Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1369 van 2 oktober 2007 - De werkzoekende schoolverlater - KB van 17 augustus 2007 tot wijziging van KB van 12 augustus 1985 tot uitvoering van Art. 62, §5 SWKL

    Het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, SWKL is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 2007 (zie bijlage).

    Hierna volgt een bespreking van de gewijzigde voorwaarden met betrekking tot het recht op kinderbijslag voor de werkzoekende schoolverlater.

    1. DE VEREISTE INZAKE DE GEVOLGDE STUDIES

    Huidige regeling

    Om recht te hebben op wachtuitkeringen moet de schoolverlater, overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, welbepaalde studies gevolgd hebben1 . Aangezien de kinderbijslagreglementering nauw aansluit bij de werkloosheidsreglementering, gelden dezelfde studievoorwaarden voor het recht op kinderbijslag als werkzoekende schoolverlater tijdens de wachttijd.

    Een negatieve beslissing van de RVA leidt dus tot de terugvordering van tijdens de wachttijd toegekende kinderbijslag.
    Voorbeeld:
    Een jongere van 19 jaar zet zijn studies stop na het voorlaatste jaar van de humaniora.
    Aangezien hij de studies met volledig leerplan van de hogere secundaire cyclus niet voleindigd
    heeft, zal hij geen recht hebben op wachtuitkeringen en bijgevolg ook niet op kinderbijslag.

    Nieuwe regeling (artikel 1, § 1, KB 12 augustus 1985)

    Voortaan is het recht op kinderbijslag als schoolverlater niet meer afhankelijk van de beslissing van de RVA over de gevolgde studies.

    Aldus kan kinderbijslag toegekend worden gedurende de toekenningsperiode van 180 of 270 kalenderdagen ten behoeve van het kind dat niet meer onderworpen is aan de leerplicht en dat studies, een leertijd, een vorming of een stage om in een ambt te worden benoemd beëindigd heeft2 . In hetzelfde voorbeeld als hierboven zal de jongere voortaan dus wel recht hebben op kinderbijslag.

    Opmerking
    De regels met betrekking tot de aanvang van de toekenningsperiode van 270 of 180 kalenderdagen blijven ongewijzigd.

    De vaststelling van de datum waarop de jongere zijn studies of leertijd heeft beëindigd of stopgezet om zo de begindatum van de toekenningsperiode te bepalen, gebeurt op basis van de gegevens verkregen met de formulieren P7a, P9, P9bis en via de flux D062 (vanaf 2008). Het formulier P20com werd afgeschaft, wat de inschrijvingen vanaf 1 juli 2007 betreft.

    2. DE INSCHRIJVING ALS WERKZOEKENDE

    Huidige regeling

    De schoolverlater moet ingeschreven zijn als werkzoekende of een stage3 hebben aangevraagd om tijdens de wachttijd rechtgevend te zijn op kinderbijslag. In de huidige stand van zaken betekent dit dat de schoolverlater gedurende de hele wachtperiode effectief als werkzoekende moet ingeschreven blijven.

    Het beleid van de verschillende gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (GDAB) inzake de inschrijving en schrapping van werkzoekenden, is de laatste jaren aanzienlijk geëvolueerd. Zo komt het meer en meer voor dat GDAB's, al dan niet met terugwerkende kracht, een schoolverlater schrappen als werkzoekende omdat die laatste bijvoorbeeld werk gevonden heeft, terwijl het perfect mogelijk is dat deze tewerkstelling voldoet aan de inkomensvoorwaarden van het KB 12 augustus 1985. Bovendien passen de verschillende GDAB's bij de uitschrijvingen geen uniforme criteria toe.

    Bestaande praktijk

    Omwille van de verschillende werkwijzen van de GDAB's en omdat de door deze diensten afgeleverde berichten slechts een indicatief karakter hebben, werd aan de kinderbijslagfondsen volgende praktische richtlijnmeegedeeld4 : wanneer de fondsen een uitschrijvingsbericht ontvangen, wordt de werkzoekende verder ondervraagd. Bij de vaststelling van het recht op kinderbijslag primeert de verklaring van betrokkene5 indien deze het uitschrijvingsbericht tegenspreekt.

    Het kan ook voorkomen dat de werkzoekende schoolverlater op het formulier P20 verklaart dat de wachtperiode onderbroken is (geweest) wegens ziekte, verblijf in het buitenland6 , hervatting van studies die op zich geen recht geven op kinderbijslag of andere redenen van onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, terwijl deze niet uitgeschreven werd door de bevoegde GDAB. De verklaring van betrokkene heeft dan niet tot gevolg dat het recht op kinderbijslag verloren gaat, aangezien voldaan is aan de inschrijvingsvoorwaarde.

