De rechtsvorderingen waarover de begunstigden van toelagen in het kader van het gezinsbeleid beschikken, moeten binnen vijf jaar worden ingesteld.
Voor de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2, met uitzondering van de startbedragen geboorte en adoptie en voor de ondersteuningstoeslag, neemt de termijn van vijf jaar een aanvang de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarop de gezinsbijslagen betrekking hebben.
Voor de kinderopvangtoeslagen, vermeld in deel 3 van boek 2, neemt de termijn van vijf jaar een aanvang de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de kinderopvangdag zich bevindt waarop de kinderopvangtoeslag betrekking heeft.
Voor het startbedrag geboorte neemt de termijn van vijf jaar een aanvang de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de geboorte plaatsvond. Voor het startbedrag adoptie neemt de termijn van vijf jaar een aanvang de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het verzoekschrift tot adoptie is ingediend bij de bevoegde rechtbank of, bij gebrek daaraan, de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de adoptieakte is ondertekend. Als het kind op die datum nog geen deel uitmaakt van het gezin van de adoptant, vangt de voormelde termijn aan op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kind werkelijk deel uitmaakt van dit gezin.
Voor de selectieve participatietoeslagen, vermeld in boek 2, deel 2, begint de termijn van vijf jaar op 1 september van het schooljaar waarop de selectieve participatietoeslagen betrekking zouden hebben.
Voor de kleutertoeslagen, vermeld in boek 2, deel 3, titel 2, begint de termijn van vijf jaar op:
1° de eerste dag van de maand na de derde verjaardag van de leerling voor de kleutertoeslag, vermeld in artikel 54;
2° de eerste dag van de maand na de vierde verjaardag van de leerling voor de kleutertoeslag, vermeld in artikel 55.
Buiten de oorzaken, vermeld in het Burgerlijk Wetboek, wordt de verjaring geschorst tijdens de procedure voor de geschillencommissie en voor de bevoegde rechtbank. De Vlaamse Regering bepaalt de regels met betrekking tot de begin- en einddatum van de schorsing.
De uitbetalingsactoren zullen in geen geval afzien van het voordeel van de verjaring, zoals ze bij dit artikel is vastgesteld.
In afwijking van de voorgaande leden kan de verjaring niet ingeroepen worden tijdens een periode van terugbetaling van onverschuldigde toelagen in het kader van het gezinsbeleid.