Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

MO 613 van 2 februari 2011 - Europese Verordeningen nr. 883/2004 en 987/2009 - Toepassing van de voorschriften in geval van wijziging van bevoegdheid om kinderbijslag toe te kennen

    De Europese Verordening nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de Europese toepassingsverordening nr. 987/2009 van 16 september 2009 zijn in werking getreden op 1 mei 20101 .

    In zijn CO nr. 1383 van 11 mei 2010 heeft de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers al een algemene toelichting bij de toepassing van deze nieuwe Verordeningen gegeven.

    Onderhavige omzendbrief geeft verdere toelichting bij de categorieën rechten waarnaar de bepalingen met betrekking tot de kinderbijslag in voornoemde Europese Verordening nr. 883/2004 verwijzen en bevat tevens instructies om het begin of het einde van het recht (bij voorrang) op Belgische kinderbijslag te bepalen wanneer de bevoegdheid (bij voorrang) om kinderbijslag toe te kennen overgaat van een lidstaat naar België en omgekeerd2 .

    1. CATEGORIEËN RECHTEN

    Verordening 883/2004 legt voornamelijk de voorrangsregels vast voor de gevallen van samenloop van rechten op kinderbijslag waarin de wetgeving van meerdere lidstaten voorziet. De volgorde van voorrang wordt vastgesteld op basis van categorieën rechten en, in eenzelfde categorie, op basis van subsidiaire criteria, zoals de woonplaats van het rechtgevende kind3 .

    Artikel 68 van Verordening 883/2004 onderscheidt vier categorieën rechten :

    • rechten verkregen op grond van werkzaamheden;
    • rechten verkregen op grond van een pensioen;
    • rechten verkregen op grond van de woonplaats;
    • rechten op wezenbijslag.

    Om de bij Verordening 883/2004 vastgelegde voorrangsregels bij samenloop correct te kunnen toepassen, moeten de rechten waarin de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders voorzien, bijgevolg ondergebracht kunnen worden in een van de betrokken categorieën.

    Mogelijke categorieën rechten :

    • rechten verkregen op grond van in loondienst verrichte werkzaamheden
      • rechten verkregen op grond van in loondienst verrichte werkzaamheden (art. 51, § 1) of daarmee gelijkgestelde werkzaamheden (art. 53);
      • rechten verkregen op grond van een situatie van toekenning beoogd in de artikelen 56, § 1, 56octies, 56novies, 1° en 56undecies.
    • rechten verkregen op grond van een pensioen
      • rechten verkregen op grond van een situatie van toekenning beoogd in de artikelen 56, §§ 2 en 3 (behalve art. 56, § 2, 3°), 56quater en 57.
    • rechten verkregen op grond van de woonplaats
      • rechten verkregen op grond van artikelen 55, 56quinquies, 56, § 2, 3°, 56sexies, 56septies, 56novies, 2°, 56decies, 56duodecies en 102, evenals de gewaarborgde gezinsbijslag (behalve rechten voor wezen).
    • rechten op wezenbijslag
      • rechten voor wezen verkregen op grond van artikel 56bis en artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 (rechten voor wezen in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag).

    2. WIJZIGING VAN DE BEVOEGDHEID

    Artikel 59 van Europese Verordening nr. 987/2009 bevat de voorschriften in geval van wijziging van de bevoegdheid van een lidstaat om kinderbijslag toe te kennen. Deze voorschriften gelden zowel wanneer de bevoegdheid wijzigt als gevolg van opeenvolgende rechten voor dezelfde persoon of voor verschillende personen als wanneer de bevoegdheid wijzigt als gevolg van een wijziging van voorrang in geval van samenloop van rechten. Om op beide mogelijkheden van toepassing te zijn, wordt gesproken van een wijziging van de bevoegdheid (bij voorrang).

    2.1 PRINCIPES

    Indien België te maken krijgt met een wijziging van de bevoegdheid (bij voorrang), moeten volgende principes gelden. Afhankelijk van de situatie (opeenvolging van rechten of samenloop van rechten) kunnen een of meer van onderstaande principes van toepassing zijn.

