Een bestuurlijke sanctie kan alleen worden opgelegd wegens feiten die in strijd zijn met decretale en reglementaire bepalingen die voorafgaand aan die feiten zijn bepaald en in werking zijn getreden.
Bij het opleggen van een bestuurlijke sanctie streven de daarvoor bevoegde overheden naar evenredigheid tussen de feiten die aan de sanctie ten grondslag liggen en de sanctie die op grond van die feiten wordt opgelegd.
Een bestuurlijke sanctie kan alleen worden opgelegd nadat de betrokken persoon de mogelijkheid heeft gekregen om nuttig voor zijn standpunt op te komen.
Op de voormelde hoorplicht kan uitzondering worden gemaakt in de volgende twee gevallen:
1° de beslissing is hoogdringend;
2° de persoon voor wie de sanctie wordt overwogen, is onbereikbaar.