Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

A/21 van 15 september 2020 - Onderrichting Beroepsprocedure inzake de zorgtoeslag

    Mededeling van het VUTG - Algemeen 21

    15 september 2020

    Betreft: onderrichting Beroepsprocedure inzake de zorgtoeslag

     

    1. Inleiding

    De medische en medisch-sociale1  beslissingen die aan de basis liggen van het recht op de zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte worden genomen door een evaluerend arts erkend door Opgroeien regie (art. 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 betreffende de nadere regels voor het verkrijgen van een zorgtoeslag, BS 21 december 2018, hierna BVR Zorgtoeslagen).

    Deze medisch-sociale beslissingen worden door de bevoegde uitbetalingsactor overgenomen en aan de begunstigden meegedeeld onder de vorm van een beslissing omtrent een recht op zorgtoeslag. Wanneer de begunstigden niet akkoord gaan met de medisch-sociale beslissing en het daaruit voortvloeiende gevolg op het vlak van het bedrag van de zorgtoeslag, beschikken zij over de mogelijkheid om tegen de beslissing van de uitbetalingsactor beroep aan te tekenen bij de arbeidsrechtbank.

    Ingeval de arbeidsrechtbank oordeelt dat de argumenten van de begunstigden voldoende gemotiveerd zijn, zal het een medisch gerechtsdeskundige aanstellen om op medisch-sociaal vlak advies uit te brengen. Voor het medisch-sociaal aspect van de expertise kan de uitbetalingsactor rekenen op de bijstand van een evaluerend arts erkend door Opgroeien regie. Deze arts kan ook het best inschatten of, op medisch-sociaal vlak, tegen het vonnis van de arbeidsrechtbank hoger beroep moet worden ingesteld bij het arbeidshof.

    Men kan stellen dat een gerechtelijke procedure voor de arbeidsrechtbank, waarbij een beroep tegen een beslissing omtrent het recht op zorgtoeslag voor een kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte wordt behandeld, in regel in vier fasen uiteenvalt. Voor elke fase wordt hierna aangegeven welke stappen door respectievelijk de uitbetalingsactoren en Opgroeien regie (ZOË) dienen te worden gezet (zie punt 1 infra).

    2. Definities

    • aangestelde evaluerend arts: evaluerend arts die door ZOË wordt aangesteld om de beroepsprocedure op te volgen;
    • evaluerend arts: een arts erkend door Opgroeien regie om de gevolgen van een aandoening waaruit een specifieke ondersteuningsbehoefte voortvloeit, vast te stellen (art. 1, 3°, BVR Zorgtoeslag);
    • medisch gerechtsdeskundige: een arts, aangesteld door de arbeidsrechtbank, om een kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte te evalueren in het kader van een beroepsprocedure tegen de beslissing van een uitbetalingsactor omtrent het recht op zorgtoeslag;
    • ZOË: het Team Zorgtoeslagevaluatie, zijnde de dienst binnen Opgroeien regie bevoegd voor de opvolging van de aanvragen voor het verkrijgen van de zorgtoeslag.

    3. Evaluerend arts

    3.1. Fase 1 – het vooronderzoek

    Zodra op de griffie van de arbeidsrechtbank een verzoekschrift is neergelegd tegen een beslissing van een uitbetalingsactor om al dan niet zorgtoeslag toe te kennen, wordt het toegezonden aan het arbeidsauditoraat dat een dossier samenstelt om een gefundeerd advies te kunnen geven.

    De beslissing over het recht op zorgtoeslag wordt genomen door de uitbetalingsactor en is gebaseerd op het aantal punten dat door de evaluerend arts toegekend werd aan de hand van het driepijlersysteem. Logischerwijze kan dus alleen de uitbetalingsactor als tegenpartij worden gedagvaard.

    Het kan evenwel gebeuren dat gezinnen in hun verzoekschrift verkeerdelijk Opgroeien regie (ZOË) als tegenpartij dagvaarden. Bijgevolg zijn deze vorderingen tegen Opgroeien regie (ZOË) dan ook onontvankelijk.

    In voorkomend geval zal Opgroeien regie (ZOË) het betrokken auditoraat telkens schriftelijk van dit standpunt op de hoogte brengen in het begeleidend schrijven bij de kopieën van het medisch-sociaal dossier.

