Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

7 juli 2017 - Decreet tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid, tot vaststelling van vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren en tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin (B.S. 08.08.2017)

    Gearchiveerde versie
    Dit decreet werd gewijzigd door decreet van 21 mei 2021 tot wijziging van diverse decreten over welzijn, volksgezondheid en gezin (B.S. 18.06.2021)

     

    HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

    Artikel 1. (01.11.2017 - ...)

    Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

    Art. 2.  (01.01.2019 - 17.04.2019)

    In dit decreet wordt verstaan onder:

    1° agentschap: het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid dat optreedt als enige publieke uitbetalingsactor;
    begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie toelagen in het kader van het gezinsbeleid betaald worden;
    3°  decreet van 18 juli 2003: het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;
    4° decreet van 22 november 2013: het decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector;
    gezinsbeleid: het gezinsbeleid met inbegrip van alle vormen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen, vermeld in artikel 5, §1, II, 1°, van de bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en het beleid inzake de gezinsbijslagen, vermeld in artikel 5, §1, IV, van de voormelde wet;
    6° Huizen van het Kind: de Huizen van het Kind, vermeld in hoofdstuk 3 van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van de preventieve gezinsondersteuning;
    7°  Kind en Gezin: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;
    private uitbetalingsactor: een private rechtspersoon, vergund met het oog op de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    toelagen in het kader van het gezinsbeleid: de toelagen die de overheid uitbetaalt aan gezinnen in het kader van de gezinsbijslagen, of elke andere toelage die de overheid rechtstreeks toekent ter ondersteuning van de kosten voor de opvoeding van kinderen of andere doelstellingen in het kader van het gezinsbeleid;
    10° uitbetalingsactoren: het agentschap en de private uitbetalingsactoren.

    HOOFDSTUK 2. - Oprichting van het agentschap

    Art. 3.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    §1. Er wordt een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als vermeld in artikel 13 van het decreet van 18 juli 2003. 

     Het agentschap draagt de naam Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid.

    §2. De Vlaamse Regering bepaalt tot welk beleidsdomein het agentschap behoort.

    §3. De Vlaamse Regering bepaalt de vestigingsplaats van het agentschap.

    HOOFDSTUK 3. - Missie en taken

    Art. 4.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap heeft als missie de stipte, correcte en continue uitbetaling van toelagen in het kader van gezinsbeleid, samen met de private uitbetalingsactoren

     Binnen het kader van de missie, vermeld in het eerste lid: 
    1° verzorgt het agentschap een performant, klantvriendelijk en kwaliteitsvol aanbod, waarin de gezinnen en in het bijzonder de meest kwetsbare gezinnen maximaal bijgestaan worden in de uitoefening van hun recht op toelagen in het kader van gezinsbeleid;
    2° onderzoekt het agentschap proactief het recht op toelagen, op basis van de gegevens die beschikbaar zijn via de elektronische gegevensstromen, met het oog op de automatische rechtentoekenning en uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid waar mogelijk.

    Art. 5.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Om de missie, vermeld in artikel 4, waar te maken, heeft het agentschap de volgende taken:
    1° zijn kredieten beheren, de kredieten die noodzakelijk zijn voor de werking aan de private uitbetalingsactoren uitbetalen, alsook de besteding van de toegekende kredieten opvolgen;
    2° efficiëntiewinsten in zijn publieke uitbetalingsfunctie en bij de private  uitbetalingsactoren realiseren;
    3° de private uitbetalingsactoren ondersteunen bij het informeren en het bijstaan van gezinnen om hun rechten te kunnen uitoefenen;
    4° de regelgeving over de toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid door alle uitbetalingsactoren operationaliseren en concretiseren; 
    5° toezicht houden op de naleving van de regels voor de toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    6° een kwaliteitssysteem voor de uitbetalingsactoren opzetten en beheren;
    7° als publieke uitbetalingsactor instaan voor de, waar mogelijk, automatische uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    8° één gemeenschappelijke betaalmotor ontwikkelen en uitbouwen die het de uitbetalingsactoren mogelijk maakt om toelagen in het kader van het gezinsbeleid op een efficiënte, correcte en zo veel mogelijk automatische wijze uit te betalen;
    9° de private uitbetalingsactoren financieel responsabiliseren;
    10° klachten over het optreden van de uitbetalingsactoren behandelen.

