Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1986/16: - Art. 73bis en wettiging door huwelijk: - kraamgeld toegekend voor een kind dat het derde kind is van de moeder. - in aanmerking te nemen rangorde bij wettiging van het kind door het huwelijk van de moeder met de natuurlijke vader, die deel uitmaakte van het gezin van de moeder op het ogenblik van de geboorte en voor wie dit het eerste kind is.

    Er werd kraamgeld betaald aan een uit de echt gescheiden vrouw. Het betreft haar derde kind. Het kind draagt bij de geboorte de naam van de vroegere echtgenoot.

    Het toegekende bedrag is het bedrag dat geldt voor een derde geboorte.

    Daarna hertrouwt de moeder, waarbij de nieuwe echtgenoten het betrokken kind wettigen op het ogenblik van het huwelijk.

    De tweede echtgenoot van de moeder, voor wie dit het eerste kind was, maakte op het ogenblik van de geboorte deel uit van het gezin van de moeder en was volledig vergoede werkloze.

    Het gaat erom te weten of er een recht bestaat op het verschil tussen het bedrag van het kraamgeld voor een eerste geboorte en het bedrag van het kraamgeld voor een derde geboorte.

    De wettiging (art. 331 tot art. 333 van het burgerlijk wetboek) heeft tot gevolg dat het natuurlijk kind volledig en definitief gelijkgesteld wordt met een wettig kind.

    De gevolgen van de wettiging door huwelijk zijn echter beperkt in de tijd, in die zin dat ze niet verder reiken dan tot het huwelijk van de ouders (Cfr. DE PAGE H. - Traité de Droit Civil belge, deel I, 3de uitgave, 1962, Editions Bruylant, Brussel, nr. 1231 en 1244, p. 1285 en 1293).

    Nochtans moet men een kind erkennen om het te kunnen wettigen.

    Welnu, de erkenning stelt de afstamming vast en de (natuurlijke) verwantschap wordt geacht bestaan te hebben vanaf de geboorte van het kind, en zelfs vanaf zijn verwekking, wanneer dat in zijn belang is (Cfr. DE PAGE H. op Cit. nr. 1141, p.1198).

    Het kind wordt hier dus geacht de tweede man van zijn moeder als natuurlijke vader te hebben gehad vanaf zijn geboorte.

    Bijgevolg moet het bedrag voor een eerste geboorte toegekend worden, aangezien het om het eerste kind van de betrokkene gaat (Cfr. advies K.C. 132/4291/2 van 17 maart 1970, punt 2).

    Ingevolge art. 64, §2, A, 2° G.W. tenslotte is laatstgenoemde de bevoorrechte rechthebbende, en wel sedert de geboorte van het kind voor zover hij op dat ti jdstip deel uitmaakte van het gezin van de moeder.

    Wij menen bijgevolg dat de bijslagtrekkende voor het betrokken kind aanspraak kan maken op een kraamgeld voor een eerste kind en dat ze bijgevolg het verschil mag innen tussen het kraamgeld voor een 1ste kind en het kraamgeld voor een 3de kind.

    Bron: Juridische Studiën. Ref.: E6148/C24.

    Top