    Het arbeidsauditoraat vraagt de uitbetalingsactor naar zijn standpunt omtrent de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek en verzoekt deze om het administratief dossier neer te leggen.

    De uitbetalingsactor beantwoordt (zelf of via zijn advocaat) de vraag van het arbeidsauditoraat omtrent de ontvankelijkheid van het verzoekschrift. Omtrent de gegrondheid ervan verwijst het naar de beslissing van de evaluerend arts. De uitbetalingsactor maakt het administratief dossier betreffende de zorgtoeslag (meer bepaald de aanvraag van de zorgtoeslag en de beslissing inzake de toekenning of weigering van de zorgtoeslag genomen op basis van artikel 16 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en het BVR Zorgtoeslagen) over aan het arbeidsauditoraat en stuurt het verzoekschrift door naar ZOË met de vraag het medisch-sociaal dossier te bezorgen aan het arbeidsauditoraat. De uitbetalingsactor stelt het auditoraat ervan in kennis dat dit medisch-sociaal dossier door ZOË wordt bezorgd.

    ZOË stuurt het medisch-sociaal dossier rechtstreeks naar het auditoraat met vermelding van de naam van de evaluerend arts die door ZOË is aangesteld om de beroepsprocedure op te volgen. De aangestelde evaluerend arts ontvangt eveneens de nodige kopieën van het medisch-sociaal dossier.

    De uitbetalingsactor kan zich in voorliggende materie laten vertegenwoordigen door een advocaat.

    Om interpretatieproblemen over de draagwijdte van het eindvonnis zo veel mogelijk te vermijden zal de advocaat de arbeidsrechtbank wijzen op de noodzaak uitspraak te doen over alle elementen van het recht op de zorgtoeslag. Dit moet gebeuren bij de start van de procedure gezien het belang ervan op het uitschrijven van de opdracht van de aangestelde medisch gerechtsdeskundige. De advocaat moet ook om een zo duidelijk mogelijk geformuleerde opdracht van deze medisch gerechtsdeskundige vragen.

    Wat de omschrijving van de opdracht van de aangestelde deskundige betreft, dient de aandacht van de arbeidsrechtbank in de voorliggende situatie te worden gevestigd op volgende punten:

    • De gevolgen van de aandoening waaruit een specifieke ondersteuningsbehoefte voortvloeit, dienen te worden vastgesteld aan de hand van het driepijlersysteem overeenkomstig artikel 6 BVR Zorgtoeslag. Deze vaststelling gebeurt op basis van de “Officiële Belgische Schaal tot vaststelling van de graad van invaliditeit”, en/of aan de hand van de lijst van pediatrische aandoeningen, gevoegd bij dit BVR;
    • Indien de medische gerechtsdeskundige zou vaststellen dat de gevolgen van de specifieke ondersteuningsbehoefte van het betrokken kind recht geven op zorgtoeslag, moet hij de datum bepalen vanaf wanneer deze gevolgen bestaan, wanneer ze een einde nemen en/of wanneer deze moeten worden herzien en dit rekening houdend met de sleutelleeftijden vermeld in artikel 19, § 1, BVR. Van deze sleutelleeftijden kan worden afgeweken. Deze afwijking moet gemotiveerd worden en er moet een tijdstip voor de ambtshalve herziening worden opgegeven.

    3.2. Fase 2 – het tussenvonnis

    Tenzij de vordering onontvankelijk of manifest ongegrond is, stelt de arbeidsrechtbank een medisch gerechtsdeskundige aan met de vraag een advies te verstrekken omtrent de medisch-sociale aspecten van het dossier.

    De uitbetalingsactor en zijn eventuele advocaat ontvangen een kopie van het tussenvonnis.

    De uitbetalingsactor contacteert de medisch gerechtsdeskundige en informeert deze over zijn opdracht, tenzij hoger beroep moet worden aangetekend tegen de aanstelling van de medisch gerechtsdeskundige zelf.

    Naast een kopie van het vonnis bezorgt de uitbetalingsactor de medisch gerechtsdeskundige de tekst van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de tarieven met betrekking tot de staat van erelonen en kosten en het formulier dat werd uitgewerkt om de aangifte ervan te standaardiseren (zie bijlage). De uitbetalingsactor vermeldt tevens de naam en de contactgegevens van de aangestelde evaluerend arts met de vraag hem van de verschillende stappen van het onderzoek in kennis te stellen.