    2.1.1 Voorafgaande bepaling van het recht op Belgische kinderbijslag

    Vooraleer de voorschriften in geval van wijziging van de bevoegdheid (bij voorrang) van de Europese toepassingsverordening toegepast worden, moeten de bevoegde Belgische regeling en de voorrangsgerechtigde rechthebbende bepaald worden. Dit veronderstelt de voorafgaande toepassing van het interne Belgische recht ter zake.

    2.1.2 Bepaling van de Staat die bij voorrang bevoegd is kinderbijslag uit te betalen

    Wanneer een recht op Belgische kinderbijslag vastgesteld wordt, moet nagegaan worden of ook een andere lidstaat een ander recht op kinderbijslag kan toekennen. Is dit het geval, met andere woorden bij samenloop van rechten, wordt de Staat bepaald die de kinderbijslag bij voorrang mag uitbetalen in overeenstemming met de voorrangsregels van de Europese Verordeningen.

    2.1.3 Toepassing van de voorschriften in geval van wijziging van bevoegdheid (voorrang)

    Wanneer een gebeurtenis de wijziging van bevoegdheid (bij voorrang) regelt tussen België en een andere lidstaat (bijv.: begin of einde van een werkzaamheid, verandering van de woonplaats van het kind, inwerkingtreding van een nieuw recht als gevolg van een wijziging van de rechthebbende krachtens de artikelen 60, 64 en 66 SW), moet bepaald worden wanneer het Belgische recht (bij voorrang) begint of eindigt.

    Overeenkomstig artikel 59 van Europese toepassingsverordening nr. 987/2009 blijft het orgaan dat de kinderbijslag op grond van zijn wetgeving aan het begin van de maand heeft betaald, deze betalen tot het einde van de lopende maand indien de bevoegdheid om kinderbijslag toe te kennen van de ene lidstaat naar de andere overgaat in de loop van een kalendermaand, ongeacht de in de wetgeving van de lidstaten bepaalde vervaldagen voor de betaling van kinderbijslag.

    Uit deze bepaling kunnen volgende principes afgeleid worden:

    • Overgang van de bevoegdheid (bij voorrang) van een lidstaat naar België in de loop van een kalendermaand

    Het Belgische recht (bij voorrang) wordt toegekend op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het op grond van de wetgeving van een andere lidstaat vastgestelde recht eindigt4 .

    Gevolgen van dit principe:

    • opeenvolging van rechten: artikel 48 SW geldt niet wanneer de bevoegdheid wijzigt in dezelfde kalendermaand. Indien het Belgische recht ontstaat in de volgende kalendermaand(en), zullen de bij artikel 48 SW bepaalde voorschriften wel van toepassing zijn (zie voorbeeld hierna);
    • samenloop van rechten: indien het Belgische recht, overeenkomstig de bij de Europese Verordeningen vastgelegde voorschriften bij samenloop, voorrangsgerechtigd wordt in plaats van aanvullend, zal het Belgische recht toegepast worden vanaf de maand die volgt op de wijziging van de voorrang.
    • Overgang van de bevoegdheid (bij voorrang) van België naar een andere lidstaat in de loop van een kalendermaand

    België moet de kinderbijslag betalen tot het einde van de maand waarin de bevoegdheid (bij voorrang5 ) wijzigt, zonder toepassing van het 'trimestrialiseringsprincipe'.

    Gevolgen van dit principe:

    • opeenvolging van rechten: indien de rechten niet op elkaar volgen in dezelfde kalendermaand, kan het Belgische recht toegekend worden, binnen de perken van de trimestrialisering, tot het recht in de andere lidstaat vastgesteld is;
    • samenloop van rechten: indien het Belgische recht, overeenkomstig de bij de Europese Verordeningen vastgelegde voorschriften bij samenloop, niet langer de voorrang heeft in een kalendermaand, wordt het toegekend tot het einde van de lopende maand en wordt eventueel een aanvullend recht toegekend vanaf de eerste dag van de volgende maand.

    Opmerkingen :

    A. Wanneer België de voorrang niet heeft, kan dit in voorkomend geval een verschilbetaling doen. Indien het recht op dit verschil eindigt zonder dat er een wijziging van bevoegdheid is, zal dit recht getrimestrialiseerd worden (zie voorbeeld 6b), hieronder).

