW, tenzij de vordering op grond van artikel 29 van de jeugdbeschermingswet werd aanhangig gemaakt bij de jeugdrechtbank 3 . De vrederechter blijft evenwel bevoegd voor het verzet tegen de betaling van kinderbijslag aan de bijslagtrekkende door de voogd, de toeziende voogd, de curator of de rechthebbende.
In geval van verzet (zowel voor de familierechtbank, als voor de vrederechter) zal de gerechtelijke beslissing tot gevolg hebben dat de kinderbijslag moet worden betaald aan een andere persoon dan de bijslagtrekkende. Deze laatste behoudt zijn hoedanigheid van bijslagtrekkende wat ondermeer van belang is op het vlak van de groepering. De richtlijnen die daaromtrent reeds in het verleden werden gegeven, blijven onverkort van toepassing4 .
Aandachtspunt
Aangezien de beslissingen die de familierechtbank, resp. de vrederechter neemt inzake verzet gebaseerd zijn op de AKBW (art. 69, § 3, AKBW), volstaat het versturen van een kopie van het vonnis als verplichting voor het kinderbijslagfonds om zich hieraan te conformeren.
2.3. Besluit
Wat de procedures voor de aanduiding van de bijslagtrekkende betreft, neemt de familierechtbank een deel van de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank over (zie punt 2.1.). Wat de verzetsprocedures betreft, neemt de familierechtbank een deel van de bevoegdheid van de vrederechter over (zie punt 2.2.).
De familierechtbank kan zich dus zowel uitspreken over de aanduiding van de bijslagtrekkende, als over het verzet tegen de betaling van de kinderbijslag aan de bijslagtrekkende. Of het om de aanduiding van de bijslagtrekkende gaat, dan wel een verzet tegen de betaling van de kinderbijslag aan de bijslagtrekkende betreft, zal blijken uit de lezing van de concrete inhoud van het betreffende vonnis van de familierechtbank.
De arbeidsrechtbank blijft bevoegd voor alle andere betwistingen m.b.t het recht op kinderbijslag, bijvoorbeeld over het bedrag.
Een overzicht van de bevoegdheden van de rechtbanken die zich binnen het toepassingsgebied van de AKBW uitspreken over kinderbijslag, gaat als bijlage.
2.4. Aandachtspunt
De voormelde wijzigingen betreffen enkel art. 69 AKBW en hebben geen impact op de bevoegdheid van de jeugdrechtbank zoals bepaald in art. 70 AKBW.
3. Inwerkingtreding en impact op lopende procedures
De nieuwe familierechtbanken werden vanaf 1 september 2014 ingericht en zijn dus al operationeel vanaf het begin van dit gerechtelijk jaar. De wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank voorziet in een aantal overgangsmaatregelen aangaande het verder behandelen van de zaken die vóór 1 september 2014 aanhangig werden gemaakt.
Zo wordt uitdrukkelijk gestipuleerd dat nieuwe zaken onmiddellijk onder de toepassing vallen van de nieuwe wet en dat hangende zaken verder worden behandeld door de rechtbank of het hof waarbij ze aanhangig zijn.
De procedureel-technische kwesties van dit overgangsrecht betreffen een materie van gerechtelijke organisatie en vallen dus onder de bevoegdheid van de FOD Justitie. De door de kinderbijslagfondsen aangestelde advocaten dienen zich dienaangaande te richten naar de instructies die terzake door de FOD Justitie worden gegeven.
4. Aanpassen van motiverings- en informatiebrieven
Door de oprichting van de familierechtbank wordt het contentieux inzake gezinsbijslag verdeeld over drie rechtbanken, met name de arbeidsrechtbank, de familierechtbank en de vrederechter. Deze gewijzigde gerechtelijke bevoegdheidsverdeling heeft ook een invloed op de beroepsmogelijkheden waarover de sociaal verzekerde beschikt ten aanzien van een beslissing van een kinderbijslagfonds waarbij een bijslagtrekkende wordt aangeduid. Om de sociaal verzekerde omstandig te informeren over zijn beroepsmogelijkheden werden de betreffende briefmodules aangepast en wordt aangegeven of de betrokkene zich desgevallend tot de arbeidsrechtbank, familierechtbank of de vrederechter moet wenden en welke modaliteiten hierbij gelden. De aangepaste modules gaan als bijlage bij deze CO.
Een gelijkaardige wijziging moet worden aangebracht in de informatiebrieven over co-ouderschap die verstuurd worden wanneer de ouders feitelijk uit elkaar gaan bij het ontstaan van een co-oudersituatie, die de kinderbijslagfondsen zelf uitgewerkt hebben.
Deze aangepaste briefmodules en informatiebrieven moeten onverwijld worden gebruikt.
- 1Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, BS 27 september 2013, zoals gewijzigd door de wet van 8 mei 2014 houdende wijzigingen en coördinatie van diverse wetten inzake justitie (I), BS 14 mei 2014.
- 2De door de familierechtbank aangewezen persoon verwerft de hoedanigheid van bijslagtrekkende met alle gevolgen van dien voor de groepering, de toekenning van de toeslagen,...
- 3In geval een kind wordt grootgebracht in omstandigheden die niet voldoen aan de eisen inzake voeding, huisvesting en hygiëne en de gezinsbijslag niet wordt aangewend in het belang van het kind, kan de jeugdrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie, een persoon aanwijzen die de gezinsbijslag zal ontvangen om die in het belang van het kind te gebruiken.
- 4Dienstbrieven II/A/996/agy en II/C/996/81/hh.