    Tot slot bezorgt de  uitbetalingsactor een kopie van het tussenvonnis en een kopie van het schrijven aan de medisch gerechtsdeskundige, aan ZOË en aan de aangestelde evaluerend arts.

    3.3. Fase 3 – de medisch-sociale expertise

    De medisch gerechtsdeskundige organiseert een expertisezitting en stelt alle partijen hiervan in kennis (uitbetalingsactor en advocaat, de aanvragers van de zorgtoeslag, ZOË, de aangestelde evaluerend arts). De aangestelde evaluerend arts kan in principe aanwezig zijn tijdens deze zitting.

    De medisch-sociale expertise verloopt in twee fasen.

    De aangestelde medisch gerechtsdeskundige maakt na de expertisezitting een voorlopig verslag op en zendt een kopie naar de verschillende partijen en hun advocaten. De partijen kunnen opmerkingen formuleren op dit voorlopig verslag. De opmerkingen van de verschillende partijen worden ook onderling overgemaakt zodat al de partijen op de hoogte zijn van de opmerkingen.

    De evaluerend arts bezorgt de deskundige en de uitbetalingsactor zijn bemerkingen op het voorlopig verslag. Ook ingeval hij er geen heeft stelt hij hiervan zowel de deskundige als de uitbetalingsactor in kennis.

    De medisch gerechtsdeskundige stelt zijn definitief verslag op, rekening houdend met de gemaakte opmerkingen, dat hij aan de arbeidsrechtbank meedeelt. De advocaat van de uitbetalingsactor en ZOË houden mekaar op de hoogte van de stand van het onderzoek telkens zij door de medisch deskundige worden gecontacteerd. De advocaat licht eveneens telkens de uitbetalingsactor in.

    Wanneer de aangestelde evaluerend arts niet akkoord gaat met de beslissing van de medisch gerechtsdeskundige of vaststelt dat deze in zijn definitief verslag geen rekening heeft gehouden met zijn opmerkingen, deelt hij zijn (tegen)argumentatie mee aan de advocaat van de uitbetalingsactor. De betreffende opmerkingen moeten dan door deze laatste uitgewerkt worden in zijn “conclusies na deskundig onderzoek”.

    Het is in deze fase essentieel dat de aangestelde evaluerend arts en de medisch gerechtsdeskundige zoveel mogelijk samen werken, informatie uitwisselen en elkaar op de hoogte houden van zittingen, verslagen en opmerkingen.

    3.4. Fase 4 – het definitieve vonnis

    De arbeidsrechtbank legt in zijn vonnis vast of het advies van de medisch gerechtsdeskundige wordt gevolgd of niet. Afhankelijk van de initiële vordering spreekt de arbeidsrechtbank zich ook uit over het recht op de zorgtoeslag, de ingangsdatum en einde van het recht en het al dan niet verschuldigd zijn van intresten.

    Wanneer de uitbetalingsactor het definitief vonnis ontvangt, maakt het dit onmiddellijk over aan ZOË. ZOË neemt de toegekende punten, alsook de verdeling ervan over de drie pijlers, de ingangsdatum en de datum van herziening zoals vastgesteld in het vonnis over in de ZOË-applicatie.

    4. Besluit

    De gezinnen die voor een kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte aanspraak maken op de zorgtoeslag moeten kunnen rekenen op de volstrekte medewerking van ZOË en de uitbetalingsactoren. Er heeft niemand belang bij een nodeloos lang aanslepende gerechtelijke procedure, zij het maar om te vermijden dat de intresten die op de gevorderde bedragen verder zouden oplopen.

     

    Meegedeeld via mail van 25 juni 2020 - gericht aan de uitbetalingsactorenofficiële publicatie
     
    • 1De “medische beslissing” heeft betrekking op de graad van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid volgens de O.B.S.I en de Lijst van aandoeningen (Bijlagen bij BVR Zorgtoeslag). De “medisch-sociale beslissing” heeft betrekking op een evaluatie op basis van de drie pijlers van de medisch-sociale schaal (art. 6, BVR Zorgtoeslag). Verder zullen de begrippen “medisch” en “medisch-sociaal” geacht, vervat te zijn onder “medisch-sociaal”.
    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top