    Nieuwe regeling (artikel 1, § 1, 1°, KB 12 augustus 1985)

    De bestaande praktijk krijgt een juridische basis. Zo zal de uitschrijving als werkzoekende door een GDAB geen gevolgen hebben voor het recht op kinderbijslag wanneer alle andere voorwaarden om recht op kinderbijslag te hebben als werkzoekende schoolverlater, vervuld blijven. In dat geval kan de schoolverlater gedurende de hele duur van de wachttijd als werkzoekende beschouwd blijven.

    In geval van schrapping van de schoolverlater zal niet meer systematisch een verklaring op eer moeten gevraagd worden om de intentie van de schoolverlater na te gaan. Het volstaat na te gaan of alle voorwaarden van het KB 12 augustus 1985 vervuld zijn7 .

    De schoolverlater zal het recht op kinderbijslag bijvoorbeeld niet verliezen louter omwille van het feit dat hij geschrapt wordt als werkzoekende wegens het uitoefenen van een winstgevende activiteit maar wel omdat hij niet voldoet aan de inkomensvoorwaarden.
    Bij ontvangst van een uitschrijvingsbericht in de loop van de toekenningsperio de geldt het vermoeden dat het om een administratieve uitschrijving gaat. De onmiddellijke verzending van het formulier P20 blijft behouden om na te gaan of de andere voorwaarden van het KB van 12 augustus 1985 nog steeds vervuld zijn.

    Het formulierP20, in de drie landstalen, is aangepast aan de gewijzigde reglementering zie bijlage). Het formulier P20com werd afgeschaft, wat de inschrijvingen vanaf 1 juli 2007 betreft.

    De bestaande procedure met de verzending van een formulier P20a bij de ontvangst van de inschrijving als werkzoekende en de verzending het controleformulier P20c aan het einde van de toekenningsperiode8 om de onontbeerlijke gegevens over het inkomen van de werkzoekende schoolverlater in te winnen, blijft behouden.

    Om alle relevante gegevens over de werkzoekende schoolverlater te ontvangen, moet het rechtgevend kind tot het einde van de theoretische toekenningsperiode geïntegreerd blijven in het Kadaster van de kinderbijslag.

    Blijkt uit het formulier P20 dat de jongere opnieuw is gaan studeren, een leerovereenkomst of een ondernemersopleiding heeft afgesloten, dan wordt dadelijk een onderzoek naar het recht op kinderbijslag in die hoedanigheid ingesteld.

    Opmerkingen met betrekking tot gekwalificeerde gegevens van de RVA

    • Wanneer de schoolverlater geschrapt wordt als werkzoekende door een GDAB en de RVA om die reden beslist geen wachtuitkeringen toe te kennen, heeft de beslissing van de RVA geen invloed op het recht op kinderbijslag voor de voorbije toekenningsperiode.
    • Daarentegen blijft de voorwaarde dat de schoolverlater niet werkloos mag zijn wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 3°, Werkloosheidsbesluit 1991 (artikel 1, § 1, 2°, KB 12 augustus 1985), behouden.
      Wanneer de toekenningsperiode in de kinderbijslagregeling niet werd verlengd, maar uit het fluxbericht D045 blijkt dat de RVA de wachttijd wel heeft verlengd, wordt de reden daarvoor bij de RVA opgevraagd. Wanneer de RVA een welbepaalde periode niet in aanmerking neemt als wachttijd omdat de jongere bijvoorbeeld geen gevolg heeft gegeven aan een oproep voor een bemiddelingsgesprek, bestaat voor diezelfde periode ook geen recht op kinderbijslag en moeten de betalingen worden herzien, rekening houdend met artikel 48 KBW.

    3. SCHORSING VAN DE TOEKENNINGSPERIODE WEGENS ZIEKTE - AANVANG VAN DE TOEKENNINGSPERIODE OP HET EINDE VAN DE ZIEKTE

    1. De jonge werkzoekende wordt ziek in de loop van de wachttijd

    Huidige regeling

    Wanneer een schoolverlater wegens ziekte door een GDAB geschrapt wordt als werkzoekende zal de RVA, overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, de wachttijd schorsen9 . De schorsing van de wachttijd heeft ook een schorsing van de toekenningsperiode voor het recht op kinderbijslag tot gevolg. De kinderbijslag wordt opnieuw toegekend voor het resterende gedeelte van de toekenningsperiode van 270 of 180 dagen, indien het kind zich opnieuw inschrijft als werkzoekende en voor zover het de gestelde voorwaarden nog vervult.