    De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid.

    Art. 6.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Met het oog op de uitvoering van de missie, vermeld in artikel 4, en de taken, vermeld in artikel 5, is het agentschap gerechtigd alle activiteiten te verrichten die bijdragen tot de verwezenlijking van de voormelde missie en taken. 

    Om de taken, vermeld in artikel 5, te realiseren, werkt het agentschap samen met instanties, diensten en verenigingen die op het vlak van de voormelde taken actief zijn, in het bijzonder met Kind en Gezin en met de Huizen van het Kind.

     Het agentschap organiseert samen met de private uitbetalingsactoren een goed uitgewerkte loketfunctie, zowel fysiek via de Huizen van het Kind, als via digitale weg. Het agentschap zorgt er in overleg met de private uitbetalingsactoren voor dat de fysieke loketten voldoende geografisch verspreid en vlot bereikbaar zijn.

     Het agentschap zal de verworven kennis en expertise ter beschikking stellen van Kind en Gezin.

     Het agentschap optimaliseert en vernieuwt zijn activiteiten permanent op basis van actuele ontwikkelingen op het vlak van kennis en expertise.

    Art. 7.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap registreert en verwerkt alle gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn om:
    1° de taken, vermeld in artikel 5 van dit decreet, uit te voeren;
    2° de beleidsgerichte input, vermeld in artikel 4, §3, van het decreet van 18 juli 2003, te leveren.

     De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de gegevensregistratie en verwerking, met inachtneming van de regelgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor de verwerking van de persoonsgegevens.

    HOOFDSTUK 4. - Organisatie van het agentschap

    Afdeling 1. - Raad van bestuur

    Art. 8.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    §1. Het agentschap wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit:
    1° negen bestuurders, aangesteld door de Vlaamse Regering;
    2° één bestuurder voor elke vergunde private uitbetalingsactor;
    3° één waarnemend lid, aangewezen door Kind en Gezin;
    4° de gedelegeerd bestuurder, vermeld in artikel 9.

    §2. Overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het decreet van 22 november 2013 is minimaal een derde van het aantal stemgerechtigde leden van de raad van bestuur een onafhankelijke bestuurder.

    Zodra de raad van bestuur samengesteld is met twee derde van de stemgerechtigde leden overeenkomstig paragraaf 1, zal de aldus gedeeltelijk samengestelde raad van bestuur de procedure voor de aanstelling van de onafhankelijke bestuurders opstarten, vermeld in artikel 5 van het decreet van 22 november 2013.

    §3. De Vlaamse Regering wijst een voorzitter en een ondervoorzitter aan onder de leden van de raad van bestuur. 

    Het mandaat van voorzitter van de raad van bestuur is niet verenigbaar met het mandaat van gedelegeerd bestuurder.

    Art. 9.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    De Vlaamse Regering stelt de gedelegeerd bestuurder aan die belast is met het dagelijks bestuur van het agentschap. 

    Het dagelijks bestuur omvat:
    1° de dagelijkse leiding en de werking van het agentschap;
    2° de voorbereiding en de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur;
    3° het bijwonen van de vergaderingen van de raad van bestuur;
    4° de uitoefening van de door de raad van bestuur toegewezen bevoegdheden;
    5° de leiding van en het toezicht op de personeelsleden van het agentschap. 

     Conform artikel 23 van het decreet van 18 juli 2003 en artikel 10 van het decreet van 22 november 2013 worden twee regeringscommissarissen aangesteld.

    Art. 10.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    §1. De raad van bestuur regelt in het huishoudelijk reglement zijn eigen werking. 

    De raad van bestuur bepaalt in het huishoudelijk reglement de bijkomende bevoegdheden die gedelegeerd worden aan de gedelegeerd bestuurder en de voorwaarden van die delegatie. 

