Kruimelpad
MO 534 van 4 maart 1994 - Toepassing van de Art. 77, 78 en 79, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1408/71 en van artikel 10, lid 1, sub b), ii) van Verordening (EG) nr. 574/72
Tekst
Het besluit nr. 150 van 26 juni 1992 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, waarvan copie als bijlage, vervangt het besluit nr. 129 van 17 oktober 1985, gelet op het arrest van 11 juni 1991 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de zaak Athanasopoulos (C.251/89).
Dienaangaande moeten volgende richtlijnen worden gevolgd voor de toepassing van in rand vermelde artikelen.
I. De artikelen 77 en 78 van Verordening (EG) nr. 1408/71 wijzen de bevoegde Lid-Staat aan voor de toekenning van kinderbijslagen voor kinderen die ten laste komen van een pensioen of rentetrekker en voor wezen.
Het is evenwel mogelijk dat voor dezelfde pensioen of rentetrekker op basis van een ander pensioen of andere rente of dezelfde wees uit hoofde van dezelfde overleden werknemer een recht kan worden toegekend krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat.
Desgevallend voorziet besluit nr. 150 in een betaling per verschil. De andere Lid-Staat kent een aanvulling toe op de krachtens de wetgeving van de aangewezen Lid-Staat verleende bijslag ten belope van het verschil tussen het bedrag van de werkelijk ontvangen bijslag krachtens de wetgeving van de aangewezen Lid-Staat en het bedrag verschuldigd door de andere Lid-Staat.
De artikelen 79, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1408/71 en 10, lid 1, sub b), ii) van Verordening (EG) nr. 574/72 bepalen dat het recht op bijslagen, verschuldigd krachtens de artikelen 77 en 78, wordt geschorst, indien voor de kinderen krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat op grond van verrichte beroepswerkzaamheden recht op gezins- of kinderbijslag bestaat.
Besluit nr. 150 bepaalt dat het recht slechts wordt geschorst ten belope van het bedrag van de ingevolge de wetgeving van de andere Lid-Staat werkelijk ontvangen gezins- of kinderbijslagen wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden.
II. Toepassingsmodaliteiten
Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat bepaalt dat voor de toekenning van de bijslagen een aanvraag moet worden ingediend, dient voor de toekenning van de aanvulling eveneens een aanvraag te worden ingediend.
De aanvulling wordt toegekend op de werkelijk ontvangen bijslagen ongeacht de woonplaats op het grondgebied van de gemeenschap.
Bij de vaststelling van de aanvulling wordt rekening gehouden met alle kinderen of wezen geboren voor of na het overbrengen van de woonplaats, het verrichten van de beroepswerkzaamheden of het ontstaan van een nieuw recht op uitkeringen overeenkomstig de wetgeving van een tweede Lid-Staat.
De aanvulling wordt toegekend zolang wordt voldaan aan de vastgestelde voorwaarden voor het recht op bijslagen krachtens de wetgeving van de desbetreffende Lid-Staat.
Wanneer niet meer aan de bij de wetgeving van de aangewezen Lid-Staat vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, betaalt de andere Lid-Staat het volledige bedrag van de bijslagen waarop krachtens de wetgeving van deze Lid-Staat recht bestaat.
Het bedrag van de aanvulling wordt voor de eerste keer vastgesteld uiterlijk na bet verstrijken van een periode van twaalf maanden na het ontstaan van het recht op bijslagen in de Lid-Staat die de aanvulling toekent.
Daarna geschiedt de vaststelling van de aanvulling ten minste om de twaalf maanden.
Naar analogie met besluit 147 van 10 oktober 1990 betreffende de toepassing van artikel 76 van Verordening(EG) nr. 1408/71 dient in bet belang van de gezinnen om de zes maanden een voorschot op de bijslagen te worden uitgekeerd.
Bij de vergelijking tussen de twee bedragen moet rekening worden gehouden met de omrekeningskoers bedoeld in punt 10 van bijgevoegd besluit.
Dit besluit vermeldt tevens verdere praktische modaliteiten bij de toekenning van een aanvulling.
III. Het besluit nr. 150 treedt in werking met ingang van 1 september 1993. Artikel 120 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders is van toepassing. De aanvulling krachtens de Belgische wetgeving kan, op basis van bovenvermeld arrest, worden toegekend tot maximaal 3 jaar vóór de aanvraag, ook indien deze is gedaan vóór 1 september 1993.