    Gedurende de periode van ziekte loopt de wachttijd dus niet zodat geen kinderbijslag kan betaald worden. Vermits de wachttijd ook niet beëindigd is (enkel geschorst), kunnen bovendien ook geen wachtuitkeringen worden uitbetaald.

    Nieuwe regeling (artikel 4, § 1, eerste lid, KB 12 augustus 1985)

    Ingeval van ziekte in de loop van de toekenningsperiode van 270 of 180 kalenderdagen, wordt verder kinderbijslag toegekend gedurende de volled ige periode van schorsing van de wachttijd door de RVA, evenals gedurende het nog te lopen gedeelte van de toekenningsperiode van 270 of 180 kalenderdagen.

    De schoolverlater moet zich, aansluitend aan de ziekteperiode, opnieuw inschrijven als werkzoekende.

    2. De jongere kan zich bij het begin van de wachttijd, wegens ziekte, niet laten inschrijven als werkzoekende

    Huidige regeling

    Voor de schoolverlater die zich bij het begin van de wachttijd niet als werkzoekende kon laten inschrijven wegens ziekte, begint de wachttijd pas te lopen de dag na het einde van de ziekte indien hij zich dan inschrijft als werkzoekende. Er is dus geen recht op kinderbijslag tussen het einde van het recht op kinderbijslag op grond van artikel 62, §§ 1, 2, 3 en 4, KBW en de eventuele aanvang van het recht op kinderbijslag op grond van artikel 62, § 5, KBW.

    Nieuwe regeling (artikel 4, § 1, tweede lid, KB 12 augustus 1985)

    Ondanks het feit dat de inschrijving als werkzoekende ontbreekt, wordt niettemin kinderbijslag toegekend, hetzij vanaf het ogenblik waarop de toekenningsperiode voor de betrokken schoolverlater normaal had moeten aanvangen, hetzij later, vanaf de stopzetting van het recht op kinderbijslag als student.

    De schoolverlater moet zich, aansluitend aan de ziekteperiode, inschrijven als werkzoekende.

    Opmerking
    De notie "aansluitend aan de ziekteperiode" betekent dat de jongere zich als werkzoekende moet inschrijven binnen vijf werkdagen na het einde van de ziekte. Zo niet gaat het recht op kinderbijslag voor de voorbije ziekteperiode volledig verloren.

    De ziekteperiode van de werkzoekende schoolverlater wordt bewezen met een attest van de behandelende dokter.

    4. VERKORTING VAN DE WACHTTIJD

    Nieuwe regeling (artikel 4, § 2, tweede lid, KB 12 augustus 1985)

    In de werkloosheidsreglementering is op 1 mei 2006 een nieuwe maatregel ingevoerd die toelaat dat de wachttijd verkortwordt10 . De wachttijd wordt verkort met een samengevoegd totaal van maximum 78 dagen (zondagen niet meegerekend) wanneer de jonge werknemer, na 30 juni 2005:

    • ofwel, studentenarbeid heeft verricht zonder socialezekerheidsbijdragen en gelegen in het
      eerste, tweede of vierde kalenderkwartaal;
    • ofwel, normale arbeidsprestaties heeft verricht, gelegen in de periode voorafgaand aan de
      beëindiging van de studies of de leertijd.

    Om de samenhang tussen de werkloosheids- en de kinderbijslagreglementering te vrijwaren, wordt de toekenningsperiode van 270 of 180 kalenderdagen11 evenredig verkort met een maximum van drie maanden12 .

    5. DE WINSTGEVENDE ACTIVITEIT EN DE SOCIALE UITKERING

    Huidige regeling

    De toekenning van de kinderbijslag voor de werkzoekende schoolverlater wordt geschorst voor de volledige maand tijdens welke het kind een winstgevende activiteit uitoefent waarvoor het een loon ontvangt dat meer dan 452,76 EUR13 per maand bedraagt.

    Het ontvangen van een sociale uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten is geen beletsel voor de toekenning van kinderbijslag indien de uitkering voortvloeit uit een toegelaten activiteit.

    Met uitzondering van een begeleidingsuitkering14 is het genot van een sociale uitkering bij toepassing van een Belgische of buitenlandse regeling betreffende de werkloosheid een beletsel voor de toekenning van de kinderbijslag.

