Kruimelpad
MO 485 van 23 juli 1990 - Vaststelling van hoofdzakelijk uitgeoefend beroep - Toepassing van artikel 59 van de SWKL
Tekst
De programmawet van 22 december 1989 heeft de veralgemening van het recht op maandelijkse kinderbijslag en trimestrialisering ingevoerd.
Bij de uitbreiding van dit recht werden maatregelen genomen teneinde het recht op gezinsbijslag in de regeling waarin de hoofdactiviteit wordt uitgeoefend, in het geval van samenloop van rechten in het regime der werknemers en zelfstandigen, te bepalen.
Artikel 59, welk dit principe inhoudt, is toepasselijk bij dubbele activiteit als werknemer en zelfstandige in hoofde van dezelfde persoon en bij samenloop van activiteiten als werknemer en zelfstandige in hoofde van verschillende personen (art. 60) vanaf de maand waar deze situatie zich voordoet.
Een werknemer is luidens artikel 59, eerste lid G.W., niet gerechtigd op kinderbijslag in de regeling van de werknemers wanneer hij in hoofdzaak een ander beroep uitoefent. Overeenkomstig artikel 59, tweede lid G.W., wordt elke tewerkstelling in hoedanigheid van werknemer in een arbeidsregeling, waarvan het aantal arbeidsuren per maand ten minste gelijk is aan de helft van het aantal maandelijks gepresteerde arbeidsuren door een werknemer die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming, of, bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak, beschouwd als een hoofdzakelijk uitgeoefend beroep.
De bovenvermelde norm moet gecontroleerd worden op basis van het arbeidscontract met inachtname van de volgende richtlijnen:
1. Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur
Onverminderd punt 3, wordt, van zodra de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur minstens een halftijdse activiteit inhoudt, de voorwaarde van artikel 59 geacht te zijn vervuld.
Het recht op gezinsbijslag wordt geopend in de regeling werknemers voor de ganse duur van het contract. De werkgever moet elke vermindering van arbeidsprestaties tot onder bovenvermelde grens meedelen aan de bevoegde kinderbijslaginstellingen.
Tijdens de inloopmaand dient, ter opening van het recht vanaf deze maand, een halftijdse activiteit verricht te worden (zie voorbeeld 1). Indien het einde van de activiteit samenvalt met een referentiemaand, dient een halftijdse activiteit te worden verricht gedurende deze maand om recht te openen voor het kwartaal dat volgt (zie voorbeeld 1).
2. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur
Onverminderd punt 3 wordt, van zodra de arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur minstens een halftijdse activiteit per maand inhoudt, de voorwaarde van artikel 59 geacht te zijn vervuld, waardoor aldus gezinsbijslag is verschuldigd in de regeling werknemers.
3. Het systeem van trimesterialisering blijft onverminderd van toepassing
Dit betekent dat het recht op gezinsbijslag wordt afgeleid uit de situatie gedurende de referentiemaand, rekening houdend met een mogelijke cumulatie van verschillende contracten (voor bepaalde of onbepaalde duur).
4. Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een zelfstandige werknemer heeft een halftijds contract afgesloten voor onbepaalde duur op 20 februari. Hij opent recht op gezinsbijslag in de regeling werknemers vanaf 1 maart de ganse duur van het contract (norm niet bereikt in februari).
Op 1 augustus vermindert hij zijn prestaties (tot onder de halftijdse norm). Het recht voor het derde trimester blijft geopend op basis van de situatie in de referentiemaand (mei). Er wordt geen recht geopend in de regeling werknemers voor het vierde trimester, aangezien de norm niet werd bereikt tijdens de referentiemaand (augustus).
Indien hij daarentegen zijn arbeidsprestaties vermindert gedurende de maand september, blijft het recht geopend in de regeling werknemers voor het vierde trimester op basis van de situatie in de referentiemaand augustus.
Voorbeeld 2
Een zelfstandige werknemer sluit diverse contracten voor bepaalde duur:
- halftijds contract van 1 februari tot 31 maart
- deeltijdse arbeidsovereenkomst met 1/4 prestaties van 1 juli tot 31 oktober
- deeltijdse arbeidsovereenkomst met 1/4 prestaties van 1 augustus tot 30 september.
Het recht op gezinsbijslag in de regeling werknemers wordt geopend vanaf 1 februari tot en met 30 juni, rekening houdend met de trimesterialisering. Tijdens de maand juli opent hij geen recht in de regeling werknemers aangezien hij de maandelijkse norm niet bereikt en er geen enkel recht kan worden geopend voor het derde trimester op basis van voortzetting van recht (geen activiteit in mei).
Tijdens de maand augustus opent hij recht op gezinsbijslag in de regeling werknemers door de cumulatie van twee contracten. Dit recht strekt zich uit vanaf augustus tot eind december. In deze situatie kan worden gesteld dat de werknemer onderworpen is aan de regeling zelfstandigen gedurende de maanden januari en juli.
Voorbeeld 3
Vader is zelfstandige.
Moeder sluit een halftijds contract voor bepaalde duur van 15 maart tot 15 mei en een deeltijds contract met 1/4 prestaties van 1 augustus tot 30 november.
Zij opent het recht op gezinsbijslag in de regeling werknemers vanaf de eerste maand waarin zij voldoen aan de maandelijkse norm, nl. de maand april (referentiemaand). Aldus opent zij recht tot eind september. Vanaf oktober wordt de zelfstandige vader opnieuw rechthebbende in de regeling zelfstandigen, aangezien een deeltijds contract met 1/4 prestaties niet volstaat om recht te openen in de regeling van de werknemers.
Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, is de zelfstandige rechthebbende indien hij de volledige bijdragen betaalt (zie tweede en derde lid van de Min. Omz. nr. 455 d.d. 11 januari 1988). Indien de werknemer geen recht heeft als zelfstandige, aangezien hij beperkte bijdragen betaalt, heeft hij toch recht in de kinderbijslagregeling voor werknemers op basis van zijn onderwerping, wat zijn arbeidsprestaties ook zijn. Indien evenwel, na onderzoek van de inkomsten van betrokkene, toch volledige bijdragen verschuldigd blijken te zijn, zijn de onderrichtingen van voormelde ministeriële omzendbrief nr. 455 analoog van toepassing.
De ministeriële omzendbrief betreffende de vaststelling van het hoofdzakelijk uitgeoefend beroep bij toepassing van artikel 59 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt opgeheven.