    B. De regel vastgelegd in artikel 59 van de toepasselijke Verordening nr. 987 volgens de welke de wijziging van bevoegdheid plaats heeft de eerste dag van de volgende maand, brengt bepaalde interpretatieproblemen met zich mee in geval van samenloop van rechten. Inderdaad, bepaalde Staten vertrekken van het principe dat wanneer de gebeurtenis die een wijziging van bevoegdheid tot stand brengt zich voordoet de eerste dag van de maand, de wijziging van bevoegdheid moet plaats hebben vanaf deze maand (eerder dan de eerste dag van de volgende maand). In afwachting van een eenvormige interpretatie gegeven op Europees niveau en ten einde praktische problemen te vermijden, dient men dit laatste principe te volgen (wijziging van bevoegdheid de eerste dag van de lopende maand), wanneer er een samenloop bestaat tussen een Belgisch recht en een recht van een andere Staat die een dergelijke interpretatie volgt6 .

    C. In bepaalde situaties van samenloop van rechten, kan de strikte toepassing van bepalingen betreffende de wijziging van voorrangsgerechtigde bevoegdheid beschreven in deze omzendbrief voor gevolg hebben dat geen enkel recht op Belgische kinderbijslag tijdelijk kan worden uitgevoerd, terwijl zelfs de voorwaarden voor de opening van het recht vervuld zijn. Om dergelijke situaties te vermijden, die een probleem zouden kunnen stellen ten aanzien van de Europese rechtspraak betreffende het vrij verkeer van werknemers, zal het recht op Belgische kinderbijslag kunnen worden toegekend (zie voorbeeld nr. 7 hieronder).

    2.2 VOORBEELDEN

    2.2.1 Overgang van de bevoegdheid (bij voorrang) van een lidstaat naar België in de loop van een kalendermaand

    Voorbeeld 1: opeenvolging van rechten

    Een gezin, bestaande uit de ouders en een kind, woont in België. De vader werkt in Luxemburg (de moeder opent geen enkel recht op kinderbijslag). Op 10 ja nuari stopt de vader met werken in Luxemburg en op 20 januari begint hij te werken voor een Belgische werkgever. In dit geval betaalt Luxemburg de kinderbijslag tot eind januari; vanaf 1 februari wordt het Belgische recht toegekend.

    Opmerking: indien de vader in België begint te werken in de maand die volgt op de maand waarin het Luxemburgse recht eindigt, zal het nieuwe Belgische recht overeenkomstig artikel 48 SW vastgesteld worden. Aldus zal het Belgische recht toegekend worden vanaf 1 februari (artikel 48, tweede lid SW) indien de vader in februari in loondienst begint te werken. Indien de vader echter in maart in loondienst begint te werken, zal het Belgische recht vanaf 1 april toegepast worden (artikel 48, eerste lid SW).

    Voorbeeld 2: samenloop van rechten

    Een gezin, bestaande uit de vader, de moeder, een kind en een gepensioneerde grootvader, woont in België. De moeder opent geen recht op kinderbijslag en de vader werkt in Nederland. Nederland betaalt bij voorrang de kinderbijslag uit en België betaalt een aanvullende toeslag (het recht verkregen op grond van een werkzaamheid primeert op het recht verkregen op grond van een pensioen - toepassing van artikelen 68.1.a en 68.2 van Verordening nr. 883/2004).

    Indien de moeder op 15 januari in België in loondienst begint te werken, ontstaat een samenloop van rechten op kinderbijslag (zowel de gepensioneerde grootvader als de loontrekkende moeder openen het recht): in dit geval moet de voorrangsgerechtigde rechthebbende overeenkomstig de Belgische wetgeving bepaald worden en daarna de Staat die de kinderbijslag bij voorrang uitbetaalt. De moeder wordt voorrangsgerechtigde rechthebbende vanaf 1 april (toepassing van artikel 64 SW).

    Op 1 april ontstaat dus een samenloop van rechten: de moeder opent het recht op de Belgische kinderbijslag en de vader, die in Nederland werkt, opent het recht op de Nederlandse kinderbijslag. België betaalt bij voorrang de kinderbijslag uit en Nederland zal eventueel een aanvullende toeslag betalen (bij samenloop van rechten verkregen op grond van werkzaamheden bepaalt de woonplaats van de kinderen welke Staat de kinderbijslag bij voorrang uitbetaalt - toepassing van artikelen 68.1.a en 68.2 van Verordening nr. 883/2004).