    §2. De raad van bestuur kan de volgende bevoegdheden niet delegeren:
    1° de strategische doelstellingen van het agentschap bepalen;
    2° het jaarlijkse ondernemingsplan, vermeld in artikel 5/1 van het decreet van 18 juli 2003, opmaken;
    3° de begroting opstellen;
    4° de algemene rekening vaststellen;
    5° de bevoegdheden uitoefenen die door de rechtspositieregeling van het personeel zijn toegewezen aan de raad van bestuur.

    De raad van bestuur legt het huishoudelijk reglement, evenals iedere wijziging of aanvulling, ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt haar beslissing tot al dan niet goedkeuring van het huishoudelijk reglement binnen de dertig dagen na de voorlegging ervan. Bij ontstentenis van een beslissing binnen die termijn, wordt het huishoudelijk reglement verondersteld te zijn goedgekeurd.

    Afdeling 2. - Publieke uitbetalingsfunctie en boekhouding

    Art. 11.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap organiseert de publieke uitbetalingsfunctie van toelagen in het kader van het gezinsbeleid.

    Art. 12.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap voert een transparante boekhouding waarbij een efficiënte besteding van de overheidsmiddelen wordt aangetoond en verantwoord en waarbij in een strikte scheiding wordt voorzien tussen, enerzijds, de middelen, inclusief de reserves, die vastgelegd zijn voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, en, anderzijds, de middelen die vastgelegd zijn voor de werking van de uitbetalingsactoren.

    Art. 13.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Zorginspectie als vermeld in artikel 3, §2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein, houdt, op verzoek van Kind en Gezin, toezicht op de besteding van de beleidskredieten door de publieke uitbetalingsactor.

    Afdeling 3. - Audit

    Art. 14.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Binnen het agentschap richt de raad van bestuur een auditcomité op. 

    Het auditcomité is zowel bevoegd voor de interne controle van de bedrijfsprocessen en activiteiten van het agentschap als voor de externe controle van alle bedrijfsprocessen en activiteiten van de private uitbetalingsactoren met inachtneming van artikel 34 van het decreet van 18 juli 2003 en het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 betreffende controle en single audit.  

     Het auditcomité staat de raad van bestuur bij op de volgende domeinen:
    1° het bereiken van de opgelegde doelstellingen en het effectieve en efficiënte beheer van risico's;
    2° de naleving van regelgeving en procedures;
    3° de betrouwbaarheid van de financiële en beheersrapportering;
    4° de effectieve en efficiënte werking van activiteiten en de efficiënte inzet van middelen;
    5° de bescherming van de activa van het agentschap en de voorkoming van fraude;
    6° de financiële responsabilisering van de uitbetalingsactoren.

     Het auditcomité kan een beroep doen op een interne auditdienst, op een bedrijfsrevisor of op een natuurlijke of rechtspersoon als vermeld in de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007, en, mits het akkoord van de raad van bestuur, op andere middelen, om zijn taak te vervullen.

    Art. 15.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    De raad van bestuur stelt een auditcharter op en legt dat ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. 

    Het auditcharter verduidelijkt de aspecten in verband met de doelstellingen, de taken, de plaats in de organisatie, de verantwoordelijkheid voor de naleving van de aanbevelingen en de werking van de auditfunctie, met inbegrip van de rapportering aan de uitbetalingsactoren waar een audit uitgevoerd is.

    Art. 16.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap rapporteert aan Kind en Gezin over elke audit.

    Art. 17.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    De raad van bestuur wijst de leden van het auditcomité aan voor een periode van vijf jaar. De raad van bestuur wijst de voorzitter en de ondervoorzitter van het auditcomité aan. 

    Het comité bestaat uit maximaal vijf leden, met uitsluiting van personeelsleden van het agentschap, de voorzitter en de ondervoorzitter inbegrepen. 

     Maximaal drie leden maken deel uit van de raad van bestuur van het agentschap, met uitsluiting van de leden die voorgedragen zijn door de private uitbetalingsactoren.

    Afdeling 4. - Klachten- en bemiddelingsdienst

    Art. 18.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Binnen het agentschap wordt een klachten- en bemiddelingsdienst opgericht. 

