Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin ze zijn gepleegd of beëindigd.
Als er sprake is van herhaling, wordt de minimumboete verdubbeld.
Als de uitbetalingsactor weigert de administratieve geldboete te betalen, wordt ze na een herinnering om te betalen en nadat de beroepstermijn is verstreken, ingevorderd conform artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren.
De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar vanaf de datum van de beslissing of, in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 tot en met artikel 2250 van het Burgerlijk Wetboek.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het opleggen en het betalen van de administratieve geldboete.