    De bevoegdheid wijzigt overeenkomstig artikel 59 van Europese toepassingsverordening nr. 987/2009. Bijgevolg blijft Nederland de kinderbijslag tot 30 april bij voorrang uitbetalen en begint het recht op Belgische kinderbijslag op 1 april (zie opmerking B hiervoor).

    Voorbeeld 3: samenloop van rechten

    Een gezin, bestaande uit de moeder en twee kinderen, woont in België. De vader, van wie de moeder gescheiden is, werkt in de Verenigde Staten. De moeder werkt in Frankrijk. Frankrijk betaalt kinderbijslag uit.

    Op 10 juli gaat de moeder samenwonen met een partner, die in België in loondienst werkt. Hierdoor ontstaat een samenloop van rechten: de loontrekkende partner opent het recht op Belgische kinderbijslag en de loontrekkende moeder op Franse kinderbijslag. Het Belgische recht krijgt de voorrang (toepassing van Art. 68 van Europese verordening nr. 883/2004).

    Het Belgische recht wordt toegekend vanaf 1 augustus. Frankrijk stelt een einde aan zijn betaling bij voorrang op 31 juli.

    2.2.2.  Overgang van de bevoegdheid (bij voorrang) van België naar een andere lidstaat in de loop van een kalendermaand

    Voorbeeld 4: opeenvolging van rechten

    Een gezin, bestaande uit de vader, de moeder en een kind, woont in België. De moeder werkt in België en de vader opent geen recht op kinderbijslag. Op 14 januari stopt de moeder met werken in België; vanaf 15 januari werkt zij in Duitsland.

    Tot eind januari kent België kinderbijslag toe, voor zover Duitsland een recht kan vaststellen vanaf 1 februari (toepassing van artikel 59 van Europese toepassingsverordening nr. 987/2009).

    Opmerking: in bovenstaand voorbeeld geldt het voorschrift met betrekking tot de trimestrialisering van het Belgische recht niet aangezien de rechten op elkaar volgen in dezelfde kalendermaand. Indien de moeder op 14 januari stopt met werken in België en pas op 15 februari in Duitsland begint te werken, zal het Belgische recht toegekend worden tot eind februari (het recht blijft gelden tot het Duitse recht vastgesteld wordt binnen de perken van de trimestrialisering).

    Voorbeeld 5: samenloop van rechten

    Een gezin, bestaande uit de vader, de moeder en twee kinderen, woont in België. De moeder werkt in loondienst in België, de vader in loondienst in Frankrijk. België betaalt bij voorrang de kinderbijslag uit.

    Op 2 september gaat de moeder met pensioen. Hierdoor wijzigt de voorrang : het Franse recht krijgt de voorrang en België zal eventueel een aanvullende toeslag betalen.

    Overeenkomstig artikel 59 van Europese toepassingsverordening nr. 987/2009 wijzigt het recht als volgt: vanaf 1 oktober betaalt Frankrijk bij voorrang de kinderbijslag uit en betaalt België eventueel een aanvullende toeslag.

    Voorbeeld 6: samenloop van rechten

    a) Een gezin, bestaande uit de vader, de moeder en een kind, woont in België. Op 10 augustus stopt de vader met werken in loondienst in België en heeft hij recht op een opzeggingstermijn van zes maanden, tot 11 februari. De moeder opent geen recht op kinderbijslag. Op 1 oktober begint de moeder in loondienst te werken in Nederland. Aangezien de opzeggingstermijn gelijkgesteld is met werk, is het Belgische recht bij voorrang van toepassing tot eind februari (maand waarin de opzeggingstermijn eindigt). Op 11 februari wijzigt de bevoegdheid en op 1 maart wordt Nederland effectief bevoegd bij toepassing van artikel 59 van Europese Verordening nr. 987/2009.

    b) Zelfde voorbeeld, maar het gezin woont in Nederland. Op 1 oktober krijgt het Nederlandse recht de voorrang aangezien de moeder in Nederland werkt. België zal vanaf deze datum een aanvullende toeslag betalen tot eind juni omdat de opzeggingstermijn in februari eindigt, maar deze situatie geeft geen aanleiding tot een wijziging van de bevoegdheid. Bijgevolg is het aanvullende Belgische recht getrimestrialiseerd.