    Art. 19.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    De klachten- en bemiddelingsdienst behandelt de klachten over de werking en activiteiten van de uitbetalingsactoren, naast de klachten over de eigen werking en activiteiten, met inachtneming van de bepalingen van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen. 

    Art. 20.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    De klachten- en bemiddelingsdienst bemiddelt tussen een uitbetalingsactor en een begunstigde bij een geschil over een recht op toelagen of over de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid

    Art. 21.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Het agentschap rapporteert jaarlijks over de klachten over uitbetalingsactoren en de bemiddeling tussen uitbetalingsactoren en begunstigden aan Kind en Gezin binnen de termijn en volgens de vormvereisten die de Vlaamse Regering bepaalt.

    Afdeling 5. - Sociale inspectie- en begeleidingsdienst

    Art. 22.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Binnen het agentschap wordt een sociale inspectie- en begeleidingsdienst opgericht.

    Art. 23.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    De sociale inspectie- en begeleidingsdienst begeleidt gezinnen of controleert, ook op verzoek van een uitbetalingsactor, de mogelijke discrepantie tussen de administratieve en de feitelijke situatie van het kind of de begunstigde met het oog op een correcte toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid

    De taken van de sociale inspectie- en begeleidingsdienst voor de begeleidings- en controleopdracht, vermeld in het eerste lid, omvatten in elk geval:
    1° controleren of de gegevens uit de authentieke bronnen gelijk zijn aan de concrete situatie van de gezinnen;
    2° tijdens huisbezoeken de gezinnen informeren over hun recht op toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    3° de solvabiliteit van de schuldenaars controleren, in geval van terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, om in voorkomend geval een afbetalingsplan op te stellen;
    4° controleren of de toepasselijke regelgeving wordt nageleefd.

    De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels voor de opdrachten van de sociale inspectie- en begeleidingsdienst en kan voor de inspectiefunctie van het agentschap regels voor samenwerkingsverbanden met andere inspectiediensten binnen de Vlaamse en federale overheid vastleggen.

    HOOFDSTUK 5. - Financiële middelen

    Art. 24.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Het agentschap kan over de volgende ontvangsten beschikken: 
    1° kredieten voor zijn eigen werking, voor de werking van de uitbetalingsactoren en voor de uitbetaling van toelagen aan de begunstigden die zijn aangesloten bij het agentschap;
    2° schenkingen en legaten in speciën;
    3° opbrengsten uit verkopen;
    4° ontvangsten die voortvloeien uit daden van beheer of beschikking van eigen goederen;
    5° subsidies waarvoor het agentschap in aanmerking komt;
    6° opbrengst uit sponsoring;
    7° terugvordering van ten onrechte verrichte betalingen;
    8° vergoedingen voor prestaties aan derden, in het bijzonder de bijdragen van derden in de kostprijs daarvan;
    9° retributies als ze bij een decreet zijn toegewezen aan het agentschap;

    Art. 25.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    De Vlaamse Regering kan aan het agentschap roerende en onroerende goederen ter beschikking stellen om zijn taken te vervullen. Ze kan nadere regels bepalen voor de modaliteiten van terbeschikkingstelling van die goederen. 

    HOOFDSTUK 6. - Vergunningsnormen voor private uitbetalingsactoren

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen

    Art. 26. (inwerkingtreding 01.11.2017)

    §1. Kind en Gezin kan maximaal vier private uitbetalingsactoren vergunnen conform de voorwaarden, vermeld in dit hoofdstuk. 

     Een vergunde private uitbetalingsactor maakt deel uit van de raad van bestuur van het agentschap. 

    Een vergunning geldt voor onbepaalde duur. 

    §2. Na vier jaar werking van de private uitbetalingsactoren zal Kind en Gezin de organisatie van de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid evalueren. 

     De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de procedure voor de evaluatie vermeld in het eerste lid, die minstens betrekking hebben op de volgende criteria: 
    1° de kostenefficiëntie van de werking;
    2° de werking vermeld in artikel 27, 11°;
    3° de uitvoering van de taken vermeld in artikel 28.