    Nieuwe regeling (artikel 4, § 3, KB 12 augustus 1985)

    Zowel het loon als de sociale uitkering of beide samen worden onderworpen aan dezelfde inkomensgrens als het loon dat thans mag verdiend worden15 .

    Wacht- of werkloosheidsuitkeringen die thans een beletsel zijn, worden dus toegelaten indien het bedrag ervan, eventueel aangevuld met een loon of andere sociale uitkeringen, niet hoger ligt dan het vastgestelde plafond.

    De begeleidingsuitkering, de opleidingsuitkering16 , de stage-uitkering17 , de vestigingsuitkering18 en elke andere uitkering op grond van een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregelementering zijn voortaan geen beletsel meer indien het bedrag van de uitkering, eventueel samengevoegd met een loon of een andere sociale uitkering, lager ligt dan het toegelaten maximum.

    6. INWERKINGTREDING

    De nieuwe regeling is in werking getreden op 1 juli 2007 voor de rechtgevende kinderen die zich ingeschreven hebben als werkzoekende vanaf deze datum.

    De huidige regeling is nog van toepassing voor de rechtgevende kinderen die vóór 1 juli 2007ingeschreven waren als werkzoekende, met uitzondering van de nieuwe voorwaarden inzake het uitoefenen van een winstgevende activiteit en/of het genieten van een sociale uitkering (zie V.) die in werking getreden zijn vanaf 1 december 2006.

    Met zijn dienstbrief 996/72 van 8 januari 2007 heeft de Rijksdienst de kin derbijslaginstellingen gevraagd alle gevallen waarin de toekenningsperiode van de werkzoekende schoolverlater eindigde op 1 december 2006 of erna te noteren.

    Deze gevallen dienen thans ambtshalve te worden herzien in het licht van de gewijzigde bepalingen. Concreet over de laatste maand van de toekenningsperiode kan de kinderbijslag worden toegekend als het brutoloon en de sociale uitkering voor die maand samen niet hoger liggen dan EUR 452,7619 .

    • 1Art. 36, § 1, eerste lid, 2°, KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
    • 2De verwijzing naar artikel 36, § 1, Werkloosheidsbesluit 1991 in het oude artikel 1, § 1, KB 12 augustus 1985, valt weg.
    • 3Het gaat om de stage bedoeld in het KB nr. 230 van 21 december 1963 betreffende de stage en inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. Aangezien dit KB is opgeheven, is de aanvraag om stage niet meer van toepassing.
    • 4Dienstbrief II/C/996/36/BH dd. 28 april 2003.
    • 5Het gaat om een verklaring op eer.
    • 6Op voorwaarde dat het gaat om een land binnen de Europese Economische Ruimte of een land waarmee België een bilateraal verdrag heeft afgesloten.
    • 7Voorwaarden die uiteraard ook moeten vervuld zijn wanneer de schoolverlater niet geschrapt wordt.
    • 8Onverminderd de procedure die geldt voor de jongere die in de loop van de wachttijd begint te werken, die in de dienstbrief 999/c.120 van 4 december 2001 wordt toegelicht. Deze procedure blijft eveneens van kracht.
    • 9In de veronderstelling dat de RVA, die in dit geval bevoegd is, hiervan op de hoogte is.
    • 10KB 22 maart 2006 tot wijziging van artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 5 april 2006.
    • 11In voorkomend geval verlengd wanneer de schoolverlater in de maanden juli, augustus of september een studentenovereenkomst uitoefent van maximum een maand en dus met vrijstelling van RSZ-bijdragen.
    • 12De wachttijd moet effectief verkort zijn. Wanneer dat niet het geval is omdat daartoe geen of te laat (een) aanvraag is ingediend, wordt ook de toekenningsperiode niet verkort.
    • 13Geïndexeerd op 1 oktober 2006.
    • 14KB 8 december 1998 betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een intensieve opleiding met uitzicht op een baan volgen, BS 18 december 1998 en KB 6 oktober 2000 betreffende de toekenning van een begeleidingsuitkering aan jongeren die een opleiding volgen ter voorbereiding van de overeenkomst voor een startbaan, BS 28 oktober 2000.
    • 15452,76 EUR op 1 oktober 2006.
    • 16Art. 36ter, Werkloosheidsbesluit 1991.
    • 17Art. 36quater, Werkloosheidsbesluit 1991.
    • 18Art. 36sexies, Werkloosheidsbesluit 1991.
    • 19Geïndexeerd op 1 oktober 2006.
    Top