Kruimelpad
996/39 van 20 oktober 2003 - Beroepsopleiding in een onderneming - Weerslag op het recht op kinderbijslag - Art. 62, §5, Art. 42bis en Art. 50ter, Art. 51, §1 KBW
Tekst
De vergoedingen uitgekeerd aan de personen die een beroepsopleiding volgen, kunnen een weerslag van diverse aard hebben op de toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers.
Zo kan er een weerslag zijn op het recht op kinderbijslag van de rechtgevende werkzoekende, evenals op het recht van de rechthebbende met personen ten laste. Er kan ook een recht op kinderbijslag geopend worden op basis van een dergelijke opleiding.
De opleiding richt zich tot (al dan niet uitkeringsgerechtigde) werkzoekenden en vereist het afsluiten van een specifieke opleidingsovereenkomst tussen de betrokken partijen (werkgever, werkzoekende en gewestelijke tewerkstellings- en opleidingsdienst).
De werkzoekende die een beroepsopleiding volgt in een onderneming heeft eventueel recht op werkloosheidsuitkeringen, een productiviteitspremie en uitkeringen of vergoedingen uitbetaald door een gewestelijke tewerkstellings- en opleidingsdienst (ORBEM, FOREM, VDAB).
De productiviteitspremie kan als benaming "prime d'encouragement" of " productiviteitspremie" hebben.
Uitkeringen of vergoedingen worden toegekend aan werkzoekenden die ofwel geen werkloosheidsuitkeringen of andere analoge uitkeringen genieten, ofwel dergelijke uitkeringen aan een laag bedrag ontvangen.
Concreet dient men vooraf de diverse financiële voordelen die de persoon in beroepsopleiding ontving te inventariseren en te bepalen welke daarvan al dan niet de bezoldiging van een winstgevende activiteit vormen.
Enkel de voordelen die de bezoldiging zijn van een winstgevende activiteit zullen in aanmerking komen voor de berekening van de begrenzing van de bezoldigingen, bepaald in het raam van de toepassing van de Kinderbijslagwet.
De herkomst van de diverse financiële tegemoetkomingen is dus van weinig belang.
Met het oog op een gewaarborgde eenvormige behandeling van de kinderbijslagdossiers vindt u hierna een uiteenzetting van deze principes in de verschillende mogelijke gevallen, evenals van de mogelijke gevolgen van de diverse toegekende premies en vergoedingen.
Recht van het werkzoekende rechtgevend kind
(artikel 62, § 5, KBW - koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, KBW)
De productiviteitspremie, ongeacht de bron of de uitbetaler ervan (werkgever of gewestelijke tewerkstellings- en opleidingsdienst), moet beschouwd worden als een bezoldiging en komt dus in aanmerking voor de berekening van de reglementaire begrenzing (artikel 4, § 4 van het eerder vermelde koninklijk besluit - 423,91 EUR: bedrag van kracht op 1 juni 2003).
Uit de ervaring blijkt dat de bezoldiging in de meeste gevallen deze begrenzing overschrijdt.
De aard van de uitkeringen of vergoedingen, uitbetaald door een gewestelijke tewerkstellings- en opleidingsdienst (ORBEM, FOREM, VDAB), wordt in geen enkele wettekst of reglementaire tekst gepreciseerd. Aangezien ze geen bezoldiging van een winstgevende activiteit lijken te vormen, moeten ze niet in aanmerking genomen worden als bezoldiging of als sociale uitkering voor de werkzoekende, in de zin van het vierde en vijfde lid van artikel 4 van het eerder genoemde koninklijk besluit.
Ter herinnering, het voordeel van een sociale uitkering krachtens een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregeling vormt een absoluut beletsel voor het recht op kinderbijslag.