     Op basis van de resultaten van die evaluatie kan de Vlaamse Regering beslissen om de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid exclusief door het agentschap te laten uitvoeren.

    Afdeling 2. - Vergunnings- en werkingsvoorwaarden

    Art. 27.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Om een vergunning te krijgen en te behouden, voldoet een private uitbetalingsactor aan de volgende voorwaarden:

    1° de private uitbetalingsactor is opgericht als vereniging zonder winstoogmerk conform de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen waarbij als de uitbetalingsactor een samenwerkingsverband vormt met een andere rechtspersoon, de besluitvorming, boekhouding en financiële middelen van de uitbetalingsactor volledig gescheiden gehouden worden van de andere entiteit; 
    2° de private uitbetalingsactor heeft geen samenwerkingsverband gesloten met een ziekenfonds in het kader van het gezondheidsbeleid, met een vakbond in het kader van werkloosheid of met een zorgkas binnen de Vlaamse Sociale Bescherming;
    3° de private uitbetalingsactor neemt alleen taken op voor activiteiten in het kader van het gezinsbeleid en heeft geen activiteiten als ziekenfonds in het kader van het gezondheidsbeleid, als vakbond in het kader van werkloosheid of als zorgkas binnen de Vlaamse Sociale Bescherming;
    4° de private uitbetalingsactor koppelt geen voordelen aan de aansluiting van een begunstigde, vermeld in artikel 28, 11°; 
    5° de private uitbetalingsactor maakt aannemelijk dat hij binnen zes maanden nadat hij de vergunning heeft verkregen, ten minste 120.000 kinddossiers in actief beheer zal hebben;
    6° de private uitbetalingsactor heeft na die eerste termijn van zes maanden gedurende elke twee opeenvolgende kalenderjaren een gemiddelde van ten minste 120.000 kinddossiers in actief beheer, waarbij het gemiddelde berekend wordt op het einde van de tweejaarlijkse periode, op basis van de kwartaalgegevens, vermeld in het kadaster, beheerd door Kind en Gezin;
    7° de private uitbetalingsactor neemt in de statuten de volgende bepalingen op: 
    a) een formulering van het maatschappelijk doel in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet;
    b) de verplichting om bij stopzetting van de activiteiten voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid de middelen en de reserves conform de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten te besteden of terug te storten aan de bevoegde overheid; 
    c) de verplichting om bij stopzetting van de activiteiten alle gegevens die noodzakelijk zijn om de continuïteit in de betalingen en de activiteiten te verzekeren, digitaal te bezorgen aan het agentschap; 
    8° de private uitbetalingsactor legt, in geval van fusies tussen of overnames van vergunde uitbetalingsactoren of van hun activiteiten, het fusie- of het overnameplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur van het agentschap;
    9° de private uitbetalingsactor gaat zonder voorafgaande machtiging door de raad van bestuur van het agentschap geen lening of een financieel leasingcontract aan dat het totaal aan schulden in verband met beheersverrichtingen boven de 100% van de eigen fondsen overschrijdt, exclusief de provisies voor risico’s en kosten en de beleidskredieten; 
    10° de private uitbetalingsactor gaat zonder voorafgaande machtiging van de raad van bestuur van het agentschap niet over tot het verwerven of afstand doen van onroerende goederen; 
    11° de private uitbetalingsactor organiseert de werking van zijn rechtspersoon en activiteiten volgens de volgende principes: 
    a) een aantoonbaar kwaliteitsbeleid uitwerken; 
    b) een doelmatig en efficiënt financieel en personeelsbeleid voeren;
    c) de gebruikers horen bij de evaluatie van de activiteiten;
    d) de bestuursorganen op een deugdelijke manier organiseren; 
    e) aantonen dat voldoende garanties aanwezig zijn om de continuïteit in de activiteiten en de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid te garanderen;
    f) bijdragen tot een efficiëntere uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid en tot ondersteuning van het gezinsbeleid; rekening houdend met de financiële responsabiliseringscriteria die de Vlaamse Regering op basis van objectieve parameters daarvoor vaststelt; 
    g) een intern controlesysteem uitwerken om redelijke zekerheid te verschaffen over:
    1) het bereiken van de doelstellingen;
    2) de naleving van wetgeving en procedures;
    3) de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;
    4) het efficiënte en economische gebruik van middelen;
    5) de bescherming van activa;
    6) het voorkomen van fraude;
    12° de private uitbetalingsactor beschikt over een eigen bankrekening;
    13° de private uitbetalingsactor voert een financieel beleid waarbij in een strikte scheiding wordt voorzien tussen, enerzijds, de middelen, met inbegrip van de reserves, die vastgelegd zijn voor de eigen werking van de uitbetalingsactor, en, anderzijds, de middelen die vastgelegd zijn voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    14° de private uitbetalingsactor wendt de reserves, aangelegd ten laste van de werkingsmiddelen alleen aan voor zijn eigen werking; 
    15° de private uitbetalingsactor wendt de reserves, aangelegd ten laste van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, alleen aan voor toelagen in het kader van het gezinsbeleid
    16° de private uitbetalingsactor stelt een commissaris-revisor aan die, aanvullend op zijn wettelijke taak en opdracht, jaarlijks attesteert dat de middelen die bestemd zijn voor toelagen in het kader voor het gezinsbeleid, alleen aangewend worden voor de uitbetaling van die toelagen, en dat de middelen die bestemd zijn voor de werking van de private uitbetalingsactor, alleen aan die werking besteed worden;
    17° de private uitbetalingsactor verzekert dat bij stopzetting van de activiteiten, uitgezonderd in geval van een door het agentschap goedgekeurde fusie met of overname door een andere vergunde private uitbetalingsactor, de reserves die aangelegd zijn met werkingsmiddelen of toelagen in het kader van het gezinsbeleid, worden terugbetaald aan de bevoegde overheid, met uitzondering van:
    a) reserves die aangelegd zijn voor het sociaal passief met de expliciete goedkeuring van het agentschap;
    b) reserves die aangelegd zijn voor een meerjarige verbintenis, gesloten door de private uitbetalingsactor met derden, als door het agentschap expliciete goedkeuring is verleend om die meerjarige verbintenis te sluiten;
    18° de private uitbetalingsactor ontplooit voor toelagen in het kader van het gezinsbeleid een werking binnen de volledige Vlaamse Gemeenschap;
    19° de private uitbetalingsactor verleent zijn volledige medewerking aan het toezicht door het auditcomité, vermeld in artikel 14 van dit decreet, en aan elke andere vorm van decretaal bepaald toezicht.

