Informatienota 1990/11: - Toepassing van het KGB. nr. 228. - Inhouding van 375fr. - Informatienota 1989/10 van 31 mei 1989.

Door middel van de informatienota 1989/10 van 31 mei 1989 werd het standpunt van de Minister van Sociale Zaken meegedeeld volgens hetwelk werklozen die via een regionale tewerkstellingsdienst bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tewerkgesteld zijn (art. 171 van het KB van 20 december 1963) de verhoogde schaal van art. 42bis G.W. kunnen genieten.

De vraag stelt zich of de rechthebbenden die de hoedanigheid niet bezitten van rechthebbenden met personen ten laste bv. omdat de inkomsten te hoog zijn, omdat de echtgenote of persoon met wie de rechthebbende een gezin vormt een beroepsbezigheid heeft of nog omdat de kinderen niet in zijn gezin of in dat van zijn gescheiden echtgenoot worden opgevoed, onderworpen zijn aan de inhouding van 375fr.

Dergelijke categorie van rechthebbenden werd immers expliciet voorzien in art. 2 van het desbetreffende KB dd. 9 december 1983, krachtens hetwelk de inhouding (barema 40-42) van toepassing is op tewerkgestelde werklozen.

De Minister van Sociale Zaken was van oordeel dat betrokken tewerkgestelde werklozen, die een verhoogde werkloosheidsuitkering genieten en geen vergoeding die vergelijkbaar is met het loon dat de besturen aan hun beambten betalen voor hetzelfde werk, aanspraak kunnen maken op de verhoogde schaal 42bis G.W.

Moet om deze reden ook de inhouding die normaal verricht moet worden op de kinderbijslag die aan tewerkgestelde werklozen wordt uitbetaald, niet gebeuren voor betrokken werklozen die bedoeld zijn in art. 171 van KB van 20 december 1963 en die de gewone kinderbijslag ontvangen?

Antwoord dd. 4 april 1990 van de Directie der Juridische Studiën. Ref.: E097/Contr. (uittreksel)

Het Ministerie van Sociale Voorzorg is van oordeel dat de werklozen die via de regionale tewerkstellingsdiensten bij de RVA tewerkgesteld zijn en die bedoeld zijn in art. 171 van KB van 20 december 1963, de verhoogde schaal van art. 42bis G.W. kunnen genieten en dus eigenlijk niet tewerkgesteld zijn door de overheid of een instelling als bedoeld in afdeling 4, hoofdstuk I, titel III van KB van 20 december 1963 (zie informatienota 1989/10 van 31 mei 1989).

Voor deze rechthebbenden die effectief recht hebben op de verhoogde schaal is er geen enkel probleem zij zijn in geen geval onderworpen aan de vermindering van de kinderbijslag.

Deze rechthebbenden die toch geen recht hebben op de verhoogde schaal, b.v. omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van KB van 12 april 1984, zijn o.i. evenmin onderworpen aan de vermindering van de kinderbijslag, omdat zij gelet op de interpretatie van het Ministerie vallen onder de uitzonderingen van art. 2, 1°, van KB nr. 228 van 9 december 1983.