Kortom:
productiviteitspremie (ongeacht de afkomst) = bezoldiging onderworpen aan begrenzing
uitkeringen of vergoedingen van een gewestelijke dienst = geneutraliseerde uitkeringen
Recht van de rechthebbende met personen ten laste
(koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikels 42bis en 50ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbei ders)
De productiviteitspremie moet eveneens beschouwd worden als een bezoldiging waarvan het bruto maandbedrag, toegekend aan de echtgenoot of de partner van de rechthebbende met personen ten laste, een beletsel kan vormen voor de voordelige schaal van de kinderbijslag, indien die de toegelaten begrenzing overschrijdt (241,44 EUR: bedrag van kracht op 1 juni 2003).
Hier moeten de uitkeringen of vergoedingen, uitbetaald door een gewestelijke tewerkstellings- en opleidingsdienst (ORBEM, FOREM, VDAB) beschouwd worden als vervangingsinkomsten, gezien de algemene termen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 april 1984. Men dient er dus rekening mee te houden voor het bepalen van het totale bedrag van de vervangingsinkomsten van de rechthebbende met personen ten laste en/of van zijn echtgenoot of partner, of ex-echtgenoot, of van de bijslagtrekkende ouder (1.639,71 EUR: bedrag van kracht op 1 juni 2003).
Kortom:
productiviteitspremie (ongeacht de afkomst) = bezoldiging onderworpen aan begrenzing
uitkeringen of vergoedingen van een gewestelijke dienst = vervangingsinkomsten onderworpen aan begrenzing
Openen van het recht op kinderbijslag
(artikel 51, § 1, KBW)
Aangezien de premie ten laste van de werkgever in het raam van een beroepsopleiding in een onderneming moet beschouwd worden als een bezoldiging, kan de opleiding in kwestie de basis vormen voor het openen van een recht op kinderbijslag in de zin van de Kinderbijslagwet.
De algemene regels van aansluiting, van schaal en van bevoegdheid zijn van toepassing.
De voorwaarden voor de aansluiting van de werkgevers zijn geregeld door onder andere de artikels 15 en 34, KBW. Aangezien de voorwaarden voor de aansluiting in dit geval niet voorkomen bij de uitzonderingen, heeft de werkgever die enkel werknemers in een beroepsopleiding in een onderneming tewerkstelt de vrije keuze van kinderbijslagfonds.
Indien een werknemer (dus tewerkgesteld met een "klassieke arbeidsovereenkomst" of via een "beroepsopleiding in een onderneming") het voordeel van een gewaarborgd inkomensuitkering afkomstig van de werkloosheidssector behoudt, dan behoudt hij eveneens de hoedanigheid van uitkeringsgerechtigde volledig werkloze voor de Kinderbijslagwet (ministeriële omzendbrief 535 van 11 februari 1994 - informatienota 1999/4 van 3 december 1999).
Indien hij de voorwaarden van rechthebbende met personen ten laste vervult, kan hij dus aanspraak maken op het voordeel van de voordelige kinderbijslagschaal voor langdurig werklozen (koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikels 42bis en 50ter, KBW).
In het geval dat de betrokkene zijn hoedanigheid van uitkeringsgerechtigde volledig werkloze behoudt, leidt de aangevatte activiteit (bijvoorbeeld een beroepsopleiding in een onderneming) tot een geneutraliseerde situatie. In dat geval blijft de bevoegdheid (in geval van voortgezet recht) behouden (artikels 1 en 3 van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis, KBW).
In het geval dat de betrokkene zijn hoedanigheid van uitkeringsgerechtigde volledig werkloze niet behoudt, leidt de aangevatte activiteit (bijvoorbeeld een beroepsopleiding in een onderneming) daarentegen niet tot een geneutraliseerde situatie. In dat geval is de kinderbijslag verschuldigd door de kinderbijslaginstelling waarvan de nieuwe werkgever afhangt.
Aan te stippen valt verder dat de beroepsopleiding gegeven in een centrum erkend door een gewestelijke instelling voor sociale integratie van gehandicapten (Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées, Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap) kan worden gelijkgesteld met een beroepsopleiding in een onderneming, want de persoon die een dergelijke opleiding volgt mag niet worden gediscrimineerd ten opzichte van een andere persoon in opleiding. De hierboven uiteengezette regels moeten dus naar analogie worden toegepast.