    Art. 28.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Een private uitbetalingsactor vervult minstens de volgende opdrachten:

    toelagen in het kader van het gezinsbeleid stipt, correct, continu en, waar mogelijk, automatisch uitbetalen aan de aangesloten gezinnen, waarbij gebruikgemaakt wordt van de gemeenschappelijke betaalmotor, vermeld in artikel 5, eerste lid, 8°, met inachtneming van de regelgeving betreffende deze toelagen en de onderrichtingen van het agentschap;
    2° het recht op toelagen in het kader van het gezinsbeleid van de dossiers onder zijn beheer proactief onderzoeken op basis van de gegevens die beschikbaar zijn via de elektronische gegevensstromen, met het oog op automatische rechtentoekenning waar mogelijk en het informeren van begunstigden en potentieel begunstigden van hun recht op toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    3° samenwerken met andere instanties, diensten en verenigingen die op het vlak van de toegewezen opdrachten actief zijn, in het bijzonder Kind en Gezin, het agentschap en de Huizen van het Kind; 
    4° in samenwerking met het agentschap de loketfunctie vervullen, vermeld in artikel 6, derde lid;
    5° de gegevens die betrekking hebben op activiteiten in het kader van het gezinsbeleid en de werking van de rechtspersoon, registreren en verwerken, en die gegevens ter beschikking stellen van Kind en Gezin en het agentschap in de vorm en binnen de termijnen die de Vlaamse Regering vaststelt;
    6° waarborgen dat de persoonsgegevens geregistreerd en verwerkt worden met inachtneming van de regelgeving betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
    7° een transparante boekhouding opmaken, waarbij een efficiënte besteding van de overheidsmiddelen wordt aangetoond en verantwoord, en waarbij in een strikte scheiding wordt voorzien tussen, enerzijds, de middelen, inclusief de reserves, die vastgelegd zijn voor de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, en, anderzijds, de middelen die vastgelegd zijn voor de werking;
    8° reserves aanleggen, beheren en aanwenden conform artikel 27, 14° en 15°. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels betreffende de reservevorming;
    9° een herstelplan opmaken en naleven of op eigen kosten een crisismanager aanstellen in de gevallen en onder de voorwaarden, die de Vlaamse Regering daarover vaststelt; 
    10° bij stopzetting van de activiteiten of bij opheffing van de vergunning alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de overname van de activiteiten, ter beschikking stellen van de bevoegde overheid in de vorm en binnen de termijnen, die de Vlaamse Regering vaststelt;
    11° elk verzoek tot aansluiting van een begunstigde aanvaarden en het recht van de begunstigde om te veranderen van uitbetalingsactor, respecteren, tenzij een wettelijke of decretale bepaling dat verhindert;
    12° meewerken aan de rapportering, in de vorm en binnen de termijnen die de Vlaamse Regering vaststelt. 