    2.2.3. Speciaal geval

    Voorbeeld 7 : uitzondering op de regels betreffende de wijziging van bevoegdheid bij voorrang

    Het gezin woont in België. De vader werkt in België tot 15 oktober en begint een activiteit als werknemer in Nederland op 1 november. De moeder werkt in België. Wat de vader betreft, neemt het recht op kinderbijslag een einde op 31 oktober en Nederland wordt bevoegd op 1 november. Wat de moeder betreft, het Belgisch recht op kinderbijslag zou in principe slechts kunnen vastgesteld worden vanaf 1 januari (toepassing van de bepalingen betreffende de wijziging van Belgische rechthebbende en betreffende een samenloop van recht met Nederland). Dit heeft echter voor gevolg dat geen enkel Belgisch recht zou kunnen effectief vastgesteld worden tot 1 januari terwijl de moeder rechthebbende is op basis van haar tewerkstelling. Om een verlies van recht voor het gezin te vermijden en om in overeenstemming te zijn met te Europese rechtspraak, zal een Belgisch voorrangsrecht kunnen worden toegekend in hoofde van de moeder vanaf 1 november.

    Deze omzendbrief geldt voor bevoegdheden die gewijzigd zijn sinds 1 mei 2010, datum waarop de nieuwe Europese Verordeningen in werking getreden zijn.

    De dossiers afgesloten betreffende een wijziging van bevoegdheid tot stand gekomen vanaf 1 mei 2010 en die niet zijn behandeld overeenkomstig de bepalingen opgenomen in deze omzendbrief kunnen enkel herzien worden op vraag van de betrokkene.

    Ik verzoek u deze omzendbrief ter kennis te brengen van uw uitvoeringsdiensten en desgevallend mee te delen aan de openbare instellingen die onder uw toezicht staan en die zelf de kinderbijslag uitbetalen aan hun personeel.

    IN 'T KORT :
    Opdeling van de Belgische rechten in bij de Europese Verordeningen vastgelegde categorieën van rechten Wijziging van de bevoegdheid (bij voorrang): op grond van artikel 59 van Europese Verordening nr. 987/2009 gelden volgende voorschriften:
    • indien de gebeurtenis die zich voordoet in de loop van een kalendermaand een einde van recht (bij voorrang) met zich meebrengt, wordt het recht toegekend in de Staat die (bij voorrang) bevoegd is tot het einde van de lopende maand;
    • indien de gebeurtenis die zich voordoet in de loop van een kalendermaand een recht (bij voorrang) tot stand brengt, wordt het recht toegekend in de Staat die (bij voorrang) bevoegd is vanaf de eerste dag van de volgende maand.
    • 1Deze Verordeningen kunt u raadplegen op de site van Europa (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl).
    • 2Deze onderrichtingen zijn van toepassing op de wijzigingen van bevoegdheid die plaats hebben met ingang van 1 mei 2010 (datum van inwerkingtreding van de Europese Verordeningen 883/2004 en 987/2009) bij toepassing van de voormelde nieuwe Verordeningen. Ze zijn ook bij analogie van toepassing op de wijzigingen van bevoegdheid die plaats hebben vanaf 1 mei 2010 op basis van de Europese Verordeningen 1408/71 en 574/72 wanneer deze van toepassing zijn (zie mbt dit onderwerp punt 8, eerste lid, van de CO 1383).
    • 3Meer details vindt u in artikel 68 van Verordening 883/2004 en in CO nr. 1383 van de RKW
    • 4Maand waarin de gebeurtenis plaatsvindt die het recht op kinderbijslag (bij voorrang) doet ontstaan (bijv. begin van een werkzaamheid, verandering van de woonplaats van het rechtgevende kind)
    • 5Maand waarin de gebeurtenis plaatsvindt die het recht op de Belgische kinderbijslag beëindigt.
    • 6Tot op heden wordt deze interpretatie door Nederland gevolgd. Andere Staten zouden eveneens kunnen volgen. De kinderbijslaginstellingen worden uitgenodigd om de situatie te onderzoeken in functie van de gevallen van samenloop die zich voordoen.
    Top