    Art. 29.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Kind en Gezin verleent een vergunning aan de private uitbetalingsactoren conform de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 27 en 28.

    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraagprocedure voor een vergunning.

    De toekenning van een vergunning aan een private uitbetalingsactor wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

    Art. 30.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Een private uitbetalingsactor die zijn activiteiten wil stopzetten, brengt het agentschap met een aangetekende brief daarvan op de hoogte, minstens twaalf maanden voor de effectieve stopzetting. Gedurende die termijn van twaalf maanden blijft de private uitbetalingsactor verantwoordelijk voor de continuïteit van de activiteiten. 

    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de te volgen procedure bij de vrijwillige stopzetting van de activiteiten van een vergunde private uitbetalingsactor en neemt de nodige maatregelen om de continuïteit in de betaling voor de begunstigden te garanderen.

    HOOFDSTUK 6/1 Subsidies voor de private uitbetalingsactoren

    (ingevoegd door het decreet van 27 april 2018, artikel 200 - inwerkingtreding 01.01.2019)

    Artikel 30/1. (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Een private uitbetalingsactor ontvangt jaarlijks een subsidie van Kind en Gezin om de toelagen in het kader van het gezinsbeleid te kunnen uitbetalen overeenkomstig de regelgeving betreffende de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Die subsidie dient louter om de bedragen te dekken die uitbetaald moeten worden aan de begunstigden van toelagen in het kader van het gezinsbeleid.

    De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden voor de vaststelling en de toekenning van de subsidies, vermeld in het eerste lid.

    Artikel 30/2. (inwerkingtreding 01.01.2019)

    § 1. Een private uitbetalingsactor ontvangt van het agentschap jaarlijks een subsidie voor de werkingskosten volgens de hiernavolgende bepalingen. Die subsidie moet de werking van de private uitbetalingsactor ondersteunen om de uitbetaling, vermeld in artikel 30/1, te garanderen en te optimaliseren. De private uitbetalingsactoren bepalen hoe ze die middelen willen aanwenden binnen de context van de activiteiten waarvoor ze ter uitvoering van artikel 29 een vergunning hebben verkregen, en binnen de context van de vergunningsnormen, vermeld in artikel 27 en 28, die betrekking hebben op het gevoerde financiële beleid.

    Het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit decreet is de totale enveloppe aan werkingsmiddelen voor de private uitbetalingsactoren gelijk aan het totale bedrag aan werkingskosten dat ze in het voorlaatste jaar vóór de inwerkingtreding van dit decreet ontvangen hebben overeenkomstig artikel 2, 7°, en artikel 4 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen.

    § 2. Vanaf het tweede jaar na de inwerkingtreding van dit decreet worden de berekeningswijze en toekenningsvoorwaarden van die enveloppe bepaald door de Vlaamse Regering.

    Artikel 30/3.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Elke private uitbetalingsactor ontvangt een gedeelte uit de totale enveloppe voor werkingsmiddelen dat gebaseerd is op de verhouding van het bedrag van de uitbetaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid ten opzichte van het totale bedrag aan toelagen in het kader van het gezinsbeleid uitbetaald door de private uitbetalingsactoren in de loop van een dienstjaar. Daarnaast ontvangt de private uitbetalingsactor 1,5% van de onterecht uitbetaalde gezinsbijslagen die teruggevorderd worden. De Vlaamse Regering kan criteria vastleggen die tot doel hebben het bedrag van onterecht uitbetaalde gezinsbijslagen door een private uitbetalingsactor zo laag mogelijk te houden.

    De Vlaamse Regering kan aan de private uitbetalingsactoren een aanvullende werkingssubsidie toekennen voor de uitbetaling van andere toelagen in het kader van het gezinsbeleid volgens de voorwaarden die ze bepaalt.

    Artikel 30/4.  (inwerkingtreding 01.01.2019)

    Op zijn vroegst twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet en op basis van een grondige evaluatie van de werking van de private uitbetalingsactoren door het agentschap kan een deel van de subsidie voor werkingskosten, vermeld in artikel 30/2 en 30/3, bijkomend afhankelijk gemaakt worden van door de Vlaamse Regering vast te stellen criteria om de goede werking van de private uitbetalingsactoren te kunnen garanderen.

    HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin

    Art. 31.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Aan artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt:
    “6° gezinsbeleid: het gezinsbeleid met inbegrip van alle vormen van hulp en  bijstand aan gezinnen en kinderen, vermeld in artikel 5, §1, II, 1°, van de bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en het beleid inzake de gezinsbijslagen, vermeld in artikel 5, §1, IV, van de voormelde wet;
    toelagen in het kader van het gezinsbeleid: toelagen als vermeld in de regelgeving betreffende de toelagen in het kader van het gezinsbeleid.”

    Art. 32.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord “kinderopvang” en het woord “en” de zinsnede “, de regie van toelagen in het kader van het gezinsbeleid,” ingevoegd.

    Art. 33.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    In hetzelfde decreet wordt een artikel 7/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: 
    “Art. 7/1. De regie van toelagen in het kader van het gezinsbeleid door het agentschap omvat in elk geval:
    1° de beleidsvoorbereiding en -ontwikkeling van een geïntegreerd gezinsbeleid
    2° het verlenen van een vergunning aan de private uitbetalingsactoren en de uitoefening van toezicht en controle op de uitbetalingsactoren;
    3° het beheer en de toekenning van beleidskredieten aan de uitbetalingsactoren
    4° de ontwikkeling, de uitbouw en het beheer van een gegevensnetwerk in het kader van toelagen in het gezinsbeleid, dat de uitwisseling van alle noodzakelijke gegevens met Vlaamse en federale authentieke gegevensbronnen en de uitbetalingsactoren mogelijk maakt;
    5°  de registratie en verwerking van de noodzakelijke persoonsgegevens om een kadaster van toelagen in het kader van het gezinsbeleid op te richten en te beheren.

    Het agentschap beoogt met de toelagen in het kader van het gezinsbeleid  de ondersteuning van gezinnen en kinderen op een geïntegreerde wijze, doelmatig en efficiënt aan te pakken, met daarbij ook aandacht voor de bestrijding van kinderarmoede.”

    Art. 34.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    In artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 
    1° in het eerste lid wordt de zinsnede “7 en 8” vervangen door de zinsnede “7, 7/1 en 8”;
    2° in het tweede lid wordt de zinsnede “7 en 8” vervangen door de zinsnede “7, 7/1 en 8”; 
    3° in het zesde lid, 1°, wordt de zinsnede “7 en 8” vervangen door de zinsnede “7, 7/1 en 8”.

    HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

    Art. 35.  (inwerkingtreding 01.11.2017)

    Artikel 90 en 91 van het decreet van 15 juli 2016 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden opgeheven.

    Art. 36. De Vlaamse Regering bepaalt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding.

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Datum einde